De Lamp en Binnenstad

300 nummers!

Warmoesstraat 5

Een voorbeeld van een restauratie door de stichting Diogenes in de jaren zestig, die uitgebreid in het blad ter sprake komt, is Warmoesstraat 5, de Koopermoolen (zie foto). Alhoewel het een groot pand is en daardoor niet representatief voor het bezit van de stichting, dat vooral uit kleine woonhuismonumenten bestaat, geeft het toch een beeld van de in deze tijd gebruikelijke restauraties waarbij het in 1953 opgerichte Bureau Monumentenzorg (BMZ) nauw was betrokken. Het artikel in nummer 3 (dec. 1967) is geschreven door Henk Zantkuijl (1925-2012), hoofdarchitect bij BMZ. Hij was één van de pioniers van het huizenonderzoek, die elke restauratie aangreep om zijn kennis van het oude Amsterdamse woonhuis te vergroten. Het artikel is fraai geïllustreerd door de kenmerkende en herkenbare opmetings- en reconstructietekeningen van zijn hand. (1)

Na een beschrijving van de vroegste ontwikkeling van het stadshuis, dat de helft van het artikel inneemt, komt Warmoesstraat 5 zelf aan bod. De inleiding leidde tot de conclusie dat het Amsterdamse huis zich op de smalle kavels zowel in de diepte als de hoogte ontwikkelde. Warmoesstraat 5 is daarvan een goed voorbeeld omdat het een houtskelet heeft met zeven achter elkaar geplaatste jukken, maar zich ook in de hoogte heeft ontwikkeld door die jukken op elkaar te plaatsen (afb. 2). De toepassing van het houtskelet is afkomstig uit de traditie van het houten huis en blijft nog lang, tot halverwege de zeventiende eeuw, bestaan, wanneer de gevels inmiddels van steen zijn - een ontdekking uit het eerste huizenonderzoek in deze periode.

Zantkuijl heeft de term 'verstening' van het houten huis geïntroduceerd, terwijl hij tegelijkertijd een ontwikkeling ziet waarin elementen uit het houten huis in het stenen huis werden toegepast, de 'verhouting' van het stenen huis.

Warmoesstraat 5 zag Zantkuijl als een voorbeeld van een versteend houten huis, een combinatie van houtskelet met baksteenmuren. Hij onderscheidde een vroegste bouwperiode uit circa 1500, waarvan het houtskelet is blijven bestaan, een verbouwing uit de vroege zeventiende eeuw, met een gewijzigde indeling, en een vergroting met een extra verdieping in 1725. Aan de hand van de detaillering van de sleutelstukken (dendrochronologisch onderzoek bestond nog niet) wist hij de datering te bepalen. De zeventiende-eeuwse verbouwing creëerde een opkamer (woonkamer) en binnenhaard (keuken) achterin het pand, waardoor er een splitsing kwam tussen het wonen en koken. De verbouwing van 1725, waarin de huidige voorgevel tot stand kwam, vormde het uitgangspunt van de restauratie, met inbegrip van het herstel van het laatmiddeleeuwse houtskelet. De vroeg-negentiende-eeuwse roederamen werden om die reden vervangen door achttiende-eeuwse roederamen met kleinere ruitjes. Opvallend is echter dat de zeventiende-eeuwse verbouwing werd teruggedraaid door de vloer van de achterzaal op hetzelfde niveau te leggen als de vloer in het voorste gedeelte, in overeenstemming met de oorspronkelijke situatie. Wel werd de ruimte onderverdeeld met een balkon. Als rechtvaardiging daar voor gold een praktische overweging, namelijk de 'bestemming tot theaterrestaurant mogelijk te maken'.

Voetnoten:
1. Het Stadsarchief beschikt over een enorme collectie van tekeningen van Henk Zantkuijl. Zie: 'Inventaris van het Archief van Bureau Monumentenzorg: dossiers gevormd door H. Zantkuijl', toegangsnummer 30967 (maar liefs 1.994 scans).

[300 nummers]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.