Vijftig jaar geleden

Prinsengracht 562-564

Halverwege de jaren zeventig, toen de stad als gevolg van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in de stutten stond, was de gemeente van plan grote delen van de binnenstad door nieuwbouw te vervangen. De acties, die Geurt Brinkgreve met zijn medestrijders opzette, leidden uiteindelijk tot een omslag in het gemeentelijke beleid. Zonder hen had de binnenstad zoals wij die vandaag kennen niet meer bestaan. Vooruitlopend op het vijftigjarig bestaan van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) kijken we ditmaal in de serie 50 jaar geleden naar de restauratie van Prinsengracht 562-564 uit 1973.

1. Het hoekcomplex dat door de stichting Diogenes / Aristoteles werd gerestaureerd: v.l.n.r. Spiegelgracht 2 (rechts van de boom), Prinsengracht 562 en Prinsengracht 564 (foto Roos Aldershoff)
1. Het hoekcomplex dat door de stichting Diogenes / Aristoteles werd gerestaureerd: v.l.n.r. Spiegelgracht 2 (rechts van de boom), Prinsengracht 562 en Prinsengracht 564 (foto Roos Aldershoff)

Binnen en buiten de VVAB wordt Geurt Brinkgreve (1917-2005), oprichter van onze vereniging, tegenwoordig gezien als één van de belangrijkste voorvechters van het behoud en herstel van de historische binnenstad. (1) Minder bekend is dat Brinkgreve met de verschillende organisaties die hij oprichtte ook een flink aantal panden heeft laten restaureren. In het Aalsmeerder Veerhuis op de Sloterkade was een restauratiebureau gevestigd, dat niet alleen voor de nog altijd bestaande stichting Diogenes werkte, maar tevens voor een aantal andere monumenteninstellingen.

Eén van die organisaties, de stichting Aristoteles, paste een andere methodiek toe dan Stadsherstel en Diogenes. Aristoteles wilde het particulier bezit van monumenten bevorderen door panden aan te kopen, te restaureren en daarna over te dragen aan een vereniging van eigenaren. (2) Een voorbeeld van de restauraties van de stichting Aristoteles zijn de panden Prinsengracht 562, het hoekpand Prinsengracht 564 en het daarnaast gelegen pand Spiegelgracht 2 (afb. 1). Bij de restauratie in 1973 werd op één van de panden een fraai gebeeldhouwde geveltop afkomstig van de Nieuwendijk geplaatst. Het is een goed voorbeeld van de benadering die Geurt Brinkgreve voorstond. Het project werd de afgelopen decennia door (architectuur)historici zowel bejubeld als verguisd. Inmiddels levert het echter zo’n belangrijke bijdrage aan het beschermd stadsgezicht dat het niet meer is weg te denken.


2. Gerrit Lamberts, tekening Prinsengracht/Spiegelgracht (detail), circa 1815-1830 (Stadsarchief Amsterdam)
2. Gerrit Lamberts, tekening Prinsengracht/Spiegelgracht (detail), circa 1815-1830 (Stadsarchief Amsterdam)

Prinsengracht 562 en 564 verkeerden in zeer slechte staat en moesten hoognodig worden gerestaureerd, anders zouden ze voor altijd uit het stadsbeeld verdwijnen. Vooral het hoekpand, Prinsengracht 564, was zo bouwvallig dat het herbouwd moest worden. Dit in oorsprong zeventiende-eeuwse hoekhuis had ooit een trapgevel (afb. 2). In de negentiende eeuw kreeg het een lijstgevel met daarachter een wolfskap, die boven de rechte kroonlijst uitsteekt. Het was een karakteristiek pand met een hoge houten onderpui. De pothuizen aan de zijgevel waren op pittoreske wijze gecombineerd met een houten steektrap. Pothuizen komen veel voor bij hoekpanden; ze vergroten de ruimte in het souterrain en bevatten oorspronkelijk een waterput (vandaar de naam). Bij de herbouw van Prinsengracht 564 werd enigszins gesmokkeld, want de bovenste twee balklagen zijn ongeveer een decimeter hoger gelegd om de verdiepingen geschikt te maken voor bewoning. Zo kon elke verdieping minimaal twee meter hoog worden.

Hergebruik oude geveltop

Ook de naastgelegen panden werden in het project betrokken. Spiegelgracht 2 was bouwkundig minder slecht dan het hoekpand waardoor een meer conserverende restauratie kon plaatsvinden. Net als Prinsengracht 564 behield het zijn negentiende-eeuwse lijstgevel.


3. Prinsengracht 564 en 562 in 1962 (foto C.P. Schaap, Stadsarchief Amsterdam)
3. Prinsengracht 564 en 562 in 1962 (foto C.P. Schaap, Stadsarchief Amsterdam)

Anders was het gesteld met het buurpand, Prinsengracht 562 (afb. 3). De gevel, volgens Brinkgreve een "criant lelijk knoeiwerkje uit circa 1920, bestaande uit glas, cementpleister en steengaas op grotendeels verrotte latten", (3) werd niet het behouden waard geacht - als dat al mogelijk was geweest. Achter die gevel bleek het zeventiende-eeuwse pand nog aanwezig met de oorspronkelijke bouwmuren en balklagen. Voor Brinkgreve lag het voor de hand de oude situatie te herstellen. Op basis van een tekening van Gerrit Lamberts en de bestaande balklagen c.q. verdiepingshoogten is de gevel gereconstrueerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van een geveltop uit circa 1750, afkomstig van het in 1963 gesloopte pand Nieuwendijk 187, dat had moeten wijken voor de nieuwbouw van C&A. Vanwege de min of meer gelijke gevelbreedte paste deze top goed op dit pand, al was deze top rijker dan de oorspronkelijke vrij sobere klokgevel (te zien op afb. 2). Als beeldhouwer had Brinkgreve een grote voorliefde voor ambachtelijk (steenhouw)werk en om dergelijke bouwfragmenten van gesloopte panden te bewaren kunnen ze het beste in de stad worden herplaatst. Dat was een benadering die al voor de oorlog op grotere schaal werd toegepast door bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970) (4) maar ook werd gehanteerd door architecten als A.A. Kok (1881-1951) om de 'authenticiteit' van hun reconstructies te verhogen. Herplaatsing van fraaie geveltoppen zou bovendien positief bijdragen aan het herstel van het zo gehavende stadsgezicht, dat op dat moment nog niet was beschermd.

Bejubeld en verguisd

De terugrestauratie naar de oudere toestand werd aanvankelijk geprezen. Isabella van Eeghen sprak in het Maandblad Amstelodamum van een 'geslaagde restauratie', waarbij de 'afschuwelijke verbouwing' van 1922 ongedaan werd gemaakt. (5) Maar al spoedig volgde ook kritiek en werd Prinsengracht 562 onderwerp van een stevige discussie. Aart de Vries, medewerker van de Rijksdienst van de Monumentenzorg, bekritiseerde in Ons Amsterdam het beleid van de restaurerende instellingen, al erkende hij ook het grote belang van hun werkzaamheden voor het behoud en herstel van de binnenstad. (6) Onder architectuurhistorici was belangstelling ontstaan voor de negentiende eeuw, maar bij de restaurerende instellingen was daar volgens De Vries nog weinig van te merken. Bij restauraties zou men ten onrechte proberen een achttiende-eeuws stadsbeeld tot stand te brengen, door latere perioden uit te poetsen. "Komt na de negentiende eeuw de achttiende eeuw?" vroeg De Vries in het artikel. Hij zag liever "de eigen tijd spreken in plaats van de klok terug te draaien". Ter illustratie noemde hij Prinsengracht 562 waar de 'klok' letterlijk was teruggezet. Hoe moest het dan wel? Als voorbeeld verwees hij naar Singel 428, het in 1970 ontworpen pand van Abel Cahen. Hij wilde dus liever 'eigentijdse' architectuur dan een nagemaakte oude gevel.

Tien jaar later volgde Paul Spies in het Grachtenboek (1991) met een vergelijkbare kritiek. Prinsengracht 562 werd afgebeeld vóór en na restauratie, begeleid met de woorden: "De Amsterdamse binnenstad krijgt door de vele 'terugrestauraties' een tamelijk eenzijdig karakter, met keurig verzorgde of gereconstrueerde zeventiende- en achttiende-eeuwse huisjes en een tanend bestand aan latere architectuur. In veel gevallen zou een zorgvuldige conservering van alle vóór restauratie aangetroffen elementen, dus ook de negentiende-eeuwse - in de ogen van velen verminkingen - een beter alternatief zijn dan het opnieuw aanbrengen van ‘originele’ elementen uit eerdere bouwperioden". (7) Door de vele terugrestauraties zou het ook "heel wat moeilijker geworden [zijn] om echt oud van nieuw oud te onderscheiden". Ook Spies prees Cahens pand op het Singel als voorbeeld van hoe het wel moest, al is nieuwbouw natuurlijk geen voorbeeld van herstel met behoud van latere wijzigingen.

Mooi of lelijk

Brinkgreve was echter niet erg onder de indruk van alle kritiek. De Vries veroordeelde volgens hem de restauratie "op grond van de bekende doctrine dat eigentijdse invullingen - mooi of lelijk(!) - lof verdienen en dat 'historiserende herbouw' verwerpelijk is". (8) Het pand van Cahen, "dat steevast ten tonele wordt gevoerd als het voorbeeld van hoe gaten ingevuld moeten worden", beschouwde hij als "een van de weinige op zichzelf interessante nieuwe gebouwen in de oude stad. Een belangrijke omstandigheid daarbij is dat het maar één perceel beslaat van normale woonhuismaat", maar "stel nu eens dat er tien of twintig van dergelijke huizen bij elkaar zouden staan". Hij verweet de architectuurhistorici de binnenstad te zien als een kunsthistorisch leerboek en geen aandacht te hebben voor de noodzaak het stadsbeeld te behouden en te herstellen. Ook schenen zij niet goed te begrijpen wat er zoal bij een restauratieproject kwam kijken. De panden op de Prinsengracht waren gevaarlijk bouwvallig en moesten alleen al om die reden grotendeels worden herbouwd. Van het hoekpand "kruimelde het metselwerk weg, de balkkoppen waren afgerot, de zware kroonlijst viel uit elkaar en de muren waren van de fundering afgezakt, kortom: herbouw was de enige mogelijkheid".


4 Pieter Pals, Restauratietekening voorgevels Prinsengracht 564 en 562, 1970
4 Pieter Pals, Restauratietekening voorgevels Prinsengracht 564 en 562, 1970

Van het buurpand op nummer 562 kon meer worden gered, namelijk de bouwmuren en de balklagen. Die bleken uit de tweede helft van de zeventiende eeuw te dateren, dus in 1922 (en ook al in de achttiende eeuw) was niet het hele huis herbouwd, maar alleen de voorgevel vernieuwd. Deze voorgevel was volgens Brinkgreve echter gemaakt door wat hij 'een modieuze knoeier' noemde: de bouwmuren waren verhoogd met een halfsteensmuurtje om in plaats van de kap een verdieping met rechte wanden te maken, en de nieuwe gevel was "een soort toneeldecor", van dunne ijzeren en houten balken, van binnen afgetimmerd en van buiten gedicht met een cementpleisterlaag”. (9) "Toen de betimmering was weggehaald", schreef Brinkgreve, "stonden bouwers, architect, gemeentelijke bouwinspecteurs en opdrachtgevers verbaasd te kijken hoe zoiets mogelijk was geweest". Er moest dus wel een nieuwe gevel voor het gebouw komen. De bestaande had herbouwd kunnen worden, maar dan had er sowieso een andere constructie moeten komen. Belangrijker was echter dat alle betrokkenen - ook de ambtelijke monumentenzorgers - de gevel 'weerzinwekkend lelijk' vonden. Voor hen bood dit project bovendien de kans de sierlijke, ambachtelijk vervaardigde klokbekroning van de Nieuwendijk in de stad te herplaatsen. Voorwaarde bij de sloop van die top was immers geweest dat de gevelbekroning elders op een goed zichtbare plek zou worden herplaatst. Pieter Pals ontwierp een eenvoudige traditionele gevel, passend bij het nog bestaande woonhuis: de balklagen gaven de hoogten van de vensters in de nieuwe gevel aan (afb. 4).
Brinkgreve concludeerde: "De restauratie- en herbouwwerken van de laatste kwarteeuw (de periode '55-'80) zijn evenzeer een typisch twintigste-eeuwse cultuuruiting als de aanleg en de architectonische vormgeving van de westelijke tuinsteden of de Bijlmermeer". Volgens hem - en daar had hij beslist een punt - was de herbouw dus net zo 'eigentijds' als het pand van Cahen.

Ensemble of bouwgeschiedenis

In een later artikel - als reactie op Spies - voegde Brinkgreve daar nog aan toe dat door de restauratie een vervallen hoek van de Prinsengracht een belangrijk onderdeel van het beschermde stadsgezicht was geworden. (10) Hij beschouwde de historische binnenstad als "stedenbouwkundig- architectonische ensemble, dat door dat veranderingsproces in veel gevallen wordt aangetast". Toen hij na de oorlog in Amsterdam kwam wonen, was hij overrompeld geweest door de pracht van de oude stad. (11) Dankzij de wederopbouw van de monumenten in de jaren '60 en '70 is de binnenstad bewaard gebleven en niet bijgeschreven in de geschiedenis. Daarbij ging het Brinkgreve om de binnenstad als samenhangend stedenbouwkundig en architectonisch geheel, ook in esthetisch opzicht: dat was het monumentale beeld dat bewaard moest blijven. De architectuurhistorici daarentegen waren vooral geïnteresseerd in het behoud van verschillende stadia van de bouwgeschiedenis, ook als deze wijzigingen de samenhang verstoorden. Twee benaderingen die fundamenteel tegengesteld en in die zin eigenlijk onverenigbaar zijn. Men kan nu eenmaal niet tegelijkertijd de ontwikkeling van de bouwgeschiedenis en de (door de ontwerper bedoelde) architectonische eenheid laten zien. Bij elke restauratie blijft het desalniettemin de kunst om deze beide aspecten met elkaar in evenwicht te brengen. Nu kan een goed ontwerp vaak best wat hebben, maar dat betekent niet dat de aandacht voor de architectonische beeldwaarde wel naar de prullenbak kan worden verwezen, zoals helaas vaak in het huidige erfgoedbeleid gebeurt.

Walther Schoonenberg

Voetnoten:
1. Walther Schoonenberg, 'Geurt Brinkgreve (1917-2005). De grote redder van de Amsterdamse binnenstad' in: Amstelodamum 110 (2023), nr. 3, p. 156-175.
2. (Geurt Brinkgreve,) 'De Stichting Aristoteles' in: De Lamp van Diogenes 18 (sept. 1971).
3. Geurt Brinkgreve, 'Het taaie misverstand' in: Binnenstad 192 (febr. 2002)
4. Walther Schoonenberg, 'De Van Houtenmonumenten. Een reconstructie van de werkwijze van bouwinspecteur Eelke van Houten' in: Bulletin KNOB 2012-4: p. 221-231.
5. I.H. van Eeghen, 'De restauratie van Prinsengracht 562-564' in: Maandblad Amstelodamum 64 (1977), p. 136-138.
6. A. de Vries, 'Bescherming en restauraties. Hoe wordt er met de Amsterdamse binnenstad omgesprongen?' in: Ons Amsterdam 33 (1981), p. 211-216.
7. Paul Spies, Koen Kleijn, Ernest Kurpershoek en Jos Smit, Het Grachtenboek. Vier eeuwen Amsterdamse grachten in beeld gebracht; gevels, interieurs en het leven aan de gracht, Den Haag/ Amsterdam 1991 (deel I), p. 25.
8. G. Brinkgreve, 'De plaatjeskijkers' in: Ons Amsterdam 34 (1982), p. 82-83.
9. Idem
10. Geurt Brinkgreve, 'Een nieuw grachtenboek' in: Binnenstad 129/130 (sept./ okt. 1991), p. 80.
11. Schoonenberg 2023

(Uit: Binnenstad 313, Voorjaar 2024)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.