OZ Voorburgwal 38 vóór de sloop (foto Walther Schoonenberg) |
Oudezijds Voorburgwal 38 was op de Waarderingskaart ingedeeld als 'Orde 2', wat wil zeggen dat het in de zin van de Monumentenwet werd beschouwd als waardevol voor het beschermd stadsgezicht en dat bij vernieuwing zoveel mogelijk dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. De oorspronkelijke gevelelementen moeten worden gehandhaafd en indien nodig hersteld.
In het ingediende bouwplan van Claus en Kaan, dat de VVAB enkele jaren geleden beoordeelde, werd de
historische karakteristiek van het pand ernstig aangetast door het pand volledig te strippen van alle
beeldbepalende onderdelen, zoals de markante pui uit de jaren twintig, de houten kroonlijst en dakkapel
alsmede alle historische vensterkozijnen. Bovendien zouden de vensters in de zijgevel worden dichtgemetseld,
terwijl er in die zijgevel wel een groot gat zou worden uitgefreesd om zicht te bieden op de fraaie
zijgevel van het museum (OZ Voorburgwal 40). Dit nieuwe venster zou eigentijds worden vormgegeven. De VVAB
maakte bezwaar tegen het bouwplan. "Het bouwplan behelst de vrijwel volledige onttakeling van een
beeldbepalend, historisch pand in een gave gevelwand. Behalve een aantasting van de waarde van het pand
betekenen de voorgestelde ingrepen tevens een onaanvaardbare aantasting van het beschermde stadsgezicht",
schreef de Vereniging. Als rechtvaardiging voor de ingrijpende verbouwing werd door de aanvrager aangevoerd
dat de vloerniveau's van het pand moesten worden gewijzigd om aan bouwtechnische en programmatische eisen
te voldoen. Desalniettemin is men daarbij veel verder gegaan dan noodzakelijk was. Door de verwijdering van
alle karakteristieke gevelonderdelen stond het bouwplan haaks op de bedoeling van de 'Orde 2'-bescherming
en is het een pretentieus bouwwerk geworden. De nieuwbouw heeft een luidruchtige uitstraling die geen
rekening houdt met de monumentale omgeving waar het nu voor altijd deel van uitmaakt. De vensters zijn
holle ogen, die je koud en kil aanstaren. En wat te denken van de fel oranje toevoegingen en de
geabstraheerde dakkapel in de vorm van een soort glazen kubus?
OZ Voorburgwal 38 na de 'herbouw' (foto Walther Schoonenberg) |
Laten we de rijkdom van wat verdween eens vergelijken met de 'genuanceerde kwaliteit' van de nieuwbouw die daar volgens de Welstandscommissie voor in de plaats kwam. Waar het oorspronkelijke pand een zo fraai gedetailleerde houten kroonlijst had, doet de nieuwe gevelbeëindiging door zijn bewust gezochte strakheid pijn aan de ogen. En kijk eens naar de wijze waarop de houten kroonlijst een stukje de hoek omliep vergeleken met de ielige hoekoplossing nu. Of wilde u inbrengen dat u het dakraam in zijn eenvoud toch echt een verbetering vindt ten opzichte van de vroegere dakkapel? De ingangspartij is nog niet gereed, maar of het kleurrijke platte vlak daarboven zich straks zal kunnen meten met de gave onderpui in Amsterdamse School-stijl is toch moeilijk voorstelbaar. De oude gevel stond bovendien ‘op vlucht’, terwijl de nieuwe recht in het lood gebouwd is, waardoor hij ten opzichte van de overige bebouwing visueel naar achter lijkt te vallen. Kortom, het is allemaal nog stukken erger geworden dan we al vreesden. Dit pand past misschien goed in IJburg, maar niet in de binnenstad en al helemaal niet in deze gave gevelwand.
Hoogst bedenkelijk was ook de medewerking die de opdrachtgever ondervond van het Bureau Monumenten &
Archeologie (BMA). Volgens het bouwplan zou het pand slechts worden 'gestript' in plaats van gesloopt en
dus niet vanaf de grond opnieuw worden opgebouwd. Pas nadat de bouwvergunning was verleend, kwam de
opdrachtgever tot de conclusie dat het gebouw toch beter helemaal gesloopt kon worden – hetgeen dus
helemaal niet was vergund. Als doekje voor het bloeden schijnt men wel de oorspronkelijke bakstenen
te hebben gebruikt; BMA zou dit project als een 'pilot' hebben opgevat om te zien of het mogelijk was
een pand zodanig opnieuw op te metselen dat je het verschil niet ziet. De gevels zouden zijn opgemeten
en de bakstenen zelfs genummerd. Maar bij het opnieuw opbouwen bleek, althans volgens een metselaar,
dat de documentatie volstrekt onvoldoende was om de gevel te kunnen herbouwen.
De schuld van deze schanddaad ligt geheel en al bij het stadsdeel dat weigerde de zelf opgestelde
beleidsuitgangspunten ook bij het plan van deze 'bevriende' vergunningsaanvrager zonder aanziens des
persoons toe te passen. De conclusie van dit verhaal luidt dat je als culturele instelling in de
provinciestad Amsterdam alles waar anderen slechts van dromen voor elkaar kan krijgen, als je maar
een architect van naam en faam inschakelt.
Rest ons het museum, dat wij uiteraard lief hebben als één van onze belangrijkste cultuurhistorische monumenten, te feliciteren met de nieuwe toegang en bezoekerscentrum, die, ook in onze opvatting, noodzakelijk waren om het monument te behoeden tegen slijtage als gevolg van de steeds verder stijgende bezoekersaantallen. Onze kritiek richt zich louter op de gekozen benadering en de medewerking van instanties die hier gewoon ‘neen’ hadden kunnen en moeten zeggen. Het fraaie negentiende-eeuwse pand had nooit gesloopt mogen worden. Met Potgieters verzuchting "Waar rees, hoe vaak de moker klonk. Iets schooners op dan wat er zonk" weet iedereen immers van te voren dat er eigenlijk nooit iets beters voor terugkomt.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 271, jul./aug. 2015)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.