![]() |
![]() |
Amstel 104 met het 'naambordje' van Tijmen Kroon, geschreven op de hardstenen plint van de voorgevel (foto: Wim Ruigrok) | Makelaarsstafjes – met het Amsterdamse stadswapen – dienden als legitimatiebewijs van de beëdigde makelaars (foto: Maarten Brinkgreve) |
De meeste van deze gevelaanduidingen stammen uit de negentiende en twintigste eeuw. Iedereen die de site
www.gevelreclames.nl bekijkt, ziet vele voorbeelden in
Amsterdam die uit die tijden dateren. Dat schrijven op gevels een oude gewoonte was, blijkt ook uit Het boek der
opschriften van J. van Lennep en J. ter Gouw (1869): "Ontelbaar zijn de opschriften, die als beroepsaanduidingen
voorkomen..." Daarbij viel het hun op dat velen nog de oude gildetitel gebruikten, dat wil zeggen met
de aanduiding 'Mr' (meester), "schoon zij nooit de proef voor 't meesterschap gedaan hebben" (1).
Op het eerste gezicht lijkt het alsof deze tekst ook hier van toepassing is. Aan de andere kant is het naambordje
op Amstel 104 veel zwieriger geschreven dan de negentiende-eeuwse opschriften. Zou het naambordje misschien
toch ouder zijn? Bij bestudering van de eigenaren van het pand, blijkt deze veronderstelling te kloppen.
De uit 's-Graveland afkomstige Tijmen Kroon werd in 1782 eigenaar van het pand (2). Uit de gildearchieven
blijkt dat Tijmen op 3 maart 1767 zijn gildeproef als meestertimmerman heeft gedaan (3). Naast zijn ambacht
was hij, zoals veel van zijn collega's, ook werkzaam als makelaar. In de makelaarsarchieven komen we Tijmen
voor het eerst tegen in 1777, dat is althans het eerste jaar waarin hij zijn contributie aan het gilde betaalde (4).
Iedereen die als makelaar werkte, beschikte over een makelaarsstafje, het officiële stokje met het stadswapen
waarmee de beëdigde makelaar zich identificeerde.
De punt en de 'I' op de gevel verwijzen vermoedelijk naar dit stafje en naar het zegel. Het ligt voor de hand
dat Tijmen vlak na de aankoop in 1782 het opschrift aan heeft laten brengen. Aan het pand zelf lijkt hij weinig te
hebben gedaan. De voorgevel en vermoedelijk ook het interieur met de stucgang en de trapleuning met gebeeldhouwde
balusters zal uit ongeveer 1767 stammen. In dat jaar verbouwde de vorige eigenaar, meestertimmerman
Jan Schoonhoven, het pand, zoals blijkt uit de verhoging op de belasting (5). In 1803 overleed Tijmen.
Zijn tweede vrouw, Johanna Wessels, werd in 1804 gedwongen het pand te verkopen, aangezien haar beddenwinkel
failliet was gegaan (6).
Met uitzondering van een aantal volmachten is er verder weinig terug te vinden over Tijmen Kroon; vermoedelijk
behoort hij tot de grote middenmoot van timmermannen en makelaars. Desondanks is de herinnering
aan hem tastbaar gebleven in het gevelopschrift op Amstel 104. Vermoedelijk is zijn naambordje een van
de oudste die in Amsterdam bewaard zijn gebleven, misschien zelfs wel het oudste. Het is daardoor een interessant
getuigenis van een 'gewone' Amsterdammer uit de achttiende eeuw.
Pieter Vlaardingerbroek
Voetnoten:
1 J. van Lennep en J. ter Gouw, Het boek der opschriften.
Een bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandsche volksleven, Leiden 1869, p. 231.
2 Stadsarchief Amsterdam (SAA), archief 5062, inv.nr.
156, fol. 465 (14 mei 1782).
3 SAA, archief 366, inv.nr. 1487, fol. 4v.
4 SAA, archief 366, inv.nr. 1179.
5 SAA, Verpondingsregisters. Jan Schoonhoven had het pand in 1738 gekocht toen het nog functioneerde als
paardenstal en koetshuis. In 1774 werd het pand bij openbare veiling verkocht aan Jens en Michiel de
Leeuw, die het vervolgens overdeden aan Tijmen Kroon.
6 SAA, archief 5072, inv.nr. 6935.
(Uit: Binnenstad 271, juli/augustus 2015)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.