Interieurportretten van grachtenhuizen in Amsterdam, 1875-1945

In deze rijk geïllustreerde uitgave worden heel gedetailleerd de interieurs van een tiental grachtenhuizen uit de periode 1875 tot en met 1945 getoond met pareltjes van binnenhuisarchitectuur, zoals in, om er een paar te noemen, Huis van Eeghen aan de Leidsegracht, Huis van Ogterop aan de Herengracht en het Staetshuis in de Gouden Bocht. Toch doet deze titel dit boek tekort want het biedt in zo'n 224 pagina's veel meer dan een fotoreportage van fraaie grachteninterieurs. De drie auteurs Barbara Laan, Esther de Haan en Alexandra Westra beschrijven uitgebreid van ieder grachtenhuis de architect van het pand, de opdrachtgevers en de opeenvolgende bewoners, en schetsen met hun interessante verhalen een prachtig tijdsbeeld.
Esther de Haan, Barbara Laan, Alexander Westra, Amsterdam: Interieurportretten van grachtenhuizen 1875-1945, Amsterdam (uitgeverij Stokerkade)
2017, 224 p, prijs: € 19,50
Deze publicatie is gemaakt in het kader van het onderzoeksproject 'Van Grachtenhuis tot villa in het groen' van de Stichting Historische Interieurs Amsterdam.

Zo komt de stadsontwikkeling in de breedste zin ruimschoots aan bod, waarbij onder meer de vraag opkomt hoe we vandaag de dag tegen het plan voor een boulevard met plantsoenen tussen de Dam en het Centraal Station (1884) van hotelier W.R. Werker zouden aankijken. Op papier ziet het er indrukwekkend uit.

De verhoudingen tussen rijk en arm komen aan de orde en ook de vraag hoe tolerant onze stad eigenlijk was in die tijd. Toen in de tweede helft van de negentiende eeuw een immigratiegolf van Oost-Europese Joden op gang kwam, was Amsterdam, vergeleken met de rest van Europa, voor velen in ieder geval de aangewezen locatie om zich te vestigen. Wel waren er beperkingen in de beroepskeuze en zelfs voor de gegoede Joodse inwoners was het lange tijd onmogelijk om lid te worden van bijvoorbeeld de Industrieele Club, hoewel gemengde huwelijken waren toegestaan.

Ook op de invloeden van elders wordt ingegaan zoals de handel in kofe en tabak met Nederlands-Indië, of de Franse smaak die meespeelde in de aanschaf van meubilair en wat we nu 'design' noemen in het interieur. Met tapijtkamers deed de Franse grandeur zijn intrede in de Amsterdamse grachtenhuizen. In de loop van de negentiende eeuw kregen ook Britse, Oostenrijkse en Duitse ambachtslieden invloed op de woonmarkt, terwijl zo tegen het eind van de negentiende eeuw de Nederlandse kunstnijverheid op een hoger plan bleek te zijn gebracht. Dat is mooi weergegeven op de illustraties die behoren bij het grachtenportret van Keizersgracht 586. Daarop is bijvoorbeeld een uit het interbellum daterend, in Amsterdamse School-stijl uitgevoerd trappenhuis met glas-in-loodramen van de Nederlandse architect Jacob van der Veen te zien. De bankenwereld bracht weer een andere economische stimulans met de opening van nieuwe, vaak Joodse bankiershuizen. Juist in deze periode, ook wel de tweede Gouden Eeuw genoemd, werden de grachtenpanden zo rijk gedecoreerd en ingericht.

De industriële vooruitgang ging ook aan Amsterdam niet voorbij. Uitvindingen als de stofzuiger worden met veel humor in beeld gebracht in het hoofdstuk 'Uit de kinderjaren van de stofzuiger', want voordien moet het in die Amsterdamse huizen een stofge boel geweest zijn. Wat hygiëne betreft was het in de tweede helft van de negentiende eeuw minder goed gesteld. De Amsterdamse boldootkar reed nog rond in de armere wijken en de grachten stonken. In die periode vatte Publieke Werken het plan op om door middel van een nieuw rioleringsstelsel voorgoed af te rekenen met het fecaliënprobleem door een voor die tijd zeer geavanceerde manier van uitwerpselen verzamelen, waarbij de opgevangen mest zou zorgen voor de nanciering van het systeem. Zover is het echter niet gekomen en zo zijn er vele plannen niet ten uitvoer gebracht die door de auteurs, met extra bijdragen van Jeroen van den Biggelaar, Martijn de Jong, Coert Peter Krabbe en Meindert Stokroos, een kleurrijk beeld geven van de stad in die tijd. De teksten ademen zorgvuldigheid uit en je merkt met hoeveel plezier de schrijvers hun verhalen hebben opgeschreven. Er moet ook aardig wat onderzoek zijn gedaan. Zoals eerder opgemerkt maken de foto's een ink deel van dit boek uit. De interieurfoto's, voor een groot deel van de hand van de fotograaf Bert Muller, zijn stuk voor stuk juweeltjes en de gedachte dat de Amsterdammer van toen niet zoveel had met tentoonstellen van rijkdom of welstand wordt door de beelden faliekant onderuit gehaald.

Eveline Brilleman

(Uit: Binnenstad 286, maart/april 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.