Boekbespreking

De Amsterdamse buitenplaatsen

Wat verstaat de auteur onder het begrip ‘Amsterdamse buitenplaatsen’? Hiermee bedoelt hij buitenverblijven, die vanuit Amsterdam vaak al in de zeventiende eeuw, maar ook wel later, zijn gesticht door vooraanstaande Amsterdamse families om de zomers gezond ‘op het land’ door te brengen. In dit verband verband kan men zich afvragen of buitenplaatsen in Haarlem, zoals Paviljoen Welgelegen, of oorspronkelijk door Haarlemmers gesticht, zoals Ipenrode en Saxenburg en meer buitenplaatsen in Bloemendaal, in dit boek thuis horen.

Al in de achttiende eeuw werden er prentwerken van buitenplaatsen en hun omringende tuinen gemaakt; wat dat betreft is er eigenlijk niets nieuws onder de zon. Wat te denken van het boek Amsterdamsche Buitensingel, door D. Willink (1723), over Amsterdam ‘nevens de omleggende dorpen, opgeheldert door aanteekeningen, over veele voornaams geschiedenissen’. Ook andere boeken vertellen ons over landelijke gebieden buiten Amsterdam: Gerrit Schoemaker’s Amstellandsche Arkadia over Amstelland (1737), Abraham Rademakers’ Hollands Tempe verhérelykt, vertoond in dertig uitmuntende gezigten; beginnende van Amsterdam af langs de Haarlemmer Trekvaart [...] (1728) en van dezelfde auteur Hollands Arcadia of de vermaarde rivier de Amstel (1730).
Als we ons dan ook nog de prachtige plaatwerken herinneren zoals De Zegepraalende Vecht [...] door D. Stoopendaal en A. De Leth (1719), Het Zegenpralend Kennemerland door M. Brouerius van Nidek (1729-1731) en H. De Leth, en Het verheerlykt Watergraefs- of Diemermeer bij de stadt Amsterdam door D. Stoopendaal en M. Brouerius van Nidek (1725), wordt duidelijk dat alle buitenplaatsconcentraties die nu door René Dessing zijn beschreven als interessante recreatieve en toeristisch aantrekkelijke gebieden ook in de achttiende eeuw al als Amsterdamse parels werden aangemerkt.

Dankzij wetenschappelijk onderzoek op verschillende universiteiten en gesteund door de Nederlandse Kastelenstichting, het tuinhistorisch genootschap Cascade en diverse musea en historische verenigingen, is er de afgelopen decennia veel kennis vergaard over de geschiedenis van kastelen, landgoederen en buitenplaatsen in Nederland. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw is door het Frans Hals Museum al veel informatie bijeengebracht en aandacht gevraagd voor de groene geschiedenis van Kennemerland; de RCE heeft vanaf 1980 over de ’s-Gravelandse buitenplaatsen gepubliceerd in haar Bijdragen tot bronnenonderzoek [...] en gaf haar Jaarboek 1998 het thema ‘buitenplaatsen’ mee. Aan het groene culturele erfgoed langs de Vecht wordt, naast de vele boeken die over dit onderwerp verschijnen, de laatste jaren aandacht besteed door de stichting Groene parels. De Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur (1995-2000) besteedde in meer dan duizend pagina’s ruim aandacht aan de geschiedenis van aangelegd groen in Nederland, inclusief dat rondom kastelen en landhuizen, en het boek Noord-Hollands Arcadia (2005) van Chr. Bertram bracht tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland bijeen van ruim vier honderd kastelen en buitenplaatsen.
Deze laatste publicatie is zeker als vertrekpunt voor het nieuwe boek over Amsterdamse buitenplaatsen te beschouwen, alleen met een heel andere benadering. In het boek van Bertram treffen we exacte archiefbeschrijvingen aan van alle in het Archief Noord-Holland voorhanden zijnde tekeningen, prenten en kaarten van de Noord-Hollandse buitenplaatsen, voorafgegaan door een korte geschiedenis van het huis en haar eigenaren en/of bewoners. In De Amsterdamse buitenplaatsen daarentegen worden meer korte ‘verhalen’ over het huis en de plaats aan aangeboden, zoals bijzonderheden over eigenaren, over een schilderijenverzameling die zich ooit op het huis bevond, over bezoekers die de buitenplaats aandeden of over de functies die het huis in de loop van de tijd heeft gehad. En het boek is duidelijk gericht op recreanten en toeristen; bij ieder huis worden de belangrijkste websites vermeld, evenals de eventuele aanwezigheid van een horecagelegenheid, attracties en andere te bezoeken buitenplaatsen in de buurt.

In totaal worden zestig historische buitenplaatsen behandeld. Het boek leest prettig en is interessant. De kennis die wordt aangeboden is informatief, amusant en overzichtelijk gepresenteerd. Kaartjes en afbeeldingen in kleur verduidelijken en verlevendigen de teksten. Ook is er aandacht voor interieurs, wandschilderingen, plafonddecoraties, tuinsieraden (follies), etc.
Zelf had ik graag nog wat meer willen lezen over de buitenplaatsen van de stichters, gekoppeld aan hun woning in Amsterdam, om vervolgens bijvoorbeeld de vraag te kunnen stellen of de stijl van hun woonhuis en buitenplaats overeenkomsten vertoont en of dezelfde architecten/aannemers en kunstenaars voor hun stadshuizen en buitenplaatsen werden ingeschakeld. Aardige relaties zijn bijvoorbeeld Schaep en Burgh in ’s- Graveland en St.-Anthoniebreestraat 69 – later verbouwd en bekend als Het Pintohuis – , beide van Abel Matthijsz. Burgh, Paviljoen Welgelegen in Haarlem en Keizersgracht 444 van Henry Hope, of Meerzicht – zie Meer en Berg met tuinontwerp van Daniel Marot – in Heemstede en Kloveniersburgwal 29 – beter bekend als het Trippenhuis – van Henry en Louis Trip. Maar het uitzoeken van dergelijke gegevens zou natuurlijk wel meer tijd en onderzoek hebben gevergd.

Het is duidelijk dat dit boek geen architectuurgids of geschiedenisboek wil zijn. Architectuur, tuinarchitectuur en interieurarchitectuur komen wel ter sprake, maar worden niet uitputtend en stelselmatig behandeld. Tuinarchitecten en hun ontwerpen worden wel genoemd, maar lang niet altijd. De Amsterdamse buitenplaatsen is in de eerste plaats een gids voor de moderne Nederlandse toerist – voorlopig is de tekst alleen in het Nederlands – , die geïnteresseerd is in buitenplaatsen en een bezoek aan deze tot voor kort toch vrij onbekende historische huizen en tuinen wil combineren met een bezoek aan tentoonstellingen, concerten, bijpassende diners, owershows, landgoedfairs etc.
Volgende boeken over buitenplaatsen rond Utrecht, Den Haag, Arnhem en Groningen zou ik van harte willen aanbevelen.

Carla Oldenburger

René W. Chr. Dessing, De Amsterdamse buitenplaatsen: een vergeten stadsgeschiedenis. Kennemerland, Gooi, ’s-Graveland, Vecht, Angstel, Amstel, Utrecht (Matrijs) 2015. 224 pagina’s met afbeeldingen en kaarten. Prijs: € 19,95.

(Uit: Binnenstad 269, maart/april 2015)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.