De Hoofdweg van H.Th. Wijdeveld: een utopie verwezenlijkt?

De Hoofdweg is de langste straat van Plan West. Van het Surinameplein tot het Bos en Lommerplein, in het midden onderbroken door het Mercatorplein, strekt de drukke straat zich uit. Het is de centrale as van het '6000-woningen-plan' of van 'Plan West', het nieuwe deel van Amsterdam dat tussen 1922 en 1927 gebouwd werd.
Het door Wijdeveld ontworpen blok aan de Hoofdweg tussen Mercatorplein en Jan van Galenstraat (foto's Roos Aldershoff)

De straat lijkt één lang reclamebord voor de Amsterdamse Schoolarchitectuur: Piet Kramer, Gerrit Jan Rutgers, Joan van der Meij, Hendrik Wijdeveld, alle 'hot shots' van de Amsterdamse School kregen een stuk van de Hoofdweg toebedeeld dat ze mochten ontwerpen. Het middelpunt is het weidse Mercatorplein, van de hand van H.P. Berlage. Hoewel de crème de la crème van de Amsterdamse School werd uitgenodigd om de Hoofdweg te ontwerpen, hadden de architecten alleen iets te zeggen over de gevels. De plattegronden van de woningen waren een standaardontwerp van Gulden en Geldmaker, anders dan bijvoorbeeld in grote delen van Plan Zuid, waar ook de indeling van de woningen het werk was van de Amsterdamse School-architecten.

Hendrik Wijdeveld kreeg het gedeelte tussen het Mercatorplein en de Jan van Galenstraat toegewezen. In zijn ontwerp heeft Wijdeveld eigenlijk al afscheid genomen van de Amsterdamse School: de golvende gevels en organische vormen die zo kenmerkend zijn ontbreken in 'zijn' gedeelte van de Hoofdweg. Strakke, horizontale lijnen en veel herhaling geven de straat een enorm perspectief en leiden de blik naar het einde van de Hoofdweg: vanaf de Jan van Galenstraat gezien is dat het Mercatorplein. Al vlak na de oplevering van de Hoofdweg werd er geklaagd over de eentonigheid van het gedeelte dat Wijdeveld had ontworpen. Dagblad Het Volk schreef erover in 1926: 'Toch kan de nieuwigheid, door den heer Wijdeveld in het tweede deel van den Hoofdweg toegepast, ons niet voldoen. Boven een gevelvlak voor 1e en 2e etage, met enkel vlakke kozijnen, zonder snijdingen in de muren geplaatst, is voor de derde verdieping wat afwisseling gebracht door houten betimmeringen. En daarboven verheft zich dan een massaal, donker gekleurd, gerimpeld gevelvlak, dat enkel onderbroken wordt door zware, met lood bekleede hijschbalken. Toegepast voor een kort stuk straatwand, zal het misschien uitstekend voldoen. Maar hier, waar een straatdeel van misschien 100 meter onafgebroken dit beeld biedt, lijkt het ons wat al te eentonig'. (1)

Glas-in-lood en huisnummers dragen bij aan de eenheid in het totaalontwerp (foto Roos Aldershoff)

Eentonig, zo kunnen deze woonblokken van Wijdeveld inderdaad genoemd worden. Maar ook megalomaan, groots en overweldigend. Het is een indrukwekkende ervaring om de hoek van de Jan van Galenstraat om te slaan en overvallen te worden door het totaalontwerp van Wijdevelds Hoofdweg. Wie zich verder verdiept in de gedachtewereld van architect, auteur, decorontwerper, typograaf én utopist Wijdeveld ontdekt dat de Hoofdweg misschien wel het enige gerealiseerde project is dat enigszins in de buurt komt van zijn utopie de Stedeloze stad.

De Stedeloze stad

De Nederlandse architect Hendrik Theodoor Wijdeveld (1885-1987) ontwierp namelijk niet alleen voor de werkelijkheid, maar ook voor een wereld die in zijn fantasie bestond. Bijna zijn hele leven, vanaf 1918 tot ver in de jaren zestig, werkte hij aan zijn eigen visioen, een toekomstplan voor Nederland. Hij noemde de utopie 'de stedeloze stad'. In tekeningen, schilderijen, schetsen, essays en gedichten maakte hij duidelijk hoe deze eruit zou moeten zien. Het plan bestond uit verschillende projecten, van volkstheaters tot natuurgebieden met flatgebouwen, schachten die de aarde in gingen en beschilderde rotswanden. De Stedeloze stad is groots, gedurfd, en laat zich op geen enkele manier tegenhouden door de grenzen van het mogelijke. 'Plan the impossible', pleegde Wijdeveld tegen zijn studenten te zeggen. En juist dat totale geloof in het onmogelijke stuwde Wijdeveld al die jaren voort. Maar zijn utopie was niet slechts een gedachte-experiment of kunstproject, het was een oprecht alternatief voor de wereld waar hij in leefde.

Hendrik Theodoor Wijdeveld, 'De stedeloze stad', 1927 (collectie het Nieuwe Instituut)

Wijdeveld wilde met zijn utopie een alternatief bieden voor de volle, vuile metropolen die door de snelle industrialisatie uit hun voegen barstten. De moderne stadsmens woonde niet alleen te klein en onhygiënisch, maar was ook losgeraakt van de gemeenschapszin en de connectie met de natuur. Dit wilde Wijdeveld veranderen door het zogenaamde 'oplossen van de steden'. In de Stedeloze stad zijn geen stadskernen meer, maar het is een uitgestrekt landschap waar om de kilometer een hoge torenflat ('torenhuis', zoals Wijdeveld zei) stond. Die gebouwen waren kleine centra op zich. Zo zou de mens weer in contact met de natuur komen én met elkaar. Een ander belangrijk element van de Stedeloze stad was het theater. Wijdeveld maakte talloze ontwerpen voor volkstheaters, waar de geëmancipeerde arbeiders in zijn utopie samen konden komen om cultuur tot zich te nemen, als een soort nieuwe religie.

De rol van het theater in de Stedeloze stad gaat echter verder dan de volkstheaters die Wijdeveld ontwierp. Het theater is ook de essentie van deze utopie. De theatraliteit bevond zich overal in de openbare ruimte van de Stedeloze stad. Voor Wijdeveld was er geen principieel verschil tussen een theaterdecor en architectuur. Beide draaiden om het ensceneren van ervaringen. In een programmatische tekst die Wijdeveld schreef bij zijn ontwerp voor het Nederlands paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1927 maakte hij een vergelijking tussen tentoonstellingen, theaterdecors en 'het nieuwe stadsbeeld'. Zowel het tentoonstellingsontwerp als het theaterdecor en 'de stad' zijn kunstmatige en tijdelijke omgevingen waarin beweging, vorm, kleur en klank samenwerken. Immers, vindt Wijdeveld, 'Ons leven stelt zich meer dan ooit "tentoon". De menschheid heeft het huis verlaten, wij spelen ons levensspel op straat, het bewegen is meer dan ooit naar buiten gekeerd.' De nieuwe architectuur heeft volgens Wijdeveld de taak om dat bewegen te ordenen. 'De moderne bouwkunst wordt welhaast het blanke filmdoek, waarlangs het drukke en bewegelijke leven zich laat afrollen - achtergrond, stemming en doel inéén. Een nog chaotische tentoonstelling, die geordend moet worden'. (2)

Utopisch of totalitair?

De Stedeloze stad was dus niet alleen bezaaid met theaters, Wijdeveld ontwierp met zijn utopie ook een decor waarin hij de bewoners van de Stedeloze stad, zijn acteurs en zijn publiek inéén, regisseerde. Wie nu de hoek van de Jan van Galenstraat omslaat en over de Hoofdweg richting het Mercatorplein loopt, kan zich enigszins inbeelden hoe Wijdeveld zijn Stedeloze stad voor zich zag. De strakke, rechte lijnen leiden de blik naar waar de architect hem hebben wil. Het totaalontwerp van de straat, waar alles 'bedacht' lijkt door Wijdeveld, van het glas-in-lood op de begane grond tot de huisnummers en de hijsbalken, vormt een eenheid waar een voorbijganger niet omheen kan. De leidende hand van regisseur Wijdeveld, die in de Stedeloze stad alomtegenwoordig was, is ook te voelen op de Hoofdweg van vandaag. Nu we als onbetekenende voorbijgangers worden opgeslokt door het totaalontwerp van de Hoofdweg, rijst de vraag hoeveel ruimte er nog is voor het individu in zo'n utopie. Als het grote genie achter de architectuur al heeft bedacht welke rol iedere bewoner van de Stedeloze stad moet spelen in het spektakel, waar is dan de plek voor mensen die niet binnen de lijntjes willen leven? Dit is het grote probleem met bijna elke utopie. Een totalitair randje lijkt onontkoombaar als de grote ontwerper bepaalt wat goed en fout is. Misschien moeten we dus maar blij zijn dat de Stedeloze stad niet helemaal werkelijkheid is geworden, maar dit kleine stukje laat ons misschien een beetje ervaren hoe het gevoeld zou hebben om in Wijdevelds stedelijke spektakel rond te lopen.

Laura Lubbers

Noten
1 'De woningbouw in Plan-West. Een voorbeeld van modernen stedenbouw' in: Het Volk. Dagblad voor de arbeiderspartij, Amsterdam, 02-07- 1926, p. 13.
2 Hendrik Theodoor Wijdeveld, 'Over het tentoonstellen' in: Hendrik Theodoor Wijdeveld, Cultuur en Kunst. Verzamelde opstellen 1917-1929, Amsterdam 1929, p. 131.

(Uit: Binnenstad 309, sept.-dec. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.