Afb. 1 Binnen-Amstel (tek: Caspar Philips, 1767. Coll. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap) |
Boekverkoper Bernardus Mourik (1709-
1791), die zijn winkel had in de Nes (op
nr. 44), zond in 1767 een 'Bericht van
Intekening' rond voor de uitgave van een bijzonder
plaatwerk, 'de Verzameling van alle de
huizen en gebouwen langs de Keizers en Heerengrachten
der Stad Amsterdam'. Mourik liet een
proefplaat maken die in de winkel ter inzage
lag. Uit het 'Bericht' blijkt dat Mourik de tekeningen
niet alleen liet maken voor geïnteresseerde
bewoners en liefhebbers maar ook
voor 'timmerlieden, metselaars, steenhouwers,
schilders en meer andere, vermits veele
dezer gebouwen na de ontwerpen en tekeningen
van beroemde Italiaansche en Fransche
architecten vervaardigd zijn, teffens de acht
onderscheidene Bouw-Ordens vervatten, en
duizende voorwerpen en modellen doen
zien'. In totaal 242 intekenaren van alle rangen
en standen maakten de uitgave mogelijk,
die van 1768 tot 1770 in 20 losse aeveringen
moest verschijnen. De intekenaren, onder wie
zich inderdaad veel timmermannen en metselaars
bevonden, kregen losse bladen opgestuurd
en konden deze zelf tot een boekwerk
laten binden. Het aantal van 20 is vermoedelijk
berekend aan de hand van de lengte van
de Herengracht. Tijdens het project bleken
de gevelwanden van de Keizersgracht langer
te zijn dan die van de Herengracht en werd
besloten het aantal bladen op 24 te brengen,
waarbij de overblijvende ruimte werd opgevuld
met een gedeelte van de Brouwersgracht.
Al met al moet het een hele onderneming zijn
geweest, maar de klus werd in slechts twee jaar
geklaard. Mede hierom wordt wel gedacht dat
er meerdere kunstenaars aan het Grachtenboek
hebben gewerkt.
Na de dood van Mourik, die ongehuwd was en
geen kinderen had, werd de inventaris van de
boekhandel op 21 december 1791 in het Logement
de Keizerskroon geveild. De koperplaten
van het Grachtenboek werden gekocht
door boekverkoper J.B. Elwe die zijn winkel
aan de Pijpenmarkt had (thans Nieuwezijds
Voorburgwal 287). Hij verzorgde een tweede
uitgave, waarvoor een nieuw titelblad werd
gemaakt.
Afb. 2 Titelblad (particuliere verzameling) |
Het Grachtenboek geeft een vrij nauwkeurig beeld van de grachten in 1768-1770. De stadsuitleggingen van 1613 en 1662 waren tussen Brouwersgracht en Amstel eind achttiende eeuw niet alleen volgebouwd, maar in tegenstelling tot een eeuw eerder, was er een ongeevenaarde variëteit aan rijk gebeeldhouwde gevels ontstaan. De gevelwanden werden niet meer gekenmerkt door de in de zeventiende eeuw nog zo gangbare trapgevel, maar door barokke hals-, klok- en lijstgevels, de één nog uitbundiger dan de andere. Op de Heren- en Keizersgracht staan circa 490 halsgevels, 230 lijstgevels, 200 verhoogde lijstgevels, 190 trapgevels, 190 klokgevels, 70 verhoogde halsgevels, 25 tuitgevels en 20 overige gevels. Van de meer dan 1.400 afgebeelde gevels zijn er zo'n 480 in min of meer ongewijzigde toestand bewaard gebleven. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden veel geveltoppen verwijderd en vervangen door rechte lijstgevels, waardoor het gevarieerde beeld zoals dat aan het eind van de achttiende eeuw bestond eentoniger werd. Het Grachtenboek toont een typisch achttiende-eeuws stadsbeeld, gekenmerkt door allemaal verschillende gevels, die toch een grote onderlinge harmonie vertonen. Is dat eigenlijk wel een juiste weergave van de werkelijkheid? Of geven de tekeningen een vertekend beeld door de uniforme wijze waarop vensters en andere gevelonderdelen worden weergegeven?
Wie de tekeningen met de bestaande gevels vergelijkt, valt direct op dat de tekeningen niet erg nauwkeurig zijn. Zo bestaan de Cromhouthuizen (Herengracht 364-370) uit twee grote en twee kleinere huizen, maar in het Grachtenboek zijn ze alle vier even groot getekend. Ook de geveltoppen komen niet altijd geheel overeen met de toenmalige werkelijkheid. Een voorbeeld is de attiek van Herengracht 495: deze is zodanig versimpeld dat men wel een idee heeft uit welke onderdelen deze is opgebouwd, maar de tekening is allesbehalve exact (afb. 8 en 9). Of neem de gevel van Keizersgracht 319, waar de tekenaar de kroonlijsten laat doorlopen, terwijl deze in de middenas niet aanwezig zijn. De gravures verschillen overigens nauwelijks van de oorspronkelijke tekeningen, dus de fouten zijn niet geintroduceerd bij het overzetten van tekening op de koperplaat. Ook zijn in het Grachtenboek de ramen en deuromlijstingen erg eenvoudig en eenvormig getekend, alsof hier van tevoren afspraken over zijn gemaakt: de vensters zijn rasters van horizontale en verticale lijnen en de kozijnen zijn zelfs helemaal niet getekend. Dergelijke versimpelingen waren misschien bedoeld om het graveren te vereenvoudigen en daardoor de bewerkingstijd te beperken, maar het is ook mogelijk dat men rekening heeft gehouden met de kleine schaal.
Uit het rommelige gebruik van het toegepaste perspectief – wat je bij tweedimensionale geveltekeningen helemaal niet verwacht – blijkt echter dat er wellicht minder overwogen te werk is gegaan. Zo is bij Brouwersgracht 136 en 138 enig perspectief toegepast, overigens niet op consistente wijze, maar bij de panden daarnaast niet. Soms wordt het zijaanzicht van kappen afgebeeld, meestal niet. Ook wordt perspectief gebruikt bij uitstekende geveldelen, zoals hijsbalken en consoles, zonder dit perspectief op het achterliggende dak door te trekken. Dergelijke inconsistenties kunnen erop wijzen dat er meerdere tekenaars aan het project hebben meegewerkt. Het moge duidelijk zijn dat het Grachtenboek als bron voor reconstructies onbetrouwbaar is. Uit Herengracht 495 blijkt bijvoorbeeld dat het opnieuw maken van de attiek aan de hand van de tekeningen een onjuist aantal balusters in de balustrade zou hebben opgeleverd, maar het boek is ook niet voor dit doel gemaakt.
In diverse artikelen is aandacht besteed aan de 'verkeerde verhoudingen' van het Grachtenboek. In veel gevallen klopt de hoogte-breedte- verhouding niet, waardoor de panden op het eerste gezicht lager lijken. De andere hoogteschaal kan gekozen zijn omdat anders sommige panden te hoog zouden worden en men toch het aantal van 20 bladen wilde aanhouden. Enkele panden gaan door het kader heen, zoals Herengracht 551 en Keizersgracht 632. Daarnaast blijkt ook de pandbreedte niet altijd correct te zijn. Vooral bij het stuk tussen de Leliegracht en de Herenstraat is gesmokkeld met de huisbreedte, om toch gelijk uit te komen. De gevelwand van de even zijde is immers langer dan de oneven zijde. Dit had gemakkelijk direct gecorrigeerd kunnen worden door de ruimte tussen de blokken aan de oneven zijde ruimer te nemen en daarmee konden de blokken tegenover elkaar blijven staan (zoals Tim Killiam dat heeft gedaan in zijn Amsterdamse Grachtengids).
Afb. 5. Muiderpoort. Ets van Caspar Philips, 1771 (Rijksmuseum) |
Uit onderzoek van E. van Houten is gebleken dat Caspar Philips de zoon is van Johan Jacob Philips en Rebecka Sieuwers, geboren te Amsterdam in 1732 en gedoopt in de Lutherse Kerk op 16 april van dat jaar. (1) Caspar leerde bij zijn oom Jan Caspar Philips de kunst van het plaatsnijden. Zijn hele leven heeft hij zich bezig gehouden met graveerwerk, meestal op bouwkundig gebied, maar hij was ook landmeter/ mathematicus en gaf tekenonderwijs. Caspar Philips had een tragisch leven. Hij is drie keer getrouwd. In 1756 huwde hij op 25-jarige leeftijd Margaretha Elisabeth Konsé, die hem drie dochters schonk (Anna Elisabeth, 1757, Johanna Maria, 1760, en Margaretha Frederica, 1763) (afb. 4). Zijn vierde dochter overleed vrijwel direct na de geboorte in 1770, waarna nog geen acht weken later ook zijn echtgenote overleed, op 37-jarige leeftijd. Zij werd bij haar dochtertje begraven in de Oudezijds Kapel. Caspar Philips bleef achter met drie 'onmondige kinderen'. In 1777 huwde hij opnieuw, met Geertruy van Tonningen, maar dit huwelijk bleef kinderloos. Zijn tweede echtgenote overleed al in 1787. Een jaar later trouwde hij voor de derde maal, met Catharina Elisabeth Amstel. Geen zeven maanden later stierf Caspar Philips zelf op 57-jarige leeftijd aan een 'borstkwaal'. In het Rijksmuseum wordt nog een aardige prent bewaard van Caspar met zijn eerste vrouw en zijn moeder (afb. 3). Caspar Philips heeft op verschillende adressen gewoond, steeds in huurhuizen. In 1770 woonde hij op de Nieuwendijk tussen de St. Jacobsstraat en de Kolksteeg (nr. 120), in 1788 op de Haarlemmerdijk bij de Dommersstraat en nog datzelfde jaar tot zijn dood op de Brouwersgracht bij de Goudsbloemstraat. Op 19 maart 1789 werd hij begraven op het Kartuizer Kerkhof.
Afb. 6 Keizersgracht 444. Allegorische voorstelling met op de achtergrond Keizersgracht 444 (tek: Caspar Philips, 1775; coll. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap) |
Caspar Philips is vooral bekend geworden door het Grachtenboek, maar daarnaast heeft hij veel stadsgezichten vervaardigd en ook bouwkundige tekeningen, bijvoorbeeld van de in 1769 ontworpen Muiderpoort (afb. 5). Tevens is er een grote plattegrond van Amsterdam van zijn hand bekend, evenals een paar burgerwijkkaarten, onder andere van burgerwijk 53 waar hij zelf woonde. Ook maakte hij rond 1775 een allegorische voorstelling met op de achtergrond Keizersgracht 444, het woonhuis van de familie Hope (afb. 6). Onze tekenaar schreef ook boeken. In 1765 verscheen Uitvoerig onderwijs in de Perspectief of Doorzichtkunde geïllustreerd met 60 door hemzelf gegraveerde platen, in 1786 Wismeet- en doorzicht-kundige handleiding en in 1788 Handleiding om in de kunst-tafereelen [...] de perspectivische dieptens [...] te vinden. Kortom, Caspar Philips had een uitgebreide studie naar het perspectief verricht. In 1784 werkte hij mee aan een verbeterde heruitgave van Bosbooms Vijf Colonnenorden. Uit deze periode dateert een 'visitekaartje' van 9 bij 5 cm waarop hij zichzelf 'kunstgraveur en landmeter van Holland, Zeeland en Westfriesland' noemt (afb. 7). Er moeten dus ook diverse landopmetingen (hebben) bestaan van zijn hand.
Het in rood en zwart gedrukte titelblad werd meegeleverd met de vierde plaat en bevatte niet de naam van de kunstenaar of van de 'inventor'. Ook in het Bericht van Intekening wordt de kunstenaar niet genoemd. Pas op het titelblad van de heruitgave van Elwe in 1791 (afb. 2) staat prominent een naam afgedrukt: Caspar Philips Jacobsz. Niet alleen ontbreekt de naam van Caspar Philips op het titelblad van de eerste uitgave, ook de platen zelf vermelden, in tegenstelling tot zijn andere werken, geen auteur. Isabella van Eeghen twijfelde al over het (exclusieve) auteurschap van Caspar Philips. In haar artikel uit 1963 schrijft zij dat zijn naam wordt vermeld op de lijst van intekenaren, evenals die van zijn zwager Konsé, de jeugdige plaatsnijder-tekenaar Carel Jacob de Hupser, diens vader en de plaatdrukker Jacob Nieuwenhoff. Van Eeghen vermoedt dat deze drie medewerkers niet rijk genoeg waren om op zo'n duur plaatwerk in te tekenen en dat zij onder de intekenaren waren opgenomen opdat zij een gratis exemplaar zouden ontvangen. Zij constateert dat 'de naam van de reeds bekende Caspar Philips Jacobsz niet aan de uitgaaf is verbonden'. Nu zijn er meerdere redenen om te twijfelen aan de auteurschap van Caspar Philips. Wanneer we de tekeningen vergelijken met het werk waarop zijn naam is aangegeven, lijken de tekeningen helemaal niet van zijn hand te zijn. Caspar Philips maakt al sinds 1750 tekeningen, vaak van hoge kwaliteit met veel kleine details (afb. 1). Dat hij in staat was een gedetailleerde en correcte geveltekening te maken, blijkt bijvoorbeeld uit zijn tekening van de Muiderpoort. Bij stadsgezichten gaat het niet zoals bij het Grachtenboek om tweedimensionale gevels, maar om een driedimensionale wereld die in perspectief wordt weergegeven. Is het waarschijnlijk dat Caspar, die veel van perspectief afwist en zelfs twee jaar daarvoor een boek daarover had geschreven, perspectieffouten zou maken? Er is inderdaad gerede twijfel dat Caspar de exclusieve auteur was. Het is zelfs niet waarschijnlijk dat hij de leiding had over een team van tekenaars. Ook is het onaannemelijk dat een landmeter als Caspar zulke grote fouten zou maken in de planning van het Grachtenboek, zoals hierboven beschreven. Hij zal zeker niet zijn naam hieraan hebben willen verbinden. Het zal in de achttiende eeuw niet de eerste keer zijn geweest dat een uitgever een werk aan een overleden kunstenaar toeschreef om de verkoop te bevorderen. Caspar Philips kon het niet meer ontkennen. Hij was in 1789 overleden. Misschien kunnen we beter voorzichtigheidshalve spreken van het Grachtenboek van Bernardus Mourik.
Afb. 8 en 9 Een vergelijking van de tekening van Caspar Philips van de attiek van Herengracht 495 en de werkelijkheid (foto: Erwin Meijers) |
Waar we zekerder over zijn is het het doel van het Grachtenboek. Het titelblad gemaakt door Mourik bevat dezelfde tekst als het Bericht en stelt dat het boek niet alleen van belang is voor bewoners en kunstminnaars, maar ook en vooral voor timmerlieden en metselaars. Er was blijkbaar een tweeledig doel, tot vermaak maar ook tot lering. Verreweg de grootste groep intekenaren op de uitgave van 1768 bestond uit dergelijke ambachtslieden. Het Grachtenboek lijkt daarom ook bedoeld te zijn als modellenboek. De tekeningen moesten dienen als voorbeeld voor het bouwen in Amsterdam, bijna alsof het een architectuurtraktaat betrof.
Het was bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970) die omstreeks 1912 in de bibliotheek van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst het in vergetelheid geraakte Grachtenboek ontdekte. Hij ijverde direct voor de heruitgave ervan. In 1922 liet Van Houten de platen opnieuw uitgeven, per pand voorzien van 'geschied-bouwkundige beschrijvingen' van zijn hand, en tussen 1922 en 1962 verschenen vier uitgaven.
Het boek geeft een uniek tijdsbeeld. In 1931 roemde H.P. Berlage het Grachtenboek ter gelegenheid van de heruitgave als 'de oerkunst van het rythmisch bouwen'. En Mieras constateerde in 1958 dat 'Het plaatwerk de ogen van velen gericht [heeft] op de uitzonderlijke schoonheid van onze grachtenarchitectuur'. Het Grachtenboek geeft een beeld van de traditionele gevelindeling, van de diverse elementen waaruit deze bestaat, en van de oneindige variatie die binnen een gevelrij mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de harmonie van het geheel. Voor Van Houten kwam het Grachtenboek als geroepen. In de eerste helft van de 20ste eeuw, waarin de stad sterk te lijden had van de cityvorming en van monumentenzorg nog nauwelijks sprake was, werd veel gesloopt en verdwenen prachtige geveltoppen in de puinbak. Als bouwinspecteur ging dat alles Van Houten zeer aan het hart. In de uitgave van 1962, van de originele tekeningen, zou Van Houten daarover schrijven: 'Het bleek mij spoedig welk groot nut het werk kon hebben om te dienen als leidraad voor het vernieuwen, veranderen of restaureren van bouwwerken. Daarvoor werd het mij, bij de uitoefening van mijn functie als Inspecteur bij het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, in bruikleen afgestaan. In samenwerking met de heer L.H. Bours Pzn., architect van de Commissie voor het Stadsschoon, werden nl. voorgenomen en in uitvoering zijnde bouwplannen, hoewel aan wettelijke voorschriften beantwoordende, esthetisch verbeterd, zoals in het jaarboek 1915 van deze Commissie is weergegeven'. (2) Waarschijnlijk heeft de heruitgave ook bijgedragen aan de opkomende 'Heemschutgedachte', waarbij het Grachtenboek werd gehanteerd als een esthetisch wensbeeld, waaraan nieuwe gevels moesten voldoen. Met die expliciete bedoeling gaf Van Houten het boek opnieuw uit. (3) In lijn hiermee plaatste de bouwinspecteur geveltoppen afkomstig van gesloopte panden terug in de stad, om het stadsbeeld weer net zo rijk gevarieerd te maken als in het Grachtenboek was vastgelegd. (4) In 1924 werd de eerste geveltop herplaatst met het doel het stadsgezicht te behouden en te herstellen. Van Houten is minder bekend van de heruitgave van het Grachtenboek, maar meer nog door de naar hem genoemde panden in de Amsterdamse binnenstad, die vandaag de dag van betekenis zijn als een benadering van vooroorlogs stadsherstel en van belang voor de geschiedenis van de hoofdstedelijke monumentenzorg. Het idee dat het Grachtenboek van belang is voor het hedendaags bouwen is eigenlijk altijd blijven bestaan. In 2003 nog bepleitte Geurt Brinkgreve 'een nieuwe handzame uitgave van het Grachtenboek, als handleiding' voor het bouwen in de binnenstad. Het Grachtenboek had het laat-achttiende-eeuwse stadsbeeld vastgelegd en werd vervolgens een na te streven ideaal. Mede dankzij het nu 250-jarige Grachtenboek is het beeld van de Amsterdamse grachten tijdloos geworden.
Erwin Meijers en Walther Schoonenberg
Voetnoten:
1. Deze beschrijving is ontleend aan de inleiding
van E. van Houten op de uitgave
van 1936. Uit controle van de gegevens
in het Stadsarchief blijkt dat Van
Houten goed archiefonderzoek heeft
verricht.
2. Van Houten, Voorwoord in het Grachtenboek,
uitgave 1962.
3. Van Houten beschouwde het Grachtenboek
als een document relevant voor
zijn eigen tijd: 'Met behulp van bijgaande
gevelteekeningen (...) is het
mij gelukt reeds menig vandalisme met
goed gevolg tegen te gaan' (Inleiding
bij het Grachtenboek, 1936).
4. Zie: Walther Schoonenberg, 'De Van
Houtenmonumenten. Een reconstructie
van de werkwijze van bouwinspecteur
Eelke van Houten (1872-1970)' in:
Bulletin KNOB 2012-4, p. 221-231.
Literatuur
Primair
– Verzaameling van alle de huizen
en prachtige gebouwen langs de Keizers
en Heere-grachten der Stadt Amsteldam
beginnende van den Binnen
Amstel en eindigende aan de Brouwers-
gracht, bestaande in ruim 1400
prachtige en trotsche Gebouwen origineel
van Huis tot Huis geteekend en
op Kunstige koopere Plaaten Afgebeeld,
Amsterdam z.j. (bekend als
het Grachtenboek van Caspar Philips),
Amsterdam (Mourik) 1768-
1771 en Amsterdam (Elwe) 1791.
Heruitgegeven in 1922 (E. van
Houten), 1930 (Genootschap
Amstelodamum), 1936 (Genootschap
Amstelodamum samen met
E. van Houten), 1967 (Uitgeverij
Minerva) en 1979 (Uitgeverij ReproHolland).
– E. van Houten, Het Grachtenboek
van Caspar Philips, met geschiedbouwkundige
beschrijvingen, Amsterdam
(Stadsdrukkerij) 1962.
Het betreft hier de uitgave van
de oorspronkelijke tekeningen
waarop de gravures zijn gebaseerd.
Van de originele tekeningen, destijds
bewaard in het archief van
het KNAW, is de verblijfplaats
thans onbekend.
De gravures van Caspar Philips
zijn ook gereproduceerd in Vier
Eeuwen Herengracht (Genootschap
Amstelodamum) 1976, het Grachtenboek
(SDU) 1991 en De Herengracht
en de Keizersgracht rond 1768
en nu (Erwin Meijers en Theo
Bakker) 2017.
Secundair
– H.P. Berlage, 'Bij de nieuwe
uitgave van Philips' grachtenboek'
in: Maandblad Amstelodamum 18 (1931), p. 9.
– Geurt Brinkgreve, 'Het onbeschermde
stadsgezicht van Caspar Philipsz' in: Binnenstad 202 (nov. 2003).
– C. van Doornen, 'Van Huis tot Huis geteekend. Alle grachtengevels
getekend, gegraveerd, gefotografeerd en gepixeld' in: Ons
Amsterdam 62 (juli/aug. 2010),
p. 316-321.
– I.H. van Eeghen, 'De geheimen
achter de tekeningen van het
grachtenboek' in: Maandblad Amstelodamum
50 (1963), p. 25-28.
– I.H. van Eeghen, 'De data van
de uitgaaf der 24 vellen van het
grachtenboek' in: Maandblad Amstelodamum
59 (1972), p. 186-187.
– (E. van Houten), Inleiding bij:
Het Grachtenboek van Caspar Philips
Jacobsz, naar de uitgaaf in kopergravure
van 1771 in steendruk uitgevoerd, bewerkt naar een uitgave
van E. van Houten 1922. Amsterdam (Genootschap Amstelodamum) 1936.
– J.P. Mieras, 'Het grachtenboek',
in: Jaarboek Amstelodamum 50 (1958), p. 189-195.
(Uit: Binnenstad 287/288, mei/aug. 2018)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.