Bruno Taut (1880-1938)

In museum Het Schip is een tentoonstelling over Bruno Taut te zien (*). Taut was lange tijd vooral bekend als een van de hoofdrolspelers in het expressionisme. Architectuurhistorici hadden namelijk aanvankelijk niet veel belangstelling voor de massawoningbouw. Zelfs Leonardo Benevolo, die in The History of Modern Architecture (1960) veel aandacht besteedde aan de politieke en sociale betekenis van de Moderne Beweging, had weinig oog voor de woningbouw van Bruno Taut in Berlijn.

De eerste auteur die Taut positioneerde als belangrijke pionier in de massawoningbouw was Kurt Junghanns. Toen hij eind jaren zestig aan zijn Tautmonografie werkte, werd de geschiedenis gedomineerd door Le Corbusier, Gropius en Mies van der Rohe, de meest radicale modernisten. In die context was Bruno Taut een compromis figuur. Zijn woningbouw was modern maar niet radicaal. Om die reden wilde hij ook niet lid worden van de CIAM, de Internationale Congressen voor het Nieuwe Bouwen. Daarmee distantieerde hij zich uitdrukkelijk van de revolutionaire voorhoede.

Bruno Taut, Siedlung Schillerpark Berlijn (foto: Nadia Abdelkaui)

Het boek van Junghanns, Bruno Taut 1880-1938, verscheen in 1970. Misschien wel precies op het goede moment. Een jongere generatie architectuurhistorici, gedreven door het linkse engagement dat in die jaren mode was, verklaarde de geschiedenis van de volkswoningbouw tot speerpunt in het onderzoek. De eerste druk was al spoedig uitverkocht en werd duur in het antiquariaat. Daarom verscheen in 1983 een nieuwe, herziene druk. Zo begon een architectuurhistorische zegetocht die in 2008 zou eindigen met de Unesco-status voor vier Berlijnse woningbouwcomplexen van Taut: Gartenstadt Falkenberg, Siedlung am Schillerpark, Wohnstadt Carl Legien en de Großsiedlung Berlin-Britz, de Hufeisensiedlung. In 2008 werden ook de Weiße Stadt en Siemensstadt, waar Taut niet bij betrokken was, Unescomonumenten.

Het pionierswerk van Junghanns kreeg in 1984 een vervolg in West-Berlijn met een tentoonstelling in het Bauhaus-Archiv, die vergezeld ging van een catalogus die nog steeds een standaardwerk is: Vier Berliner Siedlungen der Weimarer Republik, Britz, Onkel Toms Hütte, Siemensstadt, Weiße Stadt. Onkel Toms Hütte is ook van Taut.

De opdrachtgever van Taut was de GEHAG, Gemeinnützige Heimstätten Aktien Gesellschaft, het Berlijnse filiaal van de DEWOG, Deutsche Wohnungsfürsorge Gesellschaft. Deze sociale woningbouwbedrijven kwamen voort uit de vakbeweging en waren opgericht door Martin Wagner (1885-1957). Wagner was architect en stedenbouwer, in 1915 gepromoveerd op het baanbrekende proefschrift Das sanitäre Grün der Städte, dat ook door de Afdeling Stadsontwikkeling werd gebruikt voor het Algemeen Uitbreidingsplan. Wagner en Taut werkten samen aan Schillerpark en de Hufeisensiedlung. In 1926 werd Wagner Stadtbaurat van Berlijn, zeg maar de directeur van de Dienst der Publieke werken, en ook in die functie was zijn bijdrage aan deze Unesco monumenten essentieel. De tegenwoordige eigenaar is de GSW, Gemeinnützige Siedlungs- und Wohnungsbaugesellschaft Berlin.

In bovengenoemde tentoonstellingscatalogus vertelt de ‘Technischer Geschäftsführer’ van deze organisatie over het problematische beheer van huurwoningen die inmiddels bijna 100 jaar oud zijn. Het is zeg maar een bouwfysische nachtmerrie, die tegenwoordig ook nog eens wordt verergerd door eisen van de monumentenzorg. Maar de GSW ziet het als een bijzondere taak om deze sociale erfenis met respect te onderhouden. De woningen zijn bovendien erg klein, 40 tot 50 vierkante meter. Toch is het zo dat de woningen van Taut bijzonder populair zijn bij de huurders. Ook Junghanns vermeldt dat men in Berlijn graag in de sociale woningbouw uit de jaren twintig woont. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de woonomgeving. Niet alleen de architectuur is bijzonder, maar ook de stedelijke ruimte. De Großsiedlungen zijn in feite helemaal niet zo groot, 2000 woningen is al heel veel, het gaat eigenlijk om betrekkelijk kleine en intieme wijkjes. Veel kleiner dan de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam. Tuindorp Frankendaal doet er meer aan denken. Het is daarom wel schrijnend dat de Amsterdamse corporatiebaasjes zelfs Frankendaal, met nog geen 1000 woningen, vernield hebben. Het historisch besef, dat klaarblijkelijk in Berlijn bijna vanzelf spreekt, ook bij een groot en zakelijk bedrijf als de GSW, ontbreekt geheel in Amsterdam. De erfenis van het Algemeen Uitbreidingsplan wordt zonder enige kennis van zaken verkwanseld.

De architectuur van betaalbare huurwoningen is uiteraard sober. Zelfs de ‘Technischer Geschäftsführer’ verbaast zich over de vaak lange blokken met hun eindeloos herhaalde configuratie van trappenhuizen en ramen die allemaal dezelfde maat hebben. Aan de andere zijde van het blok zijn het de balkons en weer die ramen. Hij denkt zelfs dat de hedendaagse welstand daar bezwaar tegen zou hebben. Maar die herhaling en die eenvoud geven wel precies aan wat het is, massawoningbouw. Schillerpark, de oudste, is nog uitgevoerd in baksteen, later maakte Taut veel gebruik van wit stucwerk. Het befaamde ‘Rote Front’ aan de Fritz Reuter-Allee, ook een zeer lang blok, is inderdaad rood. Wit gestucte architectuur is in Duitsland niet bijzonder, maar in de wijken van Taut krijgt die witte stuc betekenis, het wordt een stralend licht dat een nieuw begin in de woningbouw verbeeldt. Taut was zich zeer bewust van kleur, het schilderwerk van de eengezinswoningen in Onkel Toms Hütte, Waldsiedlung Zehlendorf, werd tot in de details gedetailleerd.

Iedereen met enige belangstelling voor de geschiedenis van de volkswoningbouw zou een bezoek moeten brengen aan deze bijzondere Unesco monumenten in Berlijn. Niet alleen voor Bruno Taut maar ook voor het werk van andere architecten. Siemensstadt is een waar openluchtmuseum van woningbouw uit de jaren twintig. De portieketage ats van Hugo Häring zijn de mooiste die ik ooit heb gezien. Halverwege de jaren tachtig nog geheel vervallen, maar inmiddels schitterend gerestaureerd. De Van Tijenbuurt in Geuzenveld was van dat niveau, maar die is gesloopt.

Vincent van Rossem

(*) Van 6 maart 2020 t/m 17 januari 2021 presenteert Amsterdamse School Museum Het Schip Bruno Taut: De fantasie voorbij. Zie verder: Bruno Taut: De fantasie voorbij.

(Uit: Binnenstad 299, jul./sept. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.