De restauratie van het Vater/Müller-orgel in de Oude Kerk

Onlangs voltooiden Orgelmakerij Reil en de restauratieschilders Wolters & Ovink de restauratie van het Vater/Müller-orgel van de Oude Kerk. Aan deze restauratie onder advies van Henk Verhoef gingen vele jaren van voorbereiding vooraf. Voor de restauratie van de kleurige afwerking van de kas dienden het in 1978 uitgevoerde kleurenonderzoek, aangevuld met de kleurenprent van H.P. Schouten uit 1786, als leidraad. Voor de restauratie van het orgel met zijn duizenden pijpen vormde behoud van de gegroeide toestand het uitgangspunt.
Het gerestaureerde Vater/Müllerorgel in de Oude Kerk

In 1724 kreeg de orgelbouwer Christian Vater uit Hannover van de thesaurieren ordinaris van de stad Amsterdam opdracht om een nieuw orgel te bouwen. (1) De Amsterdamse beeldhouwer Juria(a)n Westerman werd gevraagd de orgelkas te ontwerpen en te bouwen, inclusief de monumentale onderbouw. (2) Het orgel kwam gereed in 1726. Een ingekleurde tekening van H.P. Schouten uit 1786 (afb. 1) toont vermoedelijk de kleurige afwerking uit de bouwtijd.
Waarschijnlijk versnelde de aanleg van de fundering van het orgel de al langer ingezette verzakking van de toren van de Oude Kerk. Voor de verbetering van de torenfundering, die stadstimmerman Willem van Diede vanaf 1735 uitvoerde, moest het orgel worden gedemonteerd. (3) Orgelbouwer Caspar Müller kreeg in 1738 opdracht het orgel weer op te bouwen. Daarbij breidde hij het pijpenbestand flink uit, waarvoor hij de kas verdiepte. Ongetwijfeld klonk het orgel na de verbouwing aanzienlijk krachtiger.

Na Müllers verbouwing voerden diverse orgelbouwers technisch onderhoud uit, zonder het pijpwerk noemenswaardig te wijzigen. Ook de kleurige afwerking bleef lang onveranderd. De borstwering van het orgelbalkon werd in 1830 opnieuw gemarmerd. (4) In 1844 werd de kas opnieuw geschilderd en verguld en kreeg daarbij een bronskleurige afwerking. (5)
Bij de renovatie die orgelmaker C.G.F. Witte in 1870 afrondde, bleef het orgel uiterlijk ongewijzigd. In technisch opzicht nam Witte het orgel flink onderhanden. Onderdeel van het werk was het herstel van beschadigde pijpen. Om verdere stemschade aan het kwetsbare pijpwerk van lood en tin te voorkomen bracht Witte een zogenaamde steminrichting aan op een groot deel van de pijpen, die hij daarvoor soms verlengde. Ook vernieuwde hij een aantal pijpenrijen (registers). Hoe ingrijpend Witte de klank omboog valt niet te zeggen. Het lijkt erop dat Witte de unieke klank van het Vater/ Müller-orgel niet rigoureus ‘moderniseerde’ naar de romantische smaak van zijn tijd.

Afb 1 H.P. Schouten, Het interieur van de Oude Kerk in westelijke richting, 1786 (SAA)

In de jaren 1904-1905 kreeg de kas een imitatie-eiken beschildering (afb. 5). De borstwering van het orgelbalkon behield de imitatiemarmeren afwerking van 1830. (6) De tinnen frontpijpen, die vooral door de gasverlichting flink waren aangetast, werden met aluminiumverf bedekt.

Controverse

Om een grote restauratie van kerkgebouw en orgel mogelijk te maken deed de Hervormde Gemeente van Amsterdam de Oude Kerk met inventaris in 1955 over aan Stichting de Oude Kerk te Amsterdam. (7) De stichting nam musicus Gustav Leonhardt als orgeladviseur in de arm. Hij kwam in 1965 met een plan voor reconstructie van de toestand waarin Müller het orgel in 1738-1742 had gebracht. De Zwitserse orgelbouwer Metzler zou het werk moeten uitvoeren. (8) Het plan leidde tot grote onrust bij hen die het gegroeide klankbeeld van het orgel waardeerden en wilden behouden. Die waardering kwam vooral voort uit de drukbezochte concerten en vele radio- en plaatopnamen uit de Oude Kerk, met organisten als Feike Asma en Piet van Egmond. De controverse bracht de gemeente Amsterdam ertoe de demontage van het orgel en het transport ervan naar Metzlers werkplaats in Zwitserland te verbieden. (9) De wethouder kunstzaken, Wim Polak, stelde een gemeentelijke orgeladviescommissie in, die moest toezien op een verantwoorde restauratie. Het leidde tot felle debatten tussen Leonhardt en de orgeladviseurs van het Rijk aan de ene kant en de gemeentelijke orgelcommissie aan de andere. Twistpunt was het herstel van het barokke klankbeeld en het daarmee samenhangende terugdraaien van de ingrepen uit 1870. Naast de langdurige kerkrestauratie zorgde de controverse ervoor dat de plannen in de jaren zestig en zeventig niet tot uitvoering kwamen.

Afb 2 Een aangetaste orgelpijp vóór de restauratie (foto: Orgelmakerij Reil b.v., 2017)
Afb 3 Herstel van het blinderingssnijwerk rond de pijpen (foto: Gert Eijkelboom, 2017)

Na de afronding van de grote kerkrestauratie kwam in 1978 geld beschikbaar om de orgelkas geheel opnieuw te laten schilderen. Een uitvoerig kleurenonderzoek en de prent van Schouten golden als leidraad. De kas kreeg een nieuwe, grof opgezette eikenimitatie, en de marmering en het verguldsel werden vernieuwd. Toch week het werk op een aantal punten af van deze aanwijzingen. Zo kreeg de zichtbare torenwand niet zijn oorspronkelijke donkere kleur terug en kreeg de omlijsting van de klok een donkere houtimitatie in plaats van een lichte marmerimitatie. Ook de houtimitatie op het orgelbalkon week af van het historische kleurenbeeld.
Orgelbouwer S.F. Blank voerde hierna in de jaren tachtig deelrestauraties uit aan de windvoorziening, de windladen en een deel van de speeltractuur. Het pijpwerk en daarmee de klank bleven door de gevoeligheden nog buiten het werk.

Omslag in het denken

In de jaren zeventig ontstond er een omslag in het denken over orgelrestauraties. De hypothetische en idealiserende restauratieaanpak maakte gaandeweg plaats voor restaureren vanuit respect voor de gegroeide toestand. De nu voltooide restauratie van het orgel ademt precies die aanpak.

Afb 4 Blik op het pijpwerk in het rugpositief naar de kerkruimte (foto: Gert Eijkelboom, 2019)

Het restauratierapport van 2005 vermeldt de volgende doelen: klankherstel uitgaande van de gegroeide toestand, een substantiële verbetering van de bespeelbaarheid en de voltooiing van de restauratie van de kas. Bij het pijpwerk zijn technische gebreken verholpen, maar latere interventies gehandhaafd (afb. 4). De aluminiumverf uit 1905 op de frontpijpen (de pijpen die in het zicht staan) moest om diverse redenen worden verwijderd. Deze tinnen pijpen bleken in een zeer slechte staat te verkeren. Er zaten gaten in en de wanden waren dun (afb. 2). Ze zijn daarom beplakt met tinfolie, waardoor ze er voorlopig weer ‘als nieuw’ uitzien. De speelmechaniek is grondig hersteld, waardoor het orgel nu veel beter bespeelbaar is. Ook het aangetaste snijwerk rond de pijpen is hersteld en opnieuw verguld (afb 3). Ten slotte is de kleurige afwerking uit 1978 meer in overeenstemming gebracht met de prent van Schouten. Hierop is één uitzondering gemaakt: de mooi uitgevoerde houting van de balustrade van het orgelbalkon bleef intact, in overeenstemming met het conserverende uitgangpunt van de restauratie en het bereiken van een optimaal visueel totaalbeeld.

Gert Eijkelboom

Met dank aan Henk Verhoef voor het meelezen van de tekst.

Dit najaar verschijnt een monografie over de geschiedenis van de orgels van de Oude Kerk en de restauratie van het Vater/Müller-orgel.

Voetnoten:
1. SAA, Archief van de burgemeesters, toeg. nr. 5028, inv.nr. 555.
2. SAA, toeg.nr. 5028, inv.nr. 555.
3. SAA, toeg.nr. 5028, inv.nr. 555.
4. B. Bijtelaar, De orgels van de Oude Kerk in Amsterdam, 1975, p. 174.
5. John Norbury, The Box of Whistles, London 1877, p. 21-22. De begeleidende, gekleurde plaat laat bovendien zien dat het sofflet donker was; Bijtelaar 1975, p. 178.
6. Bijtelaar 1975, p. 194-195.
7. SAA, archief Oude Kerk, toeg.nr. 378.OK, inv.nr. 232.
8. SAA, archief van de Gemeentelijke Orgeladviescommissie, toeg.nr. 31156, inv.nr. 1.
9. SAA, toeg.nr. 31156, inv.nr. 1.

(Uit: Binnenstad 292, mrt./apr. 2019)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.