![]() |
Het carillon van de Zuidertoren, dat in
de achtkantige lantaarn hangt, dateert
uit 1656-1657. Van de vijf Amsterdamse
carillons is het de eerste grote Hemony-
beiaard in de stad. Oorspronkelijk had
het carillon 32 klokken, maar eind zeventiende
eeuw is het met drie klokken uitgebreid,
waardoor het drie octaven omvatte. Behalve
de meeste klokken dateren ook het klavier en
de automatische speeltrommel, gemaakt door
uur- en instrumentmaker Jurriaen Spraeckel,
nog uit de zeventiende eeuw.
Met Gideon Bodden, stadsbeiaardier en
initiatiefnemer van de huidige restauratie,
spreek ik over het herstelde klokkenspel. Hij
vertelt dat carillons een typisch verschijnsel
van de Lage landen zijn en dat de oudste uit
het begin van de zestiende eeuw dateren. 'Er
bestaan verschillende vroege schriftelijke
bronnen over carillonbespelingen en die hebben
allemaal betrekking op het gebied waar
Nederlands werd gesproken. De Nederlanden
vormden echt een uitzondering in heel Europa.
Hier hingen soms wel veertig klokken in
een toren: behalve luid- ook speelklokken.'
Luidklokken worden met touw en wiel in z'n
geheel heen en weer geschommeld, terwijl bij
speelklokken de klok stil hangt en met een
klepel of hamer wordt aangeslagen.
'Maar tot halverwege de zeventiende eeuw waren carillons, in tegenstelling tot hoog ontwikkelde instrumenten als orgels bijvoorbeeld, nog uiterst primitief en vals. Denk aan de zestiende- eeuwse klokken van de speeltoren in Monnickendam. De eersten die erin slaagden zuiver gestemde klokkenspelen te maken waren de uit Lotharingen afkomstige broers François en Pierre/Pieter Hemony (respectievelijk 1609-1667 en 1619-1680). Door hun streven naar perfectie is de kwaliteit van de klokken enorm verbeterd. Amsterdam wilde graag andere steden overtreffen. De stad bood de broers in 1655 een eigen bronsgieterij aan op het Molenpad en gaf hen opdracht voor vijf carillons: het klokkenspel van de Beurs van Hendrick de Keyser uit 1650/1651 (dat in 1668 werd overgebracht naar de Munttoren), het carillon van de Zuidertoren – beide nog in Zutphen gegoten – en de klokkenspelen van de Oude Kerk uit 1658, de Westertoren, eveneens uit 1658, en van het Stadhuis op de Dam uit 1664 (waarvoor de Hemony's tevens de beelden op het dak van Artus Quelllinus goten).'
![]() |
De provisorische 'uitbouw' van het stokkenklavier |
![]() |
De klemconstructie tussen toetsen en draadregelaars |
'Het Hemony-carillon van de Zuiderkerk, het vierde sinds de torenbouw in 1614, heeft bijna 300 jaar gefunctioneerd: van 1657 tot 1956. In de vorige eeuw zijn de klokken aangetast door de zware industrie en het gebruik van kolenkachels. Onder invloed van de daardoor ontstane zwaveldioxide en zure regen corrodeerde het brons en schilferde er aan de binnenzijde een dun laagje af. Voor de grote klokken was dit niet zo erg, maar voor de kleinere klokken had het effect op de stemming. In 1956 is daarom besloten om de zeven kleinste klokken te vervangen. Na de oorlog was er tevens een trend ontstaan om carillons uit te breiden van drie naar vier octaven. Alle belangrijke historische carillons zijn toen vergroot, ook dat van de Zuidertoren. Bij de restauratie in 1959 door de rma Van Bergen uit Heiligerlee is het klokkenspel met twaalf klokken uitgebreid. De beiaardiers wilden dat ook graag, omdat dat extra octaaf hen meer mogelijkheden bood. Tegelijkertijd werd het tractuur- of bedradingsstelsel gemoderniseerd. De metalen draden verbinden de toetsen van het klavier met de klokken. Door een toets aan te slaan worden de draden naar beneden getrokken, zodat de klepels in beweging worden gebracht. De modernisering van dit systeem met zogenaamde tuimelaars – draaiende onderdeeltjes met lagers, die de hoeken in de bedrading moeten opvangen – bood ruimte voor virtuozer spel en was een stuk goedkoper.'
'Onder invloed van de Oude muziek-beweging
ontstond er in de jaren negentig in het beiaardierswereldje
steeds meer oog voor de historische
traditie. Was met al die moderniseringen
niet ook een vergeten muzikale kwaliteit verloren
gegaan? Toen de Zuidertoren in 1993
voor restauratie in de steigers stond zijn alle
klokken uit de toren gehaald, omdat het eikenhout
waaraan ze hingen slecht was. Er is
toen een plan geschreven om het Hemonycarillon
te herstellen en naar aanleiding daarvan
heeft men de zeventiende-eeuwse beiaard
gereconstrueerd. Het aantal klokken werd
weer teruggebracht tot drie octaven, de twaalf
hoogste klokken van het derde octaaf zijn
vervangen door replica's van de oorspronkelijke
Hemony-klokken (gegoten door Eijsbouts),
de klepels zijn vervangen, men heeft
het oude stokkenklavier nagemaakt en het
tractuur- of bedradingssysteem is omgevormd
tot een zogenaamd broeksysteem.'
Naar aanleiding van de gerealiseerde reconstructie
ontspon zich destijds een discussie
onder specialisten, die zich toespitste op drie
punten: de reconstructie van het klavier, het
bedradingssysteem dat het klavier met de
klokken verbond, en het materiaal van de klepels.
'Die reconstructie van het Hemony-carillon
was een aardige gedachte', zegt Bodden,
'maar de vraag was of het ook muzikaal iets
opleverde. Vanwege de lopende restauratie
van de toren was er toen weinig tijd om onderzoek
te doen. Voordat de steigers weer waren
afgebroken moest men bepaalde beslissingen
nemen. Hoe had het instrument er in de zeventiende
eeuw nu eigenlijk uitgezien? Hierover
bestonden toen nog weinig gegevens.
Mijns inziens zijn er destijds teveel keuzes gemaakt
op basis van onzekerheden.'
![]() |
De speelautomaat van Spraeckel (1656) |
'Toen het carillon in 1959 met twaalf klokken werd uitgebreid, moest het oude klavier noodgekwongen worden vervangen; het had gewoon te weinig toetsen om de nieuwe klokken aan te kunnen slaan. In de jaren vijftig zijn alle oude speeltafels gedemonteerd, waarbij ze meestal in stukken werden gezaagd om ze gemakkelijker uit de torens te kunnen verwijderen. In de Westerkerk bevindt zich nog een halve speeltafel en er bestaan nog enkele restanten van de tafel van het Stadhuis op de Dam, maar alleen de zeventiende-eeuwse speeltafel in de Zuiderkerk is in z'n geheel in de toren bewaard. Na de reconstructie van de speeltafel is het oude klavier in 1995 door het Nationaal Beiaardmusem weer in elkaar gezet en gerestaureerd om tentoon te stellen, waarna het museaal is opgesteld tegen de zuidmuur op de eerste zolder van de Zuidertoren. Maar omdat het klavier onder een muuropening stond, was het onderhevig aan wind en regen.'
Waarom is nu de zeventiende-eeuwse speeltafel
weer in gebruik genomen?
'De gereconstrueerde speeltafel uit 1994 had
allerlei speeltechnische problemen. Bij de
'reconstructie' was het meubel niet precies
nagemaakt, maar aangepast aan moderne
wensen. Zo waren de pedaaltoetsen wijder gespatieerd
en had het pedaalklavier een andere
positie ten opzichte van het manuaalklavier,
waardoor de bespeler scheef moest zitten.
Daarnaast waren er moeilijkheden van meer
technische aard: de draadregelaars waren
overmatig zwaar uitgerust waardoor de draden
teveel heen en weer zwiepten en het pedaal
bevatte verroeste ijzeren bouten, terwijl die in
de historische speeltafel helemaal niet voorkwamen.
Is het wel verantwoord om de oude speeltafel
weer te gaan gebruiken? Zal deze niet slijten?
'De oude speeltafel ziet er fraai en doorleefd
uit, maar het enige wat echt oud is, zijn het
eikenhouten frame, de kam – het raamwerk
waarin de manuaaltoetsen op en neer bewegen
– en het oorspronkelijke wellenbord.
Toen alle Amsterdamse carillons aan het einde
van de zeventiende eeuw met twee of drie
klokken werden uitgebreid, zijn ook aan dit
carillon – in 1699 – drie klokjes toegevoegd,
bes3, b3 en c4. Dit is te zien aan de extra gaten
die zijn aangebracht in de kam en zelfs buiten
de rechter stijl van het frame (zie foto). De
meest rechtse toets steekt zelfs uit buiten de
rechter stijl. Het frame en de 'kam' dateren
dus zeker van vóór die tijd, hoogstwaarschijnlijk
uit de tijd van Hemony / Spraeckel
(1656/1657). Pas vanwege de uitbreiding in
1959 met twaalf zogenaamde discantklokken
is deze speeltafel buiten gebruik gesteld.
Dan zijn er een aantal oudere manuaaltoetsen
uit de achttiende of negentiende eeuw
naast een groter aantal recentere toetsen uit
circa 1930, een pedaalklavier met een koppelings-
wellenbord, dat eveneens uit circa 1930
dateert, en de zitbank. Dit betekent dat er
géén zeventiende-eeuwse onderdelen zijn die
door het gebruik van de speeltafel fysiek worden
belast: alle draaipunten zijn in de loop
der eeuwen meermaals vervangen en het pedaalklavier,
dat de grootste krachten te verduren
krijgt, is zelfs twintigste-eeuws.
Alle oude onderdelen zijn bij de restauratie
nadrukkelijk ontlast, zodat er vrijwel geen slijtage
zal ontstaan.In de oude speeltafel waren
vroeger bijvoorbeeld sterke veren bevestigd
om het bespelen van de zware klokken lichter
te maken. Deze veren zorgden voor een belasting
van de draaipunten en toetsen in de
speeltafel. Daarom is nu boven de speeltafel
een stalen frame gemaakt waaraan de veren
zijn bevestigd (zie de eerste foto). De krachten
komen nu op het frame terecht en niet meer
op de speeltafel. Het enige wat door het gebruik
kan verslijten zijn de pedaaltoetsen. De
huidige toetsen dateren uit de twintigste eeuw,
en ja, ooit zullen die wel weer eens gerestaureerd
moeten worden.'
De oorspronkelijke pedaalkoppeling waardoor
de beweging van de pedaaltoetsen op de
manuaaltoetsen wordt overgebracht, is er niet
meer. Alleen het oorspronkelijke wellenbord
is nog aanwezig: dit zit achter het huidige wellenbord
dat uit 1930 dateert. Een hypothese is
dat de speeltafel oorspronkelijk geen pedaalklavier
had, maar dat dit pas in 1699 is aangebracht.
De pedalen en de stalen pedaalkoppelassen
dateren echter uit de twintigste eeuw.
'Dit weten we omdat in de Oude Kerk een
speeltafel van de rma Addicks uit 1930
stond, dat we kennen van historische foto's.
Die tafel had exact dezelfde pedalen, hetzelfde
stalen mechaniek en dezelfde details als in de
Zuiderkerk. Deze pedaalkoppeling is dus inmiddels
ook bijna 100 jaar oud, maar qua historische
relevantie van een hele andere orde.
Het meest kwetsbaar zijn eigenlijk de draaipunten bovenop de manuaaltoetsen. Deze
worden normaliter ink belast, maar om dit
te voorkomen is hier nu een speciale constructie
voor ontwikkeld, waardoor de stalen draden
met de bestaande oogjes op de toetsen
worden verbonden. Door middel van een
klemconstructie met exibele beschermingsringen
zijn de draadregelaars aan de oogjes
bevestigd, zodat niet de oogjes, maar alleen de
nieuwe bevestigingsbeugeltjes zullen slijten'
(zie foto).
![]() |
De nieuwe klepels in de carillonklokken |
'Vanwege de uitbreiding van het carillon met drie klokken aan het eind van de zeventiende eeuw heeft men in 1994 de gereconstrueerde speeltafel breder gemaakt dan de originele. Het gevolg hiervan was echter dat het klavier niet meer op de oorspronkelijke locatie tussen de balken van de torenconstructie kon worden geplaatst, maar dit bleek pas toen de tafel klaar was. Het moest dus ergens anders komen te staan, waardoor ook de bedrading niet op de oorspronkelijke plaats kon worden aangebracht. Het gevolg hiervan was dat in de (deels oude) balken nieuwe gaten moesten worden geboord en er een stuk uit een balk werd gezaagd (een schoor van de torenconstructie). De draden moesten bovendien om twee centraal hangende klokken worden geleid, waaronder de speeltafel nu stond opgesteld. Een van de doelen van de reconstructie van 1994 was om het historische tractuursysteem terug te brengen, men wilde graag een zogenaamd broeksysteem zonder tuimelaars aanleggen, maar doordat het klavier niet op de oorspronkelijke plaats kon staan en de draden om die klokken geleid moesten worden, was er zo'n chaotisch spinneweb van draden ontstaan, dat dat de 'tractuur', de trekking van de draden, en daarmee het toucher nadelig beinvloedde. De positie van de bedrading ten opzichte van het klavier en de klokken is nu weer zoals in 1657 en dat betekent een grote muzikale verbetering. De wijze van bedrading bepaalt namelijk in hoeverre iedere klok genuanceerd kan worden aangeslagen en ook of de dynamiek van alle klokken samen in balans is.'
De carillonklokken kunnen aan de binnenkant
door klepels worden aangeslagen of van
buitenaf met hamers. De klepels horen bij het
handspel, de hamers zijn verbonden met de
zeventiende-eeuwse, automatische speeltrommel.
Gideon Bodden: 'In 1994 zijn de hamers
van staal en de klepels van gietijzer gemaakt.
Men had toen oude klepels van de carillons
van de Domtoren en van het Paleis op de Dam
als voorbeeld genomen omdat men vermoedde
dat deze nog origineel waren, maar in de
zeventiende en achttiende eeuw waren de
klepels veel zwaarder en werden deze van
smeedijzer gemaakt.
De gewichten van de klepels waren bekend
uit lijsten van de gebroeders Hemony (1670).
Hieruit bleek dat deze relatief zwaar waren; ze
wogen 4% van het totale gewicht van een klok.
In de loop van de eeuwen zijn de klepels vaak
lichter gemaakt, wat goedkoper was en van de
beiaardier minder krachtsinspanning vergde.
Gietijzer is pas in de negentiende eeuw in
zwang gekomen. Het geeft weliswaar een
meer heldere klank, maar klinkt ook enigszins
blikkerig en opdringerig. De grote klokken
misten een 'brede toon', met een zekere graviteit,
en de kleinere klokken een bepaalde
zangerigheid. Het moderne gietijzer bevat
bovendien meer koolstof, waardoor het harder
is dan het brons van de klokken. Dit was
een vergissing: de hardere gietijzeren klepels
beschadigden de klokken.'
Dat oude smeedijzer wordt niet meer gemaakt.
Ten behoeve van de restauratie is voor
een moderne legering gekozen, die dezelfde
mechanische eigenschappen heeft. De nieuwe
klepels en hamers van de beiaard zijn nu van
messing, een legering van koper en zink, met
mangaan en aluminium om het metaal minder
hard te maken. Doordat de eigenschappen
van de nieuwe klepels meer met de oude
overeenkomen, doet de nieuwe klank vermoedelijk
toch meer recht aan de oorspronkelijke,
uit de tijd van Hemony. En dat is toch wat we
met een restauratie beogen: om te laten horen
hoe de vermaarde Hemony-klokken in de zeventiende
eeuw hebben geklonken. Nu valt
dat natuurlijk nooit precies te achterhalen,
maar dat betekent niet dat je daar niet naar
moet streven.
De kans deed zich gewoon voor. Aangezien
de speeltafel al in 1995 was gerestaureerd en
de klepels en hamertjes vanwege de slijtage
toch vervangen moesten worden, kost het ook
eigenlijk niet veel extra. Misschien zijn er ook
nu opnieuw fouten gemaakt', zegt Bodden tot
slot, 'maar de speeltafel staat op een betere
plaats dan voorheen en de klank van de klokken
is enorm verbeterd.'
Juliet Oldenburger
foto's: Wim Ruigrok
Het carillon van de Zuiderkerk zal weer elke dinsdag van 14.30 - 15.00 uur en zaterdag van 19.00 - 19.30 uur worden bespeeld.
(Uit: Binnenstad 284, nov./dec. 2017)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.