Interview met de nieuwe voorzitter

Govert Janssen: een bescheiden bemoeial

Op de ledenvergadering in september 2021 is Govert Janssen (Groenlo, 1949) gekozen tot voorzitter van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. Sinds enkele jaren woont hij weer in Amsterdam, de stad waar hij als kind is opgegroeid. Voorheen is hij bestuurslid geweest van vele erfgoedorganisaties in het Rijk van Nijmegen, waar hij meer dan vijf decennia heeft gewoond en een advocatenpraktijk uitoefende. Ik spreek met hem over zijn liefde voor geschiedenis en literatuur, zijn belangstelling voor het historische cultuurlandschap en hoe onze stad er in zijn ogen in toekomst uit zou kunnen zien.
Govert Janssen, op het terras van café de Engelse Reet (foto Walther Schoonenberg)

Na afloop van een vergadering van de werkgroep Waakhond, die eens in de twee weken bijeenkomt aan de grote tafel in het Aalsmeerder Veerhuis, spreek ik met de nieuwe voorzitter van onze vereniging. Toen vorig jaar het woonhuis van Etty Hillesum (1914-1943) dreigde te worden afgebroken - een Joodse studente rechten en slavische talen, die bekend werd door de dagboeken die zij heeft geschreven voor zij in Auschwitz werd vermoord - heeft hij zich ingezet voor het behoud hiervan. 'Het is een indrukwekkend dagboek', zegt Janssen, 'meer volwassen dan dat van Anne Frank. Terwijl de wereld in brand stond en haar naasten werden vervolgd, begon zij een genadeloos zelfonderzoek en schreef zij over liefde. Tijdens de oorlog werkte zij bij de Joodsche Raad, waardoor zij geruime tijd gevrijwaard was voor transport, maar in 1943 heeft zij zich vrijwillig aangemeld om naar Westerbork te gaan. Toen de VVAB geen bezwaar wilde aantekenen tegen de sloop, heb ik dat zelf opgepakt. Via omwonenden was ik in contact gekomen met Jan Geurt Gaarlandt, die de dagboeken van Etty Hillesum in 1981 heeft uitgegeven onder de titel Het verstoorde leven. Gaarlandt heeft bij de Etty Hillesum Stichting en verschillende Joodse organisaties bepleit dat zij zich sterk zouden maken voor het behoud van het huis.' Namens het Joods Cultureel Kwartier, Anne Frank Huis, NIOD, Herinneringscentrum Westerbork en uitgeverij Balans heeft Janssen toen - evenals het Cuypersgenootschap - bezwaar gemaakt en deze organisaties vertegenwoordigd in de rechtszaak. 'Nadat het Cuypersgenootschap had verzocht het pand op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, later gesteund door Heemschut en de VVAB, is de sloop voorkomen, vooralsnog althans, want de eigenaar heeft beroep aangetekend.'

Omgeving Nijmegen

'Al in mijn studietijd was ik geïnteresseerd in geschiedenis. Eén van mijn bijvakken was rechtsgeschiedenis en ik was voorzitter van de Cultuur- en rechtshistorische vereniging In de Betouw. Toen ik in 1978 trouwde ben ik in Elst gaan wonen, waar ik secretaris werd van de historische vereniging Marithaime. Toen het niet lukte daar een huis te bouwen, hebben we in 1989 een huis gekocht in Beek bij Nijmegen, een dorp op de overgang van de stuwwal en de Ooijpolder.'

Kerkje van Persingen (foto Wikipedia)

Ook in de buurt van Nijmegen is Janssen actief geweest in vele erfgoedorganisaties. Zo was hij onder meer secretaris van de stichting Het Kerkje van Persingen, een van oorsprong twaalfde-eeuws kerkje in de Ooijpolder. 'In de jaren '90 heeft de stichting het voor een gulden gekocht en laten restaureren. Inmiddels was ik een eigen praktijk begonnen op het gebied van agrarisch recht en recreatierecht. Ik werkte door het hele land, maar had mijn kantoor thuis aan de Rijksstraatweg en zo kreeg ik op een gegeven moment ook het beheer van dit kerkje. Het was lastig te exploiteren, maar in 1997 is de oude gerfkamer (sacristie), die in 1905 wegens bouwvalligheid was gesloopt, weer opnieuw aangebouwd, waar toen onder meer een vergaderruimte in is ondergebracht. Heel af en toe wordt er nog wel eens een eredienst gehouden, maar het dient nu vooral voor exposities en concerten.'

Historisch cultuurlandschap

'Verder ben ik actief geweest in diverse stichtingen rondom Nijmegen, zoals de Stichting Behoud van Monument en Landschap in de gemeente Ubbergen (tegenwoordig Berg en Dal), die onder meer het tramhuisje van Abraham Salm heeft gered, de Stichting Landschap Ooijpolder-Groesbeek en de grensoverschrijdende heemkundekring de Duffelt / die Düffel, die zich bezighoudt met de geschiedenis van het grensgebied tussen Nijmegen en Kleef. Omdat voor cultuurbehoud ook draagvlak nodig is, ben ik tevens de politiek ingegaan, eerst in de gemeente Elst voor D66, later in Ubbergen, waar ik betrokken was bij de oprichting van de lokale partij Ubbergen Anders. Daarbij ging het bijvoorbeeld om het voorkomen van bebouwing in de uiterwaarden, maar misschien ben ik ook gewoon een beetje een bemoeial.'

'Als advocaat ben ik twaalf jaar werkzaam geweest voor diverse landbouworganisaties. en heb ik mij veel met agrarisch recht, erfpachtrecht en milieu- en natuurbeschermingsrecht beziggehouden, ook ten behoeve van de herverkavelingsproblematiek.
De stichting Landschap Ooijpolder-Groesbeek zette zich in voor het behoud en de ontwikkeling van landschapselementen in het agrarisch cultuurlandschap, en daarnaast om eenvoudige wandelpaden aan te leggen, dwars door weilanden en akkers, en over boerenerven. Net over de grens in Duitsland, in de Düffel, was de kleinschalige verkaveling van het polderlandschap nog grotendeels intact en op initiatief van de Vereniging het Nederlandse Cultuurlandschap is de Ooijpolder enkele jaren geleden opnieuw hérkaveld. Door de aanleg van heggen, struweel en watergangen met bloemrijke slootranden is daar een natuurrijk boerenlandschap gecreëerd en zijn talloze verdwenen planten- en diersoorten weer teruggekeerd. Bovendien is de Ooijpolder weer toegankelijker gemaakt door de aanleg van twaalf km wandelpaden.'

Behoud door recreatie

Je gaf aan dat jouw advocatenpraktijk ook gespecialiseerd was in recreatierecht. Is die branche niet strijdig met het erfgoedbehoud?

'Als sector is zij mede gericht op economisch belang, maar in wezen is recreatie - letterlijk herschepping - een goed. De specifieke kenmerken van een omgeving zijn vaak heel aansprekend en overal weer anders. Zij hebben een intrinsieke waarde, die ons terugvoert naar onze wortels. Het begrip recreatie is aan het begin van de jaren '20 gemunt door de landschapsarchitect Hendrik Cleyndert (1880-1958). Nadat hij in het blad van Natuurmonumenten een exposé had geschreven over het belang van natuurbeleving voor de natuurbescherming werd hij gevraagd toe te treden tot het bestuur en werd zijn visie onderdeel van het beleid. Misschien zou je zelfs wel mogen stellen dat erfgoed zonder 'recreatie' niet kan voortbestaan. Of voor wie wil je het anders behouden? Daarnaast kan een recreatieve bestemming ook bebouwing van het buitengebied voorkomen – denk in Amsterdam bijvoorbeeld aan de Oeverlanden.
Het zijn vaak schrijvers en beeldend kunstenaars geweest die onze ogen voor de schoonheid van de omgeving hebben geopend en in die zin aan de wieg stonden van de erfgoedbescherming. Dat geldt niet alleen voor Geurt Brinkgreve, maar ook voor Jan Veth en Willem Wenckebach. Alle behoud van wat je waardevol vindt begint met interesse en belangstelling. Om die reden vind ik de excursiecommissie en ook het blad belangrijke pijlers van onze vereniging. Maar de balans kan natuurlijk doorslaan, zoals je dat nu ziet in de binnenstad waar het toerisme zich heeft ontpopt als een koekoeksjong. De VVAB heeft ook de opdracht het erfgoed hiertegen te beschermen. In veel natuurgebieden is het bezoek in de eerste plaats gericht op de beleving ervan, zonder dat de aanwezige 'levensgemeenschappen' hier onder mogen lijden.

Amsterdam

'In 2005 kocht ik een appartement in Amsterdam voor mijn dochter, die verloskunde ging studeren. Nadat alle kinderen daar tijdens hun studie hadden gewoond, besloot ik in 2015 ook zelf hier naartoe te verhuizen en ben ik meteen lid geworden van de VVAB, Stadsherstel en Amstelodamum etc. De laatste jaren heb ik mijn praktijk voortgezet vanuit Amsterdam, maar eind 2019 heb ik me laten uitschrijven bij de Orde van Advocaten. Al snel na mijn verhuizing heb ik me ook aangesloten bij de werkgroep Waakhond en later eveneens bij de excursiecommissie en de juristenwerkgroep. Via Bas Lubberhuizen, uitgever van onder meer het literaire tijdschrift De Parelduiker en eigenaar van café Welling uit 1901, ben ik tevens lid geworden van het Joseph Roth-genootschap, dat zich bezighoudt met het werk van deze Joodse Oostenrijks-Hongaarse schrijver en journalist (1894-1939).'

Wat spreekt je aan in het werk van Roth?
'In eerste instantie zijn belangstelling voor historie. Daarnaast speelt in Roths werk ook heimwee een centrale rol. Zijn bekendste roman, De Radetzkymarsch (1932), speelt in de kosmopolitische en tolerante cultuur van Centraal Europa, die volgens Roth zijn hoogtijdagen beleefde vlak voor de Eerste Wereldoorlog, maar gedoemd was ten onder te gaan. Toen Roth in 1933 in Duitsland niet meer mocht publiceren omdat zijn werk als 'entartete Kunst' werd bestempeld, is hij samen met Stefan Zweig naar Parijs gegaan en van daaruit heeft hij verschillende reizen naar Nederland gemaakt. In Amsterdam hebben de uitgevers Allert de Lange & Querido exil-uitgaven voor Duitse schrijvers uitgebracht. Toen Joseph Roth in Amsterdam verbleef, schreef hij vaak in hotels en kroegen, bijvoorbeeld in de Engelse Reet en bij Scheltema. Beide cafés hebben nog een bordje waarop staat aangegeven waar hij zat te schrijven. Die historische café-interieurs zouden eigenlijk, net als historische winkelinterieurs, bescherming verdienen.'

Spreekt uit die heimwee niet vooral een verlangen naar het verleden?

'Uit heimwee spreekt een zeker verlangen, maar dat is meer dan verlangen naar het verleden in die zin dat de ervaring de concrete waarneming overstijgt. Uit wat ik eerder aangaf over het feit dat de dingen die wij maken onder alle omstandigheden weer anders zijn, spreekt mijns inziens ook een duidelijke opening naar de toekomst. En bij behoud van erfgoed gaat het in die zin niet alleen om de materiële overlevering; er spreekt tevens de wens uit om de daaraan ten grondslag liggende inzichten over te dragen en dingen te maken die niet alleen nuttig zijn, maar ons eveneens weten aan te spreken.'

Hoe sta je tegenover eventuele 'vergroening'?
'Allereerst is natuurlijk van belang het bestaande groen te behouden. De huidige stadsplattegrond buiten de ring wordt gekenmerkt door zogenaamde groene scheggen: landelijke groengebieden die tot diep in de stad doordringen. Je zou misschien denken dat alle historische landschapselementen inmiddels wel beschermd zijn, maar dat is niet helemaal waar. Het weilandje de Vrije Geer bij Sloten moest in 1995 nog gered worden middels een referendum en op dit ogenblik wordt het weiland rond Huis te Vraag bedreigd. De begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk monument, maar vormt uit historisch en landschaps-architectonisch oogpunt één geheel met het niet-beschermde weiland waar je op uitkijkt, een oud veenweidelandschap-relict.
Daarnaast is de binnenstad door de tuinen in de grachtengordel, het vele water en de grote bomen langs de grachten relatief groen. In vergelijking daarmee levert de aanleg van kleine perkjes en priëlen substantieel weinig op, al kunnen bewoners daar eventueel onder voorwaarden zelf in voorzien. Maar ik zie dan meer in de aanplant van bomen en de vervanging van asfaltwegen door klinkers, zodat het water daar tussen weg kan lopen. Momenteel zijn er diverse plannen voor de aanleg van nieuwe parken. Zo is er een (schets)plan voor een park rond de binnenstad, een verdichting van het groen aan weerszijden van de Singelgracht. Maar als de gemeente de binnenstad echt wil vergroenen, zou zij natuurlijk een park kunnen aanleggen op het Marineterrein in plaats van een nieuwbouwwijk.

Hoewel het niet zo is dat ik me de komende jaren nu speciaal voor het groen zou willen inzetten, denk ik wel dat het goed is bouwkunst te beschouwen in relatie met haar 'landschappelijke' geschiedenis. Zo zijn de bodemgesteldheid en historische structuur vaak medebepalend voor de karakteristiek daarvan - denk bijvoorbeeld aan de gedempte Begijnensloot in het Amsterdam Museum. Vitruvius gaf al aan materialen uit de omgeving te gebruiken, maar in de Nota Belvedère (1999) werd gewezen op de genius loci en bepleit de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op de plaatselijke cultuurhistorie te enten.

In de eerste helft van de twintigste eeuw was er een vruchtbare wisselwerking van ideeën voor monumenten- en landschapsbehoud, al was het maar door de vele 'personele unies' in de verschillende besturen. In het kader van de nieuwe Omgevingswet verwacht ik eigenlijk dat beide erfgoedterreinen in de toekomst weer meer met elkaar verweven zullen raken.'

Maar met je vraag doelde je waarschijnlijk op iets anders, de gevolgen van de energietransitie voor de monumentale stad, een onderwerp dat de komende jaren zeker actueel zal zijn. Natuurlijk ondersteun ik die, maar ten aanzien van monumenten wel met een zeker voorbehoud. Eerder hebben we gezien dat isolatie bijvoorbeeld daar niet altijd goed uitpakt. Maar ik ben niet tegen het plaatsen van zonnepanelen op daken, mits deze zo onzichtbaar mogelijk worden geplaatst en de constructies van de betreffende monumenten er geen nadeel van ondervinden.'

Wat vind je van de overal opduikende hoogbouw rondom de binnenstad en de A10?

'Wat de bouwplannen voor de stadsranden en Noord betreft ben ik faliekant tegen hoogbouw, zeker als het om woningbouw gaat. De VVAB heeft hier sinds Geurt Brinkgreve ook altijd tegen gestreden. Tot de Tweede Wereldoorlog hadden vrijwel alle, relatief lage wijken een grote bevolkingsdichtheid. Waarom vormt deze benadering nog steeds niet hét uitgangspunt voor de nieuwe stadsuitleggingen? Is er nu geen stedenbouwkundige te vinden die een creatief overkoepelend plan voor Amsterdam kan ontwikkelen op een schaal die aansluit bij de negentiende-eeuwse wijken en Amsterdam-Zuid of die qua sfeer daarbij in de buurt komt? Waarin primair aandacht wordt besteed aan de leefbaarheid en de sociale cohesie, waar ruimte is voor parkjes en speelruimte voor kinderen, voor hofjes en hoven, maar ook aan winkeltjes en cafés, kerken of andere gebedsruimtes. De 'menselijke maat' dient hierbij het uitgangspunt te zijn, passend bij de Amsterdamse stedenbouwkundige traditie.'
Daarbij zal ook aan de detaillering aandacht moeten worden besteed, denk aan de nieuwe wijk van Uytenhaak bij het oude stadion, maar zo'n wijk kan ook eigentijds worden vormgegeven, zoals op het Java-eiland, Borneo-Sporenburg of de nieuwe Houthavens. Dit gaat dan met name over woningbouw. Grote kantoren of andere bedrijfsmatige gebouwen mogen wat mij betreft wel in beperkte hoogbouw worden ondergebracht, maar dit zouden dan accenten kunnen zijn in een stedenbouwkundig plan. Misschien zou de gemeente weer een stadsarchitect moeten aanstellen, zodat de stad de regie weer naar zich toe kan trekken. Maar dit is ook een oproep aan architecten om vanuit deze uitgangspunten na te denken over (betaalbare) woningbouw. Het belangrijkste is echter dat er eerst een centrale stedenbouwkundige visie wordt ontwikkeld; pas daarna komt de architectonische invulling.'

Juliet Oldenburger

(Uit: Binnenstad 305, sept./nov. 2021)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.