150 jaar Die Port van Cleve

Iedereen die het begin van het moderne café- en uitgaansleven in Amsterdam op een specifieke datum of gebeurtenis probeert vast te pinnen, zit er waarschijnlijk naast. 'Moderniteit' laat zich moeilijk afbakenen. Toch wordt de opening van het bierhuis Die Port van Cleve op 5 september 1870 vaak genoemd als een begin, of in ieder geval als een markeringspunt. In de jaren erna volgden het bierhuis Vondel in de Vondelstraat, Mille Colonnes aan het Rembrandtplein, Bavaria in de Kalverstraat (alle drie verdwenen), Krasnapolsky, Americain en andere. Geen van deze bierhuizen en grand cafés werd echter op zo'n grote schaal nagevolgd als 'De Poort’.

In het kort de geschiedenis: in 1864 kocht de jonge ondernemer Gerard A. Heineken de eeuwenoude brouwerij De Hooiberg, gelegen tussen de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal, niet ver van de Donkere Sluis achter het Paleis. Hij verplaatste die drie jaar later naar de Stadhouderskade. Een van de twee aan de Nieuwezijds staande monumentale kuifgevels uit omstreeks 1730, gebouwd door de flamboyante brouwer en 'big spender' Theodorus Fries, verhuurde hij aan de Gebroeders Hulscher, die in september 1870 een bierhuis openden onder de naam 'Die Port van Cleve', naar een gevelsteen die bij de verbouwing tevoorschijn kwam (1). Het was de belangrijkste van de bierhuizen die in deze jaren geopend werden volgens het voorschottenstelsel van Heineken - vergelijkbaar met het Engelse 'tied house system' -, dat inhield dat aan de uitbater een voorschot verstrekt werd op voorwaarde dat die exclusief het 'ondergistende' Heinekenbier schonk; over moderniteit gesproken. Het nieuwe etablissement was een instant succes, mede omdat heren hier hun dames en dochters mochten meenemen, een ware noviteit.

Attracties

De oorspronkelijke inrichting van de bodega op een prent van J.C. Greive, uit: Eigen Haard

In 1871 en '72 volgden nieuwe verbouwingen door architect Isaac Gosschalk, met een baanbrekende 'Oudhollandse' pui over de volle breedte van de twee kuifgevels. Binnen waren een gotisch zaaltje - Gosschalk was eerder in Hannover geweest om daar moderne Duitse Bierhallen in gotische stijl te bestuderen - en een geheel gerestaureerde en met rood pluche opnieuw gestoffeerde achthoekige koepel met stucwerk uit de tijd van Ignatius van Logteren, waarvoor de gas- ten onder aan een wenteltrapje in de rij stonden. Deze bijzondere attracties verdwenen toen 13 jaar later - de Poort was inmiddels door de Gebrs. Hulscher van Heineken gekocht - het huidige gebouw van Gosschalk verrees, met zijn rijke gevel in een mengeling van Vlaamse en Hollandse renaissance met late gotiek. Aanvankelijk was het de bedoeling om de fraaie pui uit 1872 in het ontwerp te integreren, maar dat plan werd opgegeven. Links daarnaast trok de - opnieuw baanbrekende - bodega met een klokgevel uit de tot dan toe weggehoonde 'pruikentijd' misschien nog wel het meest de aandacht. Achter de gevel was het een 'modelinrichting' van toegepaste kunsten, met onder meer een monumentaal Delftsblauw tegelfries van de Porceleyne Fles, waarvoor kunstnijveraar Adolf Le Comte een jaar lang intensief aan de tekeningen werkte. De verbouwing duurde maar liefst drie jaar vanwege de uitgebreide wijnkelders, keukens en fornuizen onder het gebouw, die zich uitstrekten van de Molsteeg tot onder het oude postkantoor van C. Outshoorn. De inrichting van de keukens was toen nog min of meer staatsgeheim, vanwege de bereidingswijze van de genummerde biefstukken die vanaf 1874 in het restaurant geserveerd werden en die de faam van het Heinekenbier gaandeweg overtroffen. Het Heineken-restaurant op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889 was een schepping van de briljante Nederlands-Franse architect Édouard Niermans, die de Nederlandse afdeling ontwierp, maar de keukens werden uitsluitend aan Gosschalk toevertrouwd.

Navolging

De Poort van Cleve in de Hamstraat in Grave (bron: rijksmonumenten.nl)

Die Port van Cleve was vanwege de bijzondere sfeer en de snelle bediening niet alleen populair bij families, middenstanders, zakenlieden en bohémien-kunstenaars - het werd een van de drie stamkroegen van de Tachtigers - maar vooral ook bij Zaankanters en bezoekers en dagjesmensen uit de provincie. Dat leidde tot een spoedige navolging tot in alle uithoeken van het land, onder namen als Die Port van Cleve, de Poort van Kleef of Die Pforte von Cleve. Al in 1872 waarschuwden de Gebroeders Hulscher in een advertentie dat zij niets te maken hadden met bierhuizen in den lande die wel de naam Die Port van Cleve voerden, maar niet aan hun hoge kwaliteitseisen voldeden.

Hotels, cafés en restaurants onder de bovengenoemde namen heb ik onder meer kunnen traceren in Nijmegen, Arnhem, Grave, Venlo, Eindhoven, Tilburg, Roosendaal, Enkhuizen, Schagen, Hilversum, Utrecht, Amersfoort, Apeldoorn, Zutphen, Enschede, Almelo, Zwolle, Assen, Sneek, Leeuwarden, Noordwijk-Binnen, Dordrecht, Den Haag en Batavia. Sommige combineerden de populaire naam Die Port van Cleve en haar Oud-hollandse uitstraling met een kleine Wintertuin à la Krasnapolsky.

Het lijkt voor de hand te liggen dat de naam Die Port van Cleve ontleend is aan het Amsterdamse voorbeeld, maar dat blijkt voor sommigen toch iets ingewikkelder te zijn. Er is bij diverse oudheidkundige verenigingen, websites en chatboxen van lokale- en streekarchieven enig misverstand ontstaan over de herkomst van de naam Die Port van Cleve. Beweringen over eeuwenoude herbergen van die naam, gelegen aan mythische postwegen naar Kleef - stad van de mythische zwaanridder Lohengrin - zijn een eigen leven gaan leiden. Er moeten dan wel heel wat van die postroutes door Nederland geslingerd hebben. Feit is dat er een postkoetsroute naar Kleef heeft bestaan, waaraan mogelijk herbergen met namen als het Kleefse Veer hebben gelegen. En enkele herbergen of logementen die later De Poort van Kleef gingen heten, moeten al langer bestaan hebben. Echter, met uitzondering wellicht van het mysterieuze huis Die Port van Cleve in Ravenstein aan de Maas, een stadje dat ooit tot het hertogdom Kleef behoorde, dateren vrijwel zeker alle bovengenoemde horecagelegenheden van na 1870 en hebben ze hun naam ontleend aan de commercieel succesvolle 'brand name' Die Port van Cleve in Amsterdam.

Hotel-café-restaurant De Poort van Cleve in de Grotestraat te Nijmegen, 1898 - verwoest september 1944 (fotocoll. Regionaal Archief Nijmegen)

Ik blijk trouwens niet de enige te zijn die vraagtekens zet bij die eeuwenoude postiljons met de naam Die Port van Cleve. Els Peters deed dat al eerder in het Nijmeegs Katern van de Vereniging Numaga (1994). Ook uit haar betoog volgt dat hier waarschijnlijk sprake is van een 'Invention of Tradition' - de term is van de Engelse historicus Eric Hobsbawm. Nu eens niet voortkomend uit nationalistische of ideologische motieven, maar eerder uit een verlangen naar diepe wortels en hoge ouderdom, liefst reikend tot in de Gouden Eeuw. Want deels is die 'eeuwenoude' herkomst ook gevoed door hotel- en restauranteigenaren.

De razendsnelle verspreiding van een nieuw horecaconcept is een wat vergeten hoofdstuk in de voorhoederol en de culturele dominantie die Amsterdam na 1870 weer op zich nam. En ook, gezien de geografische spreiding, zegt het iets over de geleidelijke eenwording en homogenisering van de negentiende-eeuwse natiestaat Nederland, voorheen een federatie van losse gewesten. In Amsterdam raakte het concept rond 1900 uit de mode, ten gunste van nieuwe Art Nouveaupaleizen, maar ook als gevolg van moraalridders en soberheidspredikers die eind jaren negentig de geest van de bruisende jaren tachtig met zijn 'biernomaden' probeerden in te dammen. In de provincie bleef het concept echter tot ver in de twintigste eeuw onverminderd populair.

Wilfred van Leeuwen

Voetnoot:
(1) Een van de panden van de brouwerij aan de Nieuwezijds was eind 16de eeuw in bezit geweest van de eigenaar van het Huis ter Cleeff in Schoten, in 1574 door de Spanjaarden in een ruïne veranderd en tegenwoordig opgenomen in een ruïnetuin van L. Springer aan de Kleverlaan in Haarlem. Dat oorspronkelijk 13de-eeuwse huis werd sinds 1503 Huis ter Cleeff genoemd omdat het een leen was van Margaretha van Kleef, echtgenote van Albrecht van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland. Het verklaart in ieder geval de naam 'Cleve': daarnaast menen sommigen dat de torens en gebouwen op de Amsterdamse gevelsteen de zuidzijde van het Huis ter Cleeff tonen. Voor een deel blijven de gevelsteen en de naam 'Port van Cleve' een mysterie. Temeer daar een van de door Heineken aangekochte gebouwen van de brouwerij aan de Spuistraat een gevelsteen met de 'De Poort van Limburg' droeg.

Literatuur:
- J.F.L. De Balbian Verster, '”Die Port van Cleve” Amsterdam', Neerlands Welvaart, afl. 68-69, 1920
- E.F.M. Peters, 'De Poort van Kleef. Het hotel-café-restaurant aan de Grotestraat', Nijmeegs Katern 8 (1994), nr. 5, pp. 2-6
- J. de Meester, 'De inwendige mensch op de Parijsche tentoonstelling', Eigen Haard (1889), pp. 380-382
- ‘De Bodega van Die Port van Cleve', Eigen Haard (1888), pp. 474-475
- J.J. Temminck (red.), Huis ter Kleef. Het enige kasteel van Haarlem, Haarlem 1995
(Met dank aan dhr. Bert Thissen, stadsarchivaris Kleve)

(Uit: Binnenstad 299, jul./sept. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.