Een boek lijkt misschien een mager resultaat, maar dat is het niet. Aan het boek geschreven door Coert Peter Krabbe, architectuurhistoricus bij de afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam, ligt degelijk onderzoek ten grondslag. De noodzaak aandacht te besteden aan monumentale interieurs is nog altijd groot. (2) Het probleem hierbij is dat monumenteneigenaren vaak ten onrechte denken dat alleen de buitenzijde van hun monument beschermd is, bijvoorbeeld doordat in de Redengevende omschrijving alleen de gevel wordt beschreven. In werkelijkheid is altijd het gehele monument beschermd, inclusief de monumentale interieuronderdelen. Vaak beseft men ook niet dat de interieurs waardevol zijn. Alleen documentatie en algehele bekendheid, gecombineerd met een effectief monumententoezicht, kunnen voorkomen dat belangrijke interieurs worden gesloopt.
Historische interieurs zijn belangrijk omdat ze getuigen van de vroegere wooncultuur en vaak zijn ze ook architectuurhistorisch van groot belang. Omdat deze interieurs het minst bekend zijn en dus het meeste gevaar lopen, heeft deze nieuwe publicatie over het monumentale interieur van grachtenhuizen specifiek betrekking op de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Hiervan zijn er meer dan wordt gedacht, sterker nog: veel als achttiende-eeuwse interieurs bekend staande stijlkamers blijken in werkelijkheid negentiende-eeuws te zijn. Vaak is dit moeilijk te zien omdat in de negentiende eeuw werd teruggegrepen op bijvoorbeeld de verschillende Lodewijk-stijlen, zodat men snel geneigd is een interieur te vroeg te dateren. Het verschil tussen een restauratie van een bestaand interieur in een bepaalde stijl of een volledig nieuw gemaakte kamer in diezelfde stijl is vaak moeilijk te onderscheiden.
Plafond van de huidige Burgemeesterskamer van Herengracht 502 (foto uit besproken boek) |
Neem bijvoorbeeld het bijzonder interessante grachtenhuis Herengracht 502, de huidige burgemeesterswoning. De auteur maakt terecht de opmerking dat de formele rol van de heer des huizes de rol van de echtgenote verdoezelt, met name op het gebied van aankleding en inrichting van interieurs. In de achttiende eeuw zagen we dit al bij Petronella de Neufville, wier naam als opdrachtgever met het monumentale interieur van Herengracht 475 is verbonden. In de negentiende eeuw is Louise van Loon-Borski, de echtgenote van Hendrik Maurits van Loon, vanaf 1870 grotendeels verantwoordelijk voor de vernieuwing van Herengracht 502, een goed voorbeeld hiervan. Aan de hand van brieven toont de auteur dit aan, maar het blijkt ook uit een woonadviesboek uit die tijd dat expliciet spreekt over het 'grootste aandeel' dat haar toekomt in de versiering van de woningen. De verbouwing vanaf 1870 heeft onder meer de balzaal (de rechter achterkamer) opgeleverd, met handhaving van de marmeren schouw, terwijl de eetkamer (de rechter voorkamer) ogenschijnlijk nog meer achttiende-eeuwse interieuronderdelen bevat, zoals de gesneden deuren en bovendeurstukken.
Wie echter heel goed kijkt ziet dat de uit eikenhout gesneden bovendeurstukken voorzien zijn van een notenhoutimitatie. Vaak worden dergelijke materiaalimitaties niet gewaardeerd, omdat ze een uitwas zouden zijn van de negentiende eeuw, maar in werkelijkheid kan een dergelijke afwerking bogen op een lange traditie.
In de huidige burgemeesterskamer (de linker voorkamer) is een stucplafond aangebracht met een zeer fijne ornamentiek, die ogenschijnlijk uit dezelfde tijd stamt als de reliëfs aan de wanden (1792). In werkelijkheid, stelt de auteur, is dit plafond gemaakt naar ontwerp van Hans Diederich Luschen, ingehuurd door de firma G.D. Martens. In een tekening met signatuur H.D.L. en datering 1865 zijn in de hoeken vier varianten van decoraties getekend, waarvan er één feitelijk is gerealiseerd. Ook voor mij was dit een verrassing, want de vormentaal van het plafond, althans de randversiering en de hoekstukken, doet zeer laat-achttiende-eeuws aan. Het is maar één van de vele ontdekkingen die je doet bij het lezen van dit boek.
Natuurlijk is het interieur van Herengracht 502, de burgemeesterswoning, zo monumentaal en ook zo bekend dat er geen enkel gevaar bestaat dat dit zal worden gesloopt. Maar de verkregen inzichten kunnen ook toegepast worden op andere interieurs, waarvan een groot aantal in dit boek worden besproken. In die zin kan de publicatie een verplicht leerboek worden genoemd.
In de periode tussen 1860 en 1920, die wel bekend staat als de 'tweede gouden eeuw', ondergingen tal van interieurs een totale metamorfose. De panden werden op kostbare wijze verfraaid omdat de bewoners, ook nieuwkomers als bankiers en industriëlen, hun gasten in een passende ambiance wilden ontvangen. Het boek geeft een prachtig beeld van de decoratiestijlen en -technieken, die in die tijd werden toegepast en beschrijft het samenspel tussen opdrachtgever, architect en ambachtslieden. Moderne ontwikkelingen als de komst van de waterleiding, de aansluiting op het gasnet en de introductie van elektriciteit worden voor het eerst systematisch beschreven. Het boek is bovendien een lust voor het oog en op toepasselijke, 'sjieke' wijze vormgegeven. De meeste foto's zijn speciaal voor dit boek gemaakt. Daarnaast bevat de uitgave niet eerder gepubliceerd historisch beeldmateriaal.
Walther Schoonenberg
Coert Peter Krabbe, Huizen van fortuin. Wooncultuur aan de Amsterdamse grachten 1860-1920, Amsterdam (Stokerkade) 2020. Hardcover, 320 pp., 24 x 27cm. Prijs: € 29,50
Voetnoten
1. Dingeman Coumou, 'Bescherming historische interieurs komt van de grond' in: Binnenstad 253 (aug./sept. 2012).
2. Illegale sloop op de Keizersgracht stilgelegd
(Uit: Binnenstad 303, apr./mei 2021)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.