Interview met Stephen Hodes

'Deltaplan toerisme nodig'

Stephen Hodes kwam 46 jaar geleden op zijn 21ste van Kaapstad naar Amsterdam. Hij studeerde bouwkunde aan de TU Delft. Kort daarna ging hij werken als marketingmanager bij het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT). In 1985 vertrok hij New York waar hij directeur Noord-Amerika werd voor het NBT. Na zeven jaar kwam hij terug in Nederland waar hij leiding gaf aan de afdeling horeca, toerisme en cultuur van KPMG. Nadat hij in 1997 met vijf KPMG-collega’s LAgroup was begonnen en zich ondermeer ging bezighouden met citymarketing en toeristisch beleid werd hij door de media gebombardeerd tot ‘toerismeexpert’, vooral nadat het onderwerp van de ‘drukte’ hoog op de politieke agenda kwam. We spreken hem in Spaces aan de Herengracht, een grachtenpand waar creatieve ondernemers, die graag in de stad werken, een werkplek huren.

Je hebt veel van de wereld gezien. Wat is er volgens jou bijzonder aan Amsterdam?
Voor mij maakt de functiemenging onze stad zo interessant. In andere steden is het centrum vaak exclusief voor bedrijven. ’s Avonds gaan de mensen weg en dan is het er doods. In Amsterdam is dat niet zo. Dat is wat Amsterdam uniek maakt, de balans tussen de verschillende stedelijke functies wonen, werken en recreëren. Hier hebben we, om met Jane Jacobs te spreken, ‘eyes on the street’. Maar aan dat unieke karakter dreigt een einde te komen. Ik word af en toe neergezet als antitoerist, maar dat ben ik helemaal niet. Ik was nota bene zelf jarenlang werkzaam in de toerismesector. Toeristen betekenen een verrijking voor de stad, maar het moet niet doorslaan in een monocultuur.

Stephen Hodes (foto Wim Ruigrok)

Is het nog niet te laat? Kunnen we het tij nog keren?
Je moet nooit opgeven. Kijk naar de jaren zeventig. Ik heb mij toen beziggehouden met de Jordaan. Er waren grote sloopplannen en veel panden stonden er slecht bij, maar een aantal mensen gaf de strijd voor behoud niet op. Ja, er is een tsunami van toerisme onderweg, het is lastig dat tegen te houden. Toch is er wel degelijk iets aan te doen maar dan moet men wel bereid zijn keuzes te maken. Er is alle reden om somber te zijn maar ik ben een optimist. Ik geef het pas op als het echt te laat is en dat is het nog niet.

Het gemeentebestuur maakt vooralsnog geen echte keuzes. Ze staan eigenlijk alleen spreiding en bestrijding van overlast voor.
Op een gegeven moment kan ook dat niet meer. Stel je geeft een feest. Je nodigt dertig mensen uit. Die nemen allemaal een vriend mee. Zestig mensen in je huis. Een beetje druk maar nog altijd leuk. Maar dan zet één van die vrienden je feestje op Facebook. Opeens komen er twaalfhonderd mensen. Dan is het geen leuk feestje meer. Dat is wat nu met de stad aan het gebeuren is. De stad heeft geen onbeperkt absorptievermogen. Er is een fysieke grens aan wat mogelijk is. De maatregelen die het gemeentebestuur neemt, zullen geen enkel effect hebben. Het idee dat maatregelen om de toeristen te spreiden de drukte in de binnenstad zullen beperken, is een illusie. Toeristen zijn als jagers die je ook alleen maar ziet waar prooi is. Anders gesteld: ze zijn als mieren die op een suikerklontje af komen. De binnenstad is dat suikerklontje. Ze komen voor de attracties, ze komen voor de binnenstad, de grachten, de musea, de coffeeshops. Er komen vooralsnog geen attracties in andere wijken die daarmee kunnen concurreren. Het gemeentebestuur maakt geld vrij voor het opknappen van parken. Ik noem dat onzin. Het zal nul-komma-nul effect hebben op toerisme en spreiding.

Zef Hemel zegt dat we de stad moeten vergroten en de bevolking laten toenemen naar twee miljoen. Dan tellen we als stad internationaal gezien weer mee. Dan leggen de bewoners weer meer gewicht in de schaal.
Dat is volkomen irreëel. Dat gaat niet gebeuren. Onze stad groeit met een kleine één procent per jaar. Ik kom net uit Tokyo. Daar wonen 37 miljoen mensen in één stad. Waar blijf je dan met je twee miljoen? Ook als je de gemeente Amsterdam groter maakt door annexatie van de omliggende gemeenten, wordt de stad zelf niet groter. De Randstad beleef je niet. Sommigen spreken over Holland City: ons hele land één stad. Maar dat beleef je niet zo. Als je van Amsterdam naar Haarlem gaat kom je in een andere stad. Dat is een andere entiteit, met een eigen karakter. We zijn een dichtbevolkt land met veel relatief kleine steden. We moeten de grenzen van de stad helder maken en het groengebied tussen de steden bewaren. Amsterdam is en blijft een kleine stad. Accepteer dat, omarm dat. En heb je beleid op orde. Ga het regelen. En het kan, we hebben een goede uitgangspositie. Dat heeft met de schaal van de stad te maken. Ik heb ook helemaal geen angst dat we een uitverkoop krijgen naar rijke Russen of Chinezen. Want de schaal van de stad is te klein, de huizen zijn te klein, de trappen te steil, geen liften. Het probleem ligt vooral bij de beleidsmakers. Zij hebben een obsessie met groei en onvoldoende oog voor de ‘quality of life’.

Parkeerhaven voor touringcars aan het IJ langs de Piet Heinkade (foto Wim Ruigrok)
Bezoekers worden door touringcars naar de rondvaartboten op de Oude Turfmarkt gebracht. (foto Wim Ruigrok)

We hebben dus een goede uitgangspositie om de strijd aan te gaan?
We zijn anders dan andere steden en dat bijzondere karakter van een relatief kleine stad op menselijke schaal moeten we koesteren. Het betekent tegelijkertijd dat we maatregelen moeten nemen. Toerisme is zeker belangrijk voor de stad, maar de balans is zoek. En het is niet waar dat we het toerisme nodig hebben om de voorzieningen in stand te houden. Het Rijksmuseum heeft ook jarenlang gefunctioneerd met minder dan een miljoen bezoekers. Je hebt geen twee miljoen bezoekers nodig om te blijven bestaan.

Welke maatregen zijn nu nodig om dat unieke karakter van een gemengde woon-werkstad in stand te houden?
Ten eerste moet er een ander accommodatiebeleid komen. Het gemeentebestuur heeft een hotelnota uitgebracht, maar daarin staan vooral intenties, geen enkele echte maatregel. Er komt geen hotelstop voor de hele stad. Vorig jaar zijn er drieduizend hotelkamers bijgekomen en de komende jaren zullen er nog eens zesduizend hotelkamers worden bijgebouwd. Voorzover er dan een stop geldt, is het: ‘nee, tenzij ...’, dus zo boterzacht als het maar kan. Er komen dus veel nieuwe hotels bij, ook in de binnenstad. Wat we nodig hebben, is een volledige stop tot de toegezegde hotelkamers zijn gebouwd. Daarna stel je een quotum in van, zeg, vierhonderd kamers per jaar, een beheerste groei toe. Het is niet populair, maar je moet het doen. Anders raakt de stad, bij één procent bevolkingsgroei per jaar, volledig uit balans.

Uitbreiding van terras op het Spui (foto Wim Ruigrok)
Een zomerse dag op de Wallen (foto Wim Ruigrok)

Moet je dan niet ook Airbnb aanpakken?
De gemeente heeft een contract gesloten met Airbnb. Airbnb draagt nu toeristenbelasting af, dat is mooi. Maar de gemeente heeft op geen enkele manier inzicht gekregen in hun gegevens. Zij heeft zich alleen maar monddood laten maken. Ik zou het omdraaien. Airbnb geeft de gemeente volledig inzage in hun gegevens, adressen, het aantal nachten, het aantal mensen, etc., wat elk hotel ook moet doen, anders worden ze verboden. Punt. Als de gemeente dan weet, wie zich niet houdt aan de regels, dan kan er effectief worden opgetreden. Er worden door bedrijven hele huizen gekocht om die continu aan toeristen te verhuren. Ook bij woonboten gebeurt dat. Je moet als overheid bereid zijn om een einde te maken aan de verhuur van hele woningen. Op dit ogenblik is het eigenlijk niet mogelijk te handhaven want er zijn geen gegevens. Je moet niet afhankelijk willen zijn van een kliklijn.

Wat is jouw tweede maatregel?
Je moet formuleren welke stad je wilt zijn. Een persoon heeft een vriendenkring die bij hem past. Dat is bij een stad net zo. Een stad heeft een karakter, bepaalde eigenschappen. Dan blijkt al snel dat deze stad niet moet inzetten op grote groepen, niet op groepen uit China, Rusland, India, noem maar op. Wij moeten inzetten op een schaal die past bij de stad. Kies dus voor individueel reizende mensen, ervaren reizigers. Ik heb het dus niet alleen over cultuurtoeristen, maar over, laten we zeggen, kwaliteitstoeristen. Die kunnen jong of oud zijn, arm of rijk, net als de stad zelf is dat een mix. Kortom, niet inzetten op de eerste generatie-toeristen. Kijk naar de Amerikaanse bezoekers. Toen die hier voor het eerst kwamen, kwamen ze ook in groepen, net als de Chinezen nu. Dat zie je bij de Amerikanen niet meer. Ze zijn ervaren reizigers geworden. De eerste generatie gaat in groepsverband, de tweede gaat individueel, maar doet alleen toplocaties aan, de derde is avontuurlijker en gaat van de gebaande paden af, wil alles zelf ontdekken.

Hoe kan je ervoor zorgen dat er alleen nog individuele toeristen komen?
Door geen hotels te bouwen van 600-plus kamers. Een groepshotel is groot en onpersoonlijk. De accommodatie bepaalt deels wat je voor toeristen krijgt. Als je een quotum hebt, kun je daarop sturen. Hetzelfde geldt voor het soort attracties in de stad. En je moet ‘Amsterdam Marketing’ een heldere opdracht geven. Nu is de stadspromotie erop gericht om zoveel mogelijk mensen naar Amsterdam te halen. Als je deze stad wilt marketen, dan promoot je het bijzondere karakter van onze stad. Je hebt ook aandacht voor de bewoners en je houdt continu de balans in de gaten. Je gaat in gesprek met de bewoners. Die worden nu door het gemeentebestuur weggezet als lastig, zeurders. Dat moet veranderen. Mijn tweede maatregel is dus samengevat: sturen op het soort hotel, het type attractie, een andere marketing.

Moeten we niet af van de cruiseschepen?
Ik zou nooit een grotere sluis maken om cruiseschepen met achtduizend mensen aan boord naar de stad te halen, maar die komt toch. De riviercruiseschepen zijn een ander verhaal. Dat gaat enorm groeien. Zorg ervoor dat ook de cruiseschepen toeristenbelasting betalen. Ze brengen veel vervuiling met zich mee, ze lozen mensen voor een korte tijd, je hebt als stad relatief weinig hieraan.

Wat is jouw derde maatregel?
Haal de touringcars uit de binnenstad. Verplicht iedereen die met de bus deze stad aandoet over te stappen op boten, aan de rand van de binnenstad. Maak voorzieningen om dat mogelijk te maken. Kijk, die zogenaamde bus-stewards, die touringcars door de binnenstad moeten loodsen, dat zet geen zoden aan de dijk. Misschien wel tijdelijk, maar er moet een lonkend perspectief worden geboden. Dat is er nu niet. Er komen alleen veranderingen als er pijn is óf ambitie. Pijn is er nog niet in voldoende mate. De ondernemers hebben een goede lobby, maar de bewoners kunnen zich niet organiseren. En er is geen ambitie, noch bij de ondernemers, noch bij de gemeente. Daarom verandert er niets. Het moet kennelijk eerst nog veel erger worden.

Fietsen door de Langebrugsteeg (foto Wim Ruigrok)

Wij horen anders nu al mensen zeggen: ‘Ik ga weg’.
Ja, dat is begrijpelijk. Dat komt doordat de monocultuur steeds groter wordt. Uit een recent onderzoek onder drieduizend inwoners is gebleken dat steeds meer mensen de drukke plekken in de stad mijden. Het gebied waar Amsterdammers niet meer willen komen wordt steeds groter en het aantal ‘centrummijders’ groeit. Ik noem dat creeping paralysis, stukje bij stukje raak je steeds verder verlamd. Maar omdat het zo langzaam gaat is het moeilijk om het waar te nemen. Ik fietste laatst met iemand van het Damrak naar het Rembrandtplein en we keken kritisch naar die straten. Wat een armoede! Je ziet het als Amsterdammer niet eens meer. Mijn conclusie is: het gaat om veel acties tegelijkertijd. Het gaat om een optelsom van maatregelen. Ik noemde de eerste maatregelen die je moet nemen. Maar je moet meer doen. Je moet bijvoorbeeld ook de openbare ruimte reguleren. Kijk hoe we met de Dam omgaan, ons nationale plein. Haal de kermis van de Dam, de hotdogtent, zet in op kwaliteit. Beperk het aantal souvenirwinkels. Daar reguleer je ook het soort bezoeker mee. Het gemeentebestuur moet proberen te begrijpen waarom steeds meer bewoners zich keren tegen het toerisme. Deze stad is kleinschalig en heeft een heel specifiek karakter. Er is weinig semi-overgangsgebied tussen het privéhuis en de straat. We wonen direct aan de openbare ruimte, hooguit is er een portiek of een stoep. In andere steden zijn er grote appartementengebouwen met veel interne verkeersruimtes, voortuinen tussen de voordeur en de straat, noem maar op. Daarom ervaren de bewoners het sneller aan den lijve dan in menige andere stad. Uiteindelijk word je figurant in je eigen stad.

Kan Amsterdam wat leren van andere steden? We zijn tenslotte niet de enige erfgoedstad met een toerismeprobleem.
We kunnen bijvoorbeeld wat leren van Barcelona. Daar heeft de burgemeester een echte hotelstop afgekondigd. Ze willen zelfs niet meer de toegezegde vergunningen verlenen. Het is de vraag of ze dat gaat lukken, maar ze zijn ook hard doende nieuw beleid te ontwikkelen. Amsterdam kan daar wat van leren. Maar eigenlijk hoop ik dat andere steden straks iets van ons kunnen leren. Amsterdam moet een gidsstad zijn; laten zien hoe we dit aanpakken, hoe we het bijzondere karakter van onze stad in stand houden. Het toerisme wordt wereldwijd een probleem, maar eigenlijk in de eerste plaats een Europees probleem. De wereldbevolking gaat flink toenemen, behalve in Europa, hier gaat het als enige continent dalen. De oude wereld wordt een toeristische bestemming. Dat is ons voorland. Het probleem begint zich af te tekenen, maar we staan nog maar aan het begin. Daarom zijn er geen halve maar echte maatregelen nodig. Daarom heb ik gepleit voor een deltaplan voor het toerisme. Het is een kwestie van overleven.

Walther Schoonenberg

(Uit: Binnenstad 277, jul./aug./sep. 2016)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.