Het Grachtenboek bestaat 250 jaar

Het is dit jaar 250 jaar geleden dat het Grachtenboek werd uitgegeven. Naar aanleiding hiervan memoreren wij met dit artikel de bijzondere betekenis van deze publicatie. In zekere zin begon in 1768 een traditie die zich tot in onze tijd heeft gehandhaafd. Het in beeld brengen en beschrijven van de Amsterdamse grachtengevels is onverminderd populair en kan zich nog altijd in een grote groep belangstellenden verheugen. Maar merkwaardig genoeg weten we niet zeker wie de maker van het Grachtenboek uit 1768 was.
Afb. 1 Binnen-Amstel (tek: Caspar Philips, 1767. Coll. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap)

Boekverkoper Bernardus Mourik (1709- 1791), die zijn winkel had in de Nes (op nr. 44), zond in 1767 een 'Bericht van Intekening' rond voor de uitgave van een bijzonder plaatwerk, 'de Verzameling van alle de huizen en gebouwen langs de Keizers en Heerengrachten der Stad Amsterdam'. Mourik liet een proefplaat maken die in de winkel ter inzage lag. Uit het 'Bericht' blijkt dat Mourik de tekeningen niet alleen liet maken voor geïnteresseerde bewoners en liefhebbers maar ook voor 'timmerlieden, metselaars, steenhouwers, schilders en meer andere, vermits veele dezer gebouwen na de ontwerpen en tekeningen van beroemde Italiaansche en Fransche architecten vervaardigd zijn, teffens de acht onderscheidene Bouw-Ordens vervatten, en duizende voorwerpen en modellen doen zien'. In totaal 242 intekenaren van alle rangen en standen maakten de uitgave mogelijk, die van 1768 tot 1770 in 20 losse aeveringen moest verschijnen. De intekenaren, onder wie zich inderdaad veel timmermannen en metselaars bevonden, kregen losse bladen opgestuurd en konden deze zelf tot een boekwerk laten binden. Het aantal van 20 is vermoedelijk berekend aan de hand van de lengte van de Herengracht. Tijdens het project bleken de gevelwanden van de Keizersgracht langer te zijn dan die van de Herengracht en werd besloten het aantal bladen op 24 te brengen, waarbij de overblijvende ruimte werd opgevuld met een gedeelte van de Brouwersgracht. Al met al moet het een hele onderneming zijn geweest, maar de klus werd in slechts twee jaar geklaard. Mede hierom wordt wel gedacht dat er meerdere kunstenaars aan het Grachtenboek hebben gewerkt.
Na de dood van Mourik, die ongehuwd was en geen kinderen had, werd de inventaris van de boekhandel op 21 december 1791 in het Logement de Keizerskroon geveild. De koperplaten van het Grachtenboek werden gekocht door boekverkoper J.B. Elwe die zijn winkel aan de Pijpenmarkt had (thans Nieuwezijds Voorburgwal 287). Hij verzorgde een tweede uitgave, waarvoor een nieuw titelblad werd gemaakt.

Het achttiende-eeuwse stadsbeeld

Afb. 2 Titelblad (particuliere verzameling)

Het Grachtenboek geeft een vrij nauwkeurig beeld van de grachten in 1768-1770. De stadsuitleggingen van 1613 en 1662 waren tussen Brouwersgracht en Amstel eind achttiende eeuw niet alleen volgebouwd, maar in tegenstelling tot een eeuw eerder, was er een ongeevenaarde variëteit aan rijk gebeeldhouwde gevels ontstaan. De gevelwanden werden niet meer gekenmerkt door de in de zeventiende eeuw nog zo gangbare trapgevel, maar door barokke hals-, klok- en lijstgevels, de één nog uitbundiger dan de andere. Op de Heren- en Keizersgracht staan circa 490 halsgevels, 230 lijstgevels, 200 verhoogde lijstgevels, 190 trapgevels, 190 klokgevels, 70 verhoogde halsgevels, 25 tuitgevels en 20 overige gevels. Van de meer dan 1.400 afgebeelde gevels zijn er zo'n 480 in min of meer ongewijzigde toestand bewaard gebleven. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden veel geveltoppen verwijderd en vervangen door rechte lijstgevels, waardoor het gevarieerde beeld zoals dat aan het eind van de achttiende eeuw bestond eentoniger werd. Het Grachtenboek toont een typisch achttiende-eeuws stadsbeeld, gekenmerkt door allemaal verschillende gevels, die toch een grote onderlinge harmonie vertonen. Is dat eigenlijk wel een juiste weergave van de werkelijkheid? Of geven de tekeningen een vertekend beeld door de uniforme wijze waarop vensters en andere gevelonderdelen worden weergegeven?

Onnauwkeurigheden

Afb. 3 Portretten van Caspar Philips Jacobsz, zijn echtgenote Margaretha Elisabeth Konsé en zijn moeder Rebecka Sieuwers, gravure (Rijksmuseum)
Afb. 4 Caspar Philips Jacobsz met zijn vrouw Margareta Elisabeth Konsé en drie dochters, gravure (Rijksmuseum)

Wie de tekeningen met de bestaande gevels vergelijkt, valt direct op dat de tekeningen niet erg nauwkeurig zijn. Zo bestaan de Cromhouthuizen (Herengracht 364-370) uit twee grote en twee kleinere huizen, maar in het Grachtenboek zijn ze alle vier even groot getekend. Ook de geveltoppen komen niet altijd geheel overeen met de toenmalige werkelijkheid. Een voorbeeld is de attiek van Herengracht 495: deze is zodanig versimpeld dat men wel een idee heeft uit welke onderdelen deze is opgebouwd, maar de tekening is allesbehalve exact (afb. 8 en 9). Of neem de gevel van Keizersgracht 319, waar de tekenaar de kroonlijsten laat doorlopen, terwijl deze in de middenas niet aanwezig zijn. De gravures verschillen overigens nauwelijks van de oorspronkelijke tekeningen, dus de fouten zijn niet geintroduceerd bij het overzetten van tekening op de koperplaat. Ook zijn in het Grachtenboek de ramen en deuromlijstingen erg eenvoudig en eenvormig getekend, alsof hier van tevoren afspraken over zijn gemaakt: de vensters zijn rasters van horizontale en verticale lijnen en de kozijnen zijn zelfs helemaal niet getekend. Dergelijke versimpelingen waren misschien bedoeld om het graveren te vereenvoudigen en daardoor de bewerkingstijd te beperken, maar het is ook mogelijk dat men rekening heeft gehouden met de kleine schaal.

Uit het rommelige gebruik van het toegepaste perspectief – wat je bij tweedimensionale geveltekeningen helemaal niet verwacht – blijkt echter dat er wellicht minder overwogen te werk is gegaan. Zo is bij Brouwersgracht 136 en 138 enig perspectief toegepast, overigens niet op consistente wijze, maar bij de panden daarnaast niet. Soms wordt het zijaanzicht van kappen afgebeeld, meestal niet. Ook wordt perspectief gebruikt bij uitstekende geveldelen, zoals hijsbalken en consoles, zonder dit perspectief op het achterliggende dak door te trekken. Dergelijke inconsistenties kunnen erop wijzen dat er meerdere tekenaars aan het project hebben meegewerkt. Het moge duidelijk zijn dat het Grachtenboek als bron voor reconstructies onbetrouwbaar is. Uit Herengracht 495 blijkt bijvoorbeeld dat het opnieuw maken van de attiek aan de hand van de tekeningen een onjuist aantal balusters in de balustrade zou hebben opgeleverd, maar het boek is ook niet voor dit doel gemaakt.

In diverse artikelen is aandacht besteed aan de 'verkeerde verhoudingen' van het Grachtenboek. In veel gevallen klopt de hoogte-breedte- verhouding niet, waardoor de panden op het eerste gezicht lager lijken. De andere hoogteschaal kan gekozen zijn omdat anders sommige panden te hoog zouden worden en men toch het aantal van 20 bladen wilde aanhouden. Enkele panden gaan door het kader heen, zoals Herengracht 551 en Keizersgracht 632. Daarnaast blijkt ook de pandbreedte niet altijd correct te zijn. Vooral bij het stuk tussen de Leliegracht en de Herenstraat is gesmokkeld met de huisbreedte, om toch gelijk uit te komen. De gevelwand van de even zijde is immers langer dan de oneven zijde. Dit had gemakkelijk direct gecorrigeerd kunnen worden door de ruimte tussen de blokken aan de oneven zijde ruimer te nemen en daarmee konden de blokken tegenover elkaar blijven staan (zoals Tim Killiam dat heeft gedaan in zijn Amsterdamse Grachtengids).

Caspar Philips Jacobsz

Afb. 5. Muiderpoort. Ets van Caspar Philips, 1771 (Rijksmuseum)

Uit onderzoek van E. van Houten is gebleken dat Caspar Philips de zoon is van Johan Jacob Philips en Rebecka Sieuwers, geboren te Amsterdam in 1732 en gedoopt in de Lutherse Kerk op 16 april van dat jaar. (1) Caspar leerde bij zijn oom Jan Caspar Philips de kunst van het plaatsnijden. Zijn hele leven heeft hij zich bezig gehouden met graveerwerk, meestal op bouwkundig gebied, maar hij was ook landmeter/ mathematicus en gaf tekenonderwijs. Caspar Philips had een tragisch leven. Hij is drie keer getrouwd. In 1756 huwde hij op 25-jarige leeftijd Margaretha Elisabeth Konsé, die hem drie dochters schonk (Anna Elisabeth, 1757, Johanna Maria, 1760, en Margaretha Frederica, 1763) (afb. 4). Zijn vierde dochter overleed vrijwel direct na de geboorte in 1770, waarna nog geen acht weken later ook zijn echtgenote overleed, op 37-jarige leeftijd. Zij werd bij haar dochtertje begraven in de Oudezijds Kapel. Caspar Philips bleef achter met drie 'onmondige kinderen'. In 1777 huwde hij opnieuw, met Geertruy van Tonningen, maar dit huwelijk bleef kinderloos. Zijn tweede echtgenote overleed al in 1787. Een jaar later trouwde hij voor de derde maal, met Catharina Elisabeth Amstel. Geen zeven maanden later stierf Caspar Philips zelf op 57-jarige leeftijd aan een 'borstkwaal'. In het Rijksmuseum wordt nog een aardige prent bewaard van Caspar met zijn eerste vrouw en zijn moeder (afb. 3). Caspar Philips heeft op verschillende adressen gewoond, steeds in huurhuizen. In 1770 woonde hij op de Nieuwendijk tussen de St. Jacobsstraat en de Kolksteeg (nr. 120), in 1788 op de Haarlemmerdijk bij de Dommersstraat en nog datzelfde jaar tot zijn dood op de Brouwersgracht bij de Goudsbloemstraat. Op 19 maart 1789 werd hij begraven op het Kartuizer Kerkhof.

Afb. 6 Keizersgracht 444. Allegorische voorstelling met op de achtergrond Keizersgracht 444 (tek: Caspar Philips, 1775; coll. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap)

Caspar Philips is vooral bekend geworden door het Grachtenboek, maar daarnaast heeft hij veel stadsgezichten vervaardigd en ook bouwkundige tekeningen, bijvoorbeeld van de in 1769 ontworpen Muiderpoort (afb. 5). Tevens is er een grote plattegrond van Amsterdam van zijn hand bekend, evenals een paar burgerwijkkaarten, onder andere van burgerwijk 53 waar hij zelf woonde. Ook maakte hij rond 1775 een allegorische voorstelling met op de achtergrond Keizersgracht 444, het woonhuis van de familie Hope (afb. 6). Onze tekenaar schreef ook boeken. In 1765 verscheen Uitvoerig onderwijs in de Perspectief of Doorzichtkunde geïllustreerd met 60 door hemzelf gegraveerde platen, in 1786 Wismeet- en doorzicht-kundige handleiding en in 1788 Handleiding om in de kunst-tafereelen [...] de perspectivische dieptens [...] te vinden. Kortom, Caspar Philips had een uitgebreide studie naar het perspectief verricht. In 1784 werkte hij mee aan een verbeterde heruitgave van Bosbooms Vijf Colonnenorden. Uit deze periode dateert een 'visitekaartje' van 9 bij 5 cm waarop hij zichzelf 'kunstgraveur en landmeter van Holland, Zeeland en Westfriesland' noemt (afb. 7). Er moeten dus ook diverse landopmetingen (hebben) bestaan van zijn hand.

Was Caspar Philips wel de auteur van het Grachtenboek?

Afb. 7 'Visitekaartje' van Caspar Philips, ets, 94 x 53 mm. Op het kaartje staat vermeld dat hij 'kunstgraveur en landmeter van Holland, Zeeland en Westfriesland' is en woont op de Haarlemmerdijk bij de Dommersstraat.

Het in rood en zwart gedrukte titelblad werd meegeleverd met de vierde plaat en bevatte niet de naam van de kunstenaar of van de 'inventor'. Ook in het Bericht van Intekening wordt de kunstenaar niet genoemd. Pas op het titelblad van de heruitgave van Elwe in 1791 (afb. 2) staat prominent een naam afgedrukt: Caspar Philips Jacobsz. Niet alleen ontbreekt de naam van Caspar Philips op het titelblad van de eerste uitgave, ook de platen zelf vermelden, in tegenstelling tot zijn andere werken, geen auteur. Isabella van Eeghen twijfelde al over het (exclusieve) auteurschap van Caspar Philips. In haar artikel uit 1963 schrijft zij dat zijn naam wordt vermeld op de lijst van intekenaren, evenals die van zijn zwager Konsé, de jeugdige plaatsnijder-tekenaar Carel Jacob de Hupser, diens vader en de plaatdrukker Jacob Nieuwenhoff. Van Eeghen vermoedt dat deze drie medewerkers niet rijk genoeg waren om op zo'n duur plaatwerk in te tekenen en dat zij onder de intekenaren waren opgenomen opdat zij een gratis exemplaar zouden ontvangen. Zij constateert dat 'de naam van de reeds bekende Caspar Philips Jacobsz niet aan de uitgaaf is verbonden'. Nu zijn er meerdere redenen om te twijfelen aan de auteurschap van Caspar Philips. Wanneer we de tekeningen vergelijken met het werk waarop zijn naam is aangegeven, lijken de tekeningen helemaal niet van zijn hand te zijn. Caspar Philips maakt al sinds 1750 tekeningen, vaak van hoge kwaliteit met veel kleine details (afb. 1). Dat hij in staat was een gedetailleerde en correcte geveltekening te maken, blijkt bijvoorbeeld uit zijn tekening van de Muiderpoort. Bij stadsgezichten gaat het niet zoals bij het Grachtenboek om tweedimensionale gevels, maar om een driedimensionale wereld die in perspectief wordt weergegeven. Is het waarschijnlijk dat Caspar, die veel van perspectief afwist en zelfs twee jaar daarvoor een boek daarover had geschreven, perspectieffouten zou maken? Er is inderdaad gerede twijfel dat Caspar de exclusieve auteur was. Het is zelfs niet waarschijnlijk dat hij de leiding had over een team van tekenaars. Ook is het onaannemelijk dat een landmeter als Caspar zulke grote fouten zou maken in de planning van het Grachtenboek, zoals hierboven beschreven. Hij zal zeker niet zijn naam hieraan hebben willen verbinden. Het zal in de achttiende eeuw niet de eerste keer zijn geweest dat een uitgever een werk aan een overleden kunstenaar toeschreef om de verkoop te bevorderen. Caspar Philips kon het niet meer ontkennen. Hij was in 1789 overleden. Misschien kunnen we beter voorzichtigheidshalve spreken van het Grachtenboek van Bernardus Mourik.

Voorbeeld voor het bouwen

Afb. 8 en 9 Een vergelijking van de tekening van Caspar Philips van de attiek van Herengracht 495 en de werkelijkheid (foto: Erwin Meijers)

Waar we zekerder over zijn is het het doel van het Grachtenboek. Het titelblad gemaakt door Mourik bevat dezelfde tekst als het Bericht en stelt dat het boek niet alleen van belang is voor bewoners en kunstminnaars, maar ook en vooral voor timmerlieden en metselaars. Er was blijkbaar een tweeledig doel, tot vermaak maar ook tot lering. Verreweg de grootste groep intekenaren op de uitgave van 1768 bestond uit dergelijke ambachtslieden. Het Grachtenboek lijkt daarom ook bedoeld te zijn als modellenboek. De tekeningen moesten dienen als voorbeeld voor het bouwen in Amsterdam, bijna alsof het een architectuurtraktaat betrof.

Het was bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970) die omstreeks 1912 in de bibliotheek van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst het in vergetelheid geraakte Grachtenboek ontdekte. Hij ijverde direct voor de heruitgave ervan. In 1922 liet Van Houten de platen opnieuw uitgeven, per pand voorzien van 'geschied-bouwkundige beschrijvingen' van zijn hand, en tussen 1922 en 1962 verschenen vier uitgaven.

Het boek geeft een uniek tijdsbeeld. In 1931 roemde H.P. Berlage het Grachtenboek ter gelegenheid van de heruitgave als 'de oerkunst van het rythmisch bouwen'. En Mieras constateerde in 1958 dat 'Het plaatwerk de ogen van velen gericht [heeft] op de uitzonderlijke schoonheid van onze grachtenarchitectuur'. Het Grachtenboek geeft een beeld van de traditionele gevelindeling, van de diverse elementen waaruit deze bestaat, en van de oneindige variatie die binnen een gevelrij mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de harmonie van het geheel. Voor Van Houten kwam het Grachtenboek als geroepen. In de eerste helft van de 20ste eeuw, waarin de stad sterk te lijden had van de cityvorming en van monumentenzorg nog nauwelijks sprake was, werd veel gesloopt en verdwenen prachtige geveltoppen in de puinbak. Als bouwinspecteur ging dat alles Van Houten zeer aan het hart. In de uitgave van 1962, van de originele tekeningen, zou Van Houten daarover schrijven: 'Het bleek mij spoedig welk groot nut het werk kon hebben om te dienen als leidraad voor het vernieuwen, veranderen of restaureren van bouwwerken. Daarvoor werd het mij, bij de uitoefening van mijn functie als Inspecteur bij het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, in bruikleen afgestaan. In samenwerking met de heer L.H. Bours Pzn., architect van de Commissie voor het Stadsschoon, werden nl. voorgenomen en in uitvoering zijnde bouwplannen, hoewel aan wettelijke voorschriften beantwoordende, esthetisch verbeterd, zoals in het jaarboek 1915 van deze Commissie is weergegeven'. (2) Waarschijnlijk heeft de heruitgave ook bijgedragen aan de opkomende 'Heemschutgedachte', waarbij het Grachtenboek werd gehanteerd als een esthetisch wensbeeld, waaraan nieuwe gevels moesten voldoen. Met die expliciete bedoeling gaf Van Houten het boek opnieuw uit. (3) In lijn hiermee plaatste de bouwinspecteur geveltoppen afkomstig van gesloopte panden terug in de stad, om het stadsbeeld weer net zo rijk gevarieerd te maken als in het Grachtenboek was vastgelegd. (4) In 1924 werd de eerste geveltop herplaatst met het doel het stadsgezicht te behouden en te herstellen. Van Houten is minder bekend van de heruitgave van het Grachtenboek, maar meer nog door de naar hem genoemde panden in de Amsterdamse binnenstad, die vandaag de dag van betekenis zijn als een benadering van vooroorlogs stadsherstel en van belang voor de geschiedenis van de hoofdstedelijke monumentenzorg. Het idee dat het Grachtenboek van belang is voor het hedendaags bouwen is eigenlijk altijd blijven bestaan. In 2003 nog bepleitte Geurt Brinkgreve 'een nieuwe handzame uitgave van het Grachtenboek, als handleiding' voor het bouwen in de binnenstad. Het Grachtenboek had het laat-achttiende-eeuwse stadsbeeld vastgelegd en werd vervolgens een na te streven ideaal. Mede dankzij het nu 250-jarige Grachtenboek is het beeld van de Amsterdamse grachten tijdloos geworden.

Erwin Meijers en Walther Schoonenberg

Voetnoten:
1. Deze beschrijving is ontleend aan de inleiding van E. van Houten op de uitgave van 1936. Uit controle van de gegevens in het Stadsarchief blijkt dat Van Houten goed archiefonderzoek heeft verricht.
2. Van Houten, Voorwoord in het Grachtenboek, uitgave 1962.
3. Van Houten beschouwde het Grachtenboek als een document relevant voor zijn eigen tijd: 'Met behulp van bijgaande gevelteekeningen (...) is het mij gelukt reeds menig vandalisme met goed gevolg tegen te gaan' (Inleiding bij het Grachtenboek, 1936).
4. Zie: Walther Schoonenberg, 'De Van Houtenmonumenten. Een reconstructie van de werkwijze van bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970)' in: Bulletin KNOB 2012-4, p. 221-231.

Literatuur
Primair
Verzaameling van alle de huizen en prachtige gebouwen langs de Keizers en Heere-grachten der Stadt Amsteldam beginnende van den Binnen Amstel en eindigende aan de Brouwers- gracht, bestaande in ruim 1400 prachtige en trotsche Gebouwen origineel van Huis tot Huis geteekend en op Kunstige koopere Plaaten Afgebeeld, Amsterdam z.j. (bekend als het Grachtenboek van Caspar Philips), Amsterdam (Mourik) 1768- 1771 en Amsterdam (Elwe) 1791. Heruitgegeven in 1922 (E. van Houten), 1930 (Genootschap Amstelodamum), 1936 (Genootschap Amstelodamum samen met E. van Houten), 1967 (Uitgeverij Minerva) en 1979 (Uitgeverij ReproHolland).
– E. van Houten, Het Grachtenboek van Caspar Philips, met geschiedbouwkundige beschrijvingen, Amsterdam (Stadsdrukkerij) 1962.
Het betreft hier de uitgave van de oorspronkelijke tekeningen waarop de gravures zijn gebaseerd. Van de originele tekeningen, destijds bewaard in het archief van het KNAW, is de verblijfplaats thans onbekend.
De gravures van Caspar Philips zijn ook gereproduceerd in Vier Eeuwen Herengracht (Genootschap Amstelodamum) 1976, het Grachtenboek (SDU) 1991 en De Herengracht en de Keizersgracht rond 1768 en nu (Erwin Meijers en Theo Bakker) 2017.
Secundair
– H.P. Berlage, 'Bij de nieuwe uitgave van Philips' grachtenboek' in: Maandblad Amstelodamum 18 (1931), p. 9.
– Geurt Brinkgreve, 'Het onbeschermde stadsgezicht van Caspar Philipsz' in: Binnenstad 202 (nov. 2003).
– C. van Doornen, 'Van Huis tot Huis geteekend. Alle grachtengevels getekend, gegraveerd, gefotografeerd en gepixeld' in: Ons Amsterdam 62 (juli/aug. 2010), p. 316-321.
– I.H. van Eeghen, 'De geheimen achter de tekeningen van het grachtenboek' in: Maandblad Amstelodamum 50 (1963), p. 25-28.
– I.H. van Eeghen, 'De data van de uitgaaf der 24 vellen van het grachtenboek' in: Maandblad Amstelodamum 59 (1972), p. 186-187.
– (E. van Houten), Inleiding bij: Het Grachtenboek van Caspar Philips Jacobsz, naar de uitgaaf in kopergravure van 1771 in steendruk uitgevoerd, bewerkt naar een uitgave van E. van Houten 1922. Amsterdam (Genootschap Amstelodamum) 1936.
– J.P. Mieras, 'Het grachtenboek', in: Jaarboek Amstelodamum 50 (1958), p. 189-195.

(Uit: Binnenstad 287/288, mei/aug. 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.