De Kop van de Oostelijke Handelskade

Sinds 2005 ligt op de kop van de Oostelijke Handelskade het Muziekgebouw aan het IJ, ontworpen door Kim Herforth Nielsen van het Deense Architectenbureau 3XN. Na de Westergasfabriek en andere locaties kwam de kop in het vizier als culturele component in de IJ-oeverplannen. Voor de concertganger die in de foyers geniet van het schiprijk IJ behoort de zielloze vlakte die hier tussen 1975 en 2000 lag tot een onbekend verleden. Nog verder weg in het geheugen ligt het indrukwekkende gebouw van de Algemene Dienst, een ontwerp van stadsarchitect De Greef uit 1885, dat in 1975 is gesloopt. Ook daar kon de bezoeker in de beginjaren in de restaurantzaal van het uitzicht over het IJ genieten.
Het gebouw van de Algemene Dienst op de kop van de Oostelijke Handelskade tijdens de sloop in 1975 (foto: Wim Ruigrok)

Bastiaan de Greef (1818-1899) was in functie van 1856 tot 1890. Vanaf 1858 stond Willem Springer (1815-1907) hem als assistent-architect terzijde. Zij gaven vorm aan de nieuwe taken van onderwijs en veiligheid van de overheid. Ondanks of dankzij deze periode van het 'laissez faire' was regie geboden. Meer dan honderd scholen, politiebureaus en brandweerkazernes maakten in deze periode, die wel de Tweede Gouden eeuw is genoemd, de overheid zichtbaar. Door de situatie en de waaier aan functies bood het 'Kopgebouw' de ontwerpers een brede ontwerpmarge. Deze 'toegangspoort' tot het nieuwe oostelijk havenbekken zou hun meesterwerk kunnen worden genoemd.

De Handelskade

In Amsterdam meerden de schepen bij afwezigheid van een eigentijdse haveninrichting af in het Open Havenfront en de beide dokhavens, het Ooster- en Westerdok uit 1832. De voltooiing van het Noordzeekanaal maakte dit gemis urgent. De aanleg van het Oostelijk Havengebied als knooppunt van onderling verweven spoor- en watertransport zou na de bouw van het Centraal Station een logische stap worden. De Handelskade (1875-1879), een ontwerp van stadsingenieur Jacobus Gerardus van Niftrik (1833-1910), voorzag als eerste in de nodige aanleg- en opslagfuncties. Particulier initiatief stichtte daar een nu nog slechts ten dele bestaande reeks pakhuizen. De Binnenhaven – als restant zichtbaar in het Zouthaventje – en het reeds lang afgebroken goederenstation Rietlanden werden de plaatsen voor overslag te water en per rail.
Aan de kop van de kade stond de 80-tons mastbok, een hydraulische hijsinrichting uit 1879. In de raadsvoordracht van 1884 werd bepaald dat 'de Kop steeds beschikbaar zou blijven om voor den openbaren dienst bestemd te worden. Eene vereniging van die verschillende diensten in één gebouw, gelegen in den onmiddellijke nabijheid van de handelsinrichtingen, achten wij – en ook de Kamer van Koophandel – in het belang van den handel, die zich aldaar, naar het zich laat aanzien, zal ontwikkelen. Een ontwerp van een dergelijk gebouw, opgemaakt in overleg met de betrokken Departementen van Algemeen Bestuur, is sinds geruimen tijd gereed.'

Het Kopgebouw

Het gebouw van de Algemene Dienst, ca. 1920 na de verbouwing van Ed. Cuypers (foto: SAA)

'De Kop' werd het gezicht van de Handelskade en de IJ-haven, vergelijkbaar met Hotel New York aan de Wilhelminakade in Rotterdam, eertijds het kantoor van de Holland-Amerika Lijn. Ook de kop van het als 'golfbreker' aangelegde Java-eiland kreeg 'smoel' in het complex van de Maatschappij Nederland (van A.D.N. van Gendt, 1902). Met beide Amsterdamse 'havenpoorten' is het echter niet goed afgelopen.
Op deze locatie bundelden de gemeente, als nancier en bouwer, en het Rijk, als huurder, hun belangen. In 1880 gaf de directeur van Publieke Werken Jan Kalff (1831-1913 – in functie van 1873 tot 1881) gehoor aan een suggestie van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN), sinds 1883 gevestigd aan de Handelskade, om aan de kop van de Handelskade een groot gebouw te stichten voor alles wat loodswezen en telegrae betrof. Directe aanleiding was het verzoek van het Koninklijk Meteorologisch Instituut om een tijdseininrichting te plaatsen op de toren van de Zeevaartschool aan de Prins Hendrikkade. Dit in 1854 opgerichte KNMI was sinds 1875 belast met het weerbericht voor de scheepvaart. Onderzoek naar de relatie tussen wind en luchtdruk (de wet van Buys Ballot, genoemd naar directeur prof. dr. C.H.D. Buys Ballot, 1817-1890) steunde op waarnemingsposten in den lande. De slechte zichtbaarheid vanaf de Handelskade bracht de SMN tot de bo- venvermelde suggestie. De directeur van Publieke Werken nam de suggestie over voor de huisvesting van de gemeentelijke Algemene Havendienst, politie en brandweer, en van de diverse rijksdiensten van de ministeries, zoals het loodswezen (voor het Department van Marine), belastingen, accijnzen en invoerrechten (voor Financiën) en post en telegrae (voor Handel en Nijverheid). De wacht- en seinzaal verhuisde in 1890 naar de nieuwe brandweerkazerne aan de De Ruyterkade. Het Loodswezen verhuisde van Nieuwe Diep naar Amsterdam, de loodskotters meerden af in de Binnenhaven. Ook kwamen er zes dienstwoningen – in 1884 een punt van kritiek in de gemeenteraad. Het Meteorologisch Instituut was als derde partij slechts een kleine huurder. Op de beganegrond bevonden zich de zeekaartenkamer, een bibliotheek en ruimten voor het ijken van kompassen, het regelen van chronometers, en voor een astronomische tijdwijzer. Drie waarnemingstorens met daarin de aeroklinoscoop, de seinpaal (die het verschil in luchtdruk tussen noord- en zuid bepaalde) en de semafoor (een telegraesysteem met vlaggen of ballen) gaven het gebouw gezichts- en naamsbekendheid. Zo ging de Kop de geschiedenis in als baken voor tijdsaanduiding en stormwaarschuwing. Overdag gaf het hijsen van een rode bal aan de scheepskapiteins het sein voor veilig uitvaren, 's nachts werd hiertoe een wit of rood lichtsignaal gegeven. Dit schouwspel tilde het bouwwerk boven zichzelf uit als was het een levend wezen – een 'iconisch gebouw' zou men nu zeggen.

Op 14 mei 1884 vond de aanbesteding van de bouw plaats. A. Vos Reijerzn. was met .212.200 de laagste inschrijver. Het resultaat was een imposant, vrijliggend bouwwerk van twee bouwlagen met een kap, aan vier zijden rond een overdekte binnenplaats. Aan de frontzijde, aan het water, was het gebouw drie bouwlagen hoog. In totaal mat het 53,60 x 24,50 m. De bovenkant van de terrasvloer lag op 16.60 m hoogte, de toren aan de binnenplaats was 27 m hoog, die aan de voorgevel 25 m. Het gevelbeeld was levendig, 'schilderachtig', in de trant van de Hollandse Renaissance, met topgevels boven de monumentale ingang en in de zijgevels. De hoofdingang werd gemarkeerd door pilasters met Ionische kapitelen en een gebogen fronton, gesierd door het stadswapen. De aannemer was verplicht van de ornamenten kleimodellen te leveren. De gevels waren opgemetseld in harde 'Duitschen veldbrandsteen' afgewisseld met natuursteen (Petit granit de l'Ourthe) voor de belijning van de topgevels, de lijst- en bandwerken, basementen, neuten en de dagstukken van de vensters, kolommen, het fries en de architraaf van de portiek. Vensters met rechte strekken op de beganegrond, rondboogvensters op de verdieping. In de torens was voor de balustraden en consoles zandsteen toegepast. De vestibule was belegd met marmeren vloertegels en werd overdekt door zeventien kruisribgewelven van machinaal gevormde Friese klinkers.
In de beginjaren exploiteerde J. Krüger over de volle breedte van de eerste verdieping een restaurant met dakterras, het café-restaurant Handelskade. Dit was een kortstondig succes. Bij het bezoek van de Franse president Fallières in 1911 was het gebouw feeëriek verlicht.

Verbouwing door Ed. Cuypers

Na de verbouwing door Eduard Cuypers (1859-1927) in 1920 voor de Hollandsche Stoomboot Maatschappij zag het gebouw er anders uit, al sloot Cuypers zich in het gevelbeeld, zowel in detaillering als materiaalgebruik, aan bij het bestaande ontwerp. De kap had plaats gemaakt voor een tweede verdieping om kantoorruimte te scheppen voor de lijnen op Londen, Hull, Gothenburg en de Afrikadienst. Het KNMI behield zijn seinpost tot de verhuizing in 1961 naar de aan het Kadijksplein gelegen Zeevaartschool van het Zeemanshuis.

Verlies van context

Rees het Kopgebouw aanvankelijk op als een door hijskranen en loodsen omgeven, ontoegankelijk waterkasteel, het hoge Piet Heinviaduct, als een asfaltplak over de Oosterdoksdoorgang gelegd, verminkte deze bijzondere positie. De gedempte Binnenhaven, het verdwijnen van de KNMI-masten, hijskranen, schepen en loodsen maakte het verlies van de context en betekenis compleet. Het einde leek onafwendbaar.

Illegale sloop

Op 2 januari 1975 constateerde een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht dat de Kop werd gesloopt. Sloper Korteweg deelde mee dat de Dienst Havens en Handelsinrichtingen hiertoe opdracht had gegeven. Navraag binnen de diensten maakte duidelijk dat de verantwoordelijke wethouder de sloop had goedgekeurd, in verband met krakers. De sloopvergunning was niet getekend, dus volgens de ambtenaar niet rechtsgeldig. Dat de Federatie van Kunstenaarsverenigingen zich hier graag had gevestigd, werd kennelijk als een bedreiging ervaren voor een plan om hier een hotel te bouwen. De Kop stond op gemeentegrond. Vragen van raadslid Ernst Dienaar – ere wie ere toekomt – brachten geen ommekeer teweeg. Op 8 januari was het pand gesloopt. De sloopvergunning werd verleend op 17 januari. In de jaren tachtig zou de Kop in het Monumenten Selectie Project zeker als Rijksmonument zijn geklasseerd.

Eind goed, al goed?

In het plan van Rem Koolhaas voor de in 1992 opgerichte Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij was een culturele component belangrijk. Willem Jan Neutelings tekende een cultuurcentrum in een omgekeerde kap achter het Centraal Station. De Dienst Ruimtelijke Ordening bestemde in het stedenbouwkundig plan voor de hele Oostelijke Handelskade van 1997 de Kop tot culturele hot spot. In 2000 ging de eerste paal in de grond voor het Centrum voor de Nieuwe Muziek van Jan Wolff, als opvolger van de IJsbreker. Stel dat het Kopgebouw er nog had gestaan, dan had Amsterdam zijn 'Elbphilharmonie' (Herzog en De Meuron, 2001-2017) kunnen krijgen, oud in combinatie met nieuw, gelijk de Hamburgse concertzaal op het pakhuis Kaispeicher A. In Amsterdam is achter de Kop het restaurant op de eerste verdieping virtueel in ere hersteld. De KNMI-post inspireerde 'Huil van de Wolff', het ereteken voor stichter Jan Wolff (1941-2012). Deze klankinstallatie wordt aangestuurd door de windsnelheid en luchtvochtigheid rond het gebouw en is hoorbaar op iedere tweeëntwintigste van de maand om 20.00 uur.

Guido Hoogewoud

Bronnen, literatuur:
- Maarten Kloos, Het gebouw dat er moest komen, programmaboek van het jubileumweekend '10 jaar Muziekgebouw' op 11, 12 en 13 september 2015.
- Stadsarchief Amsterdam (SAA), archief 5180, (secretarie Publieke Werken), 5 PW 1884.
- Gemeenteblad 1884, I, 12-15, II, 73, 74.
- SAA,10151, Bouw- en Woningtoezicht, gesloopte percelen, 10571, 4746.
- SAA, archief 5087, Commissie van Bijstand in het beheer van Publieke Werken, 1879, 1880

(Uit: Binnenstad 285, januari/februari 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.