Afb.1. De door Vereniging Hendrick de Keyser gerestaureerde Oudeschans 39 (foto: Wim Ruigrok) |
Generaal Henri Winkelman (1876- 1952), opperbevelhebber van land- en zeemacht, heeft op 15 mei 1940 de capitulatie van ons land getekend. Twee dagen daarvoor had hij van de naar Engeland uitgeweken regering het regeringsgezag in Nederland gekregen en diende het ambtelijk apparaat naar zijn aanwijzingen te handelen. Na de overgave werd een Duits bestuur ingesteld, geleid door de uit Oostenrijk afkomstige Reichskommissar Arthur Seyss-inquart (1892-1946), maar pas op 29 mei 1940 werd hij in Den Haag geïnstalleerd. In de tussenliggende periode heeft Winkelman nog enkele belangrijke besluiten genomen. Op 21 mei 1940 tekende hij het besluit Wederopbouw I. In artikel 4 van dit besluit werd bepaald dat werken en gebouwen die als monument waren aangemerkt niet mochten worden 'gesloopt of veranderd' dan na voorafgaande toestemming van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg (de voorloper van de gelijknamige Rijksdienst).
Het betrof de bouwwerken die reeds in 1928 door de Rijkscommissie waren geïnventariseerd. Voor Amsterdam ging het daarbij om 3.904 particuliere gebouwen, voornamelijk woonhuizen, 93 gebouwen van liefdadigheid, wetenschap en kunst, 37 kerkelijke gebouwen, acht wereldlijke openbare gebouwen, zeven bruggen, sluizen en gedenktekens, vijf molens en één verdedigingswerk (zie het Amsterdamse deel van de door de Rijkscommissie uitgegeven Voorloopige Lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst). Vermoedelijk was in 1940 echter al een groot deel van de in 1928 geïnventariseerde monumenten gesloopt en verdwenen. Ook in de oorlogsjaren, vooral in de hongerwinter van 1944/45, zouden nog een groot aantal monumenten, vooral in de Jodenbuurt, worden gesloopt.
Het begin van de wettelijke monumentenbescherming valt ook min of meer samen met de eerste daadwerkelijke ambtelijke monumentenzorg. De nationaal-socialistische ideeën over de 'volkseigen' cultuur betekende in de jaren van de Duitse bezetting meer bestuurlijke aandacht voor de monumentenzorg, die vóór de oorlog nog vrijwel tot het terrein behoorde van particuliere organisaties als de Vereniging Hendrick de Keyser en particuliere initiatieven als de Commissie voor het stadsschoon. De overheid achtte een regelgevend kader toen nog in strijd met het eigendomsrecht. tijdens de Duitse bezetting speelde dat niet meer.
Afb. 2. Opmetingstekening van Herengracht 436 uit 1944 (Stadsarchief Amsterdam) |
NSB-wethouder Jan Gratama (1877-1947) richtte op 28 mei 1943 de gemeentelijke afdeling Monumentenzorg op, een onderafdeling van de afdeling Gebouwen van Publieke Werken, die als Bureau Monumentenzorg bekend werd. Gelijktijdig met het instellingsbesluit werd de gehele oude binnenstad tot monument verklaard - een besluit dat destijds wel door de Bond Heemschut maar niet door het Genootschap Amstelodamum werd gesteund. Als directeur werd architect E.P. Messer aangesteld, de tweede man was architect J. Leupen, een monumentenzorger van het eerste uur. In de oorlogsjaren vonden enkele restauraties plaats. Zie bijvoorbeeld de restauratie door Jan Gratama van Oudeschans 39 (afb. 1), en Bloemgracht 87-89-91, Prinsengracht 2-4 en Oudezijds Voorburgwal 14 die door de Vereniging Hendrick de Keyser werden gerestaureerd. De afdeling Monumentenzorg hield zich echter vooral bezig met het gedetailleerd (laten) uittekenen van gevels van monumenten, voor het geval de stad zou worden gebombardeerd. Het Genootschap Amstelodamum, dat in de oorlogsjaren actief bleef, had hierop aangedrongen (zie het nieuwe Jaarboek over de bezettingsgeschiedenis van het genootschap). Een dertigtal werkloze architecten bracht hele gevelwanden in tekening. Deze buitengewoon fraaie en gedetailleerde tekeningen bevinden zich tegenwoordig in het stadsarchief Amsterdam (afb. 2).
De 'foute' start van de hoofdstedelijke monumentenzorg heeft mogelijk bijgedragen aan de tamelijk late heroprichting van het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg op 15 september 1953, nu als zelfstandig onderdeel van de Dienst der Publieke Werken. In 2003 werd het 50-jarig bestaan van het Bureau Monumentenzorg gevierd, waarbij het bestaan van de voorloper uit de oorlog volledig werd genegeerd. Begrijpelijkerwijs wilde men daar liever niet aan herinnerd worden.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 298, mei/jun. 2020)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.