Het administratiegebouw: een 'Vroeg voorbeeld van de Amsterdamse School'. |
Die inspraak zal later plaatsvinden, want - we zijn tenslotte in Amsterdam -
er zijn inmiddels enige spanningen gerezen tussen de opdrachtgeefster (de
Universiteit) en de werkgroep, waardoor deze laatste met haar werkzaamheden
even pas op de plaats maakt. Ondergetekende zou als deelneemster in deze
werkgroep wel wat kunnen ventileren over het incorrecte optreden van het
Dagelijks Bestuur van de Universiteit ten aanzien van de gemaakte afspraken.
Vooralsnog ga ik er echter van uit dat alle partijen mee zullen werken aan een
snelle oplossing van de problemen.
Zowel de grote ruimtenood van de Universiteit als de gerechtvaardigde vraag
uit de gemeenschap de leefbaarheid en bruikbaarheid van dit centraal gelegen stukje stad
te verbeteren, zijn immers argumenten om over twee jaar een goed plan klaar te hebben?
Vanaf 1981 komt de meeste bebouwing op het grote terrein. begrensd door Oude Manhuispoort
- Grimburgwal - Oude Turfmarkt - Nieuwe Doelenstraat - Kloveniersburgwal, geleidelijk
grotendeels leeg, wanneer het Binnengasthuis verhuist naar het nieuwe Medische Centrum in de
Bullewijk.
Uit de opdracht, die de Universiteit de door haar in het leven geroepen onafhankelijke
werkgroep gegeven heeft, is duidelijk dat het haar ernst is om met dit plan te bereiken dat
een stukje stad aan de stad wordt teruggegeven. Door de ligging in een kwetsbaar stuk
historische stad moet de afweging van de verschillende belangen extra zorgvuldig
geschieden. Ondere andere door een zo ruim mogelijke inspraak door
alle betrokkenen in een vroeg stadium te organiseren. Wil zij het meest gewenste
gebruik tot stand laten komen, dan moet de Universiteit haar eigen belang
relativeren: één van de richtlijnen is bijvoorbeeld een verhouding universitair /
niet-universitair van het totaal te realiseren vloeroppervlak van 60% / 40%.
Wel is een voorwaarde, dat 9000 m2 voor onderwijs en onderzoek wordt bestemd. Maar of er
voorzieningen ten behoeve van de Centrale Diensten, een kantine of een grote aula moeten
komen - voorwaarden van de Universiteit voor een inmiddels verlaten plan -
moet de werkgroep zelfstandig onderzoeken.
Een andere richtlijn is - ondergetekende ontleent daaraan de basis om mee
te doen aan de opstelling van het plan - dat nagegaan dient te worden, welke
bestaande opstallen gehandhaafd kunnen blijven.
Kortom, de Universiteit heeft zich vrijwel geheel gedistantieerd van haar plannen
uit 1975, die van vele zijden protesten opriepen. Daarvoer moesten in
principe alle gebouwen van het ziekenhuis tegen de vlakte (behalve vier kleine
monumenten), waarvoor in de plaats grootschalige nieuwbouw alleen voor
eigen gebruik zou komen. Voorts zou het beschermde monument Oude Turfmarkt
139 moeten wijken voor de toeang voor een grote, ondergrondse parkeergarage
voor 400 à 500 auto's.
Gelukkig werd dit plan van een 'eigentijds' universiteitsstadsdeel verlaten
ten gunste van de eigentijdse filosofie dat er een plan moet komen waarin
universitaire en stedelijke gemeenschap elkaar - ook letterlijk - kunnen vinden.
Hiertoe werd de werkgroep ingesteld waarvoor drie ervaren (stede-)
bouwkundigen, een planoloog en een jurist werden aangetrokken, en waarin twee plaatsen
werden ingeruimd voor vertegenwoordigers van resp. het wijkcentrum d'Oude Stadt en
'stadslievende' organisaties. De uitgangspunten van ondergetekende
die laatstgenoemde plaats bezet, zijn te vinden in een vorig jaar verschenen
nota betreffende de bebouwing van het Binnengasthuisterrein door de
Bond Heemschut. Deze kreeg steun van een groot aantal historische verenigingen,
restaurerende instellingen en andere organisaties (waaronder onze
vereniging), die zich sterk maken voor het behoud en weer bruikbaar maken
van de historische stad. Naast de beschermde monumenten treft men op
dit terrein een scala van waardevolle gebouwen aan, in hoofdzaak daterend
uit de laatste decennia van de vorige eeuw en Heemschut pleit voor een zo
zorgvuldig mogelijk onderzoek naar de mogelijkheid, deze geschikt te maken
voor ander gebruik. Zeker, de schil van de bebouwing op het terrein is de moeite
waard behouden te blijven. De beslotenheid, van oudsher een waarde
van dit gebied, moet bovendien niet zonder dwingende redenen worden
opgegeven. Een zachte overgang van het vertrouwde stadsbeeld naar de te
realiseren nieuwbouw moet worden nagestreefd.
In de nota wordt een aantal gebouwen (-complexen) beschreven en de argumenten
geleverd om een aantal daarvan volgens de Monumentenwet te beschermen.
De gemeentelijke monumentencommissie beoordeelde het werkstuk
zeer positief en van die zijde is zeker steun te verwachten. Zeker voor bescherming
komt in aanmerking het als kraamvrouweninrichting in 1871 tot
stand gekomen gebouw Grimburgwal / Oude Turfmarkt van architect A.N.
Godefroy, mede onder verantwoordelijkheid van stadsarchitect B. de Greef.
Dit eclectische gebouw is zowel onmisbaar in de gehele monumentale wand
van de Oude Turfmarkt als in die van de Grimburgwal, waar het onderdeel is
van andere door Godefroy ontworpen architectuur.
Ook beschermd dienen twee gebouwen bij de kop van de Grimburgwal aan de
besloten plek die in de 17de eeuw Blijde Hoek werd genoemd: het Administratiegebouw
links van de ingang van het ziekenhuis, een vroeg voorbeeld van de Amsterdamse school
(1913) door J.M. van der Mey, schepper van het Scheepvaarthuis, en het eveneens door
Godefroy ontworpen pittoreske gebouw met het jaartal 1875 onder de klok, oorspronkelijk
apotheek. Links en rechts hiervan bevinden zich poortjes, waarvan overwogen zou kunnen
worden ze weer te openen en in voetgangersroutes op te nemen. Datzelfde
geldt voor de twee karakteristieke poortjes aan de Oude Turfmarkt.
Verder noemt de nota met veel waardering de bebouwing aan de Kloveniersburgwal
en de Nieuwe Doelenstraat. Met name noemen we hier de twee apotheken,
Kloveniersburgwal 82 en 84, mogelijk door assistent-stadsarchitect W. Springer ontworpen.
De geschiedenis van het Binnengasthuisterrein kreeg al vele malen aandacht.
Vooral de artikelen van R. Meischke in het KNOB-bulletin van 1955 en de catalogus,
behorend bij een tentoonstelling over dit gebied in het Allard Piersonmuseum, zijn zeer
informatief.
Dit stuk Amsterdam kreeg min of meer zijn hoofdvorm ten tijde van de aanleg
van de stenen ommuring rond 1490, toen de Amstel werd aangeplempt en
de huidige plaats van de Oude Turfmarkt en de Nieuwe Doelenstraat werd bepaald.
(Een stuk van een oudere stadsoever, waarschijnlijk van rond 1380, is nu
nog terug te vinden in de gebogen bebouwing - opvolger van vroegere bebouwing
achter Oude Turfmarkt 139.)
Daarachter bevonden zich aan beide zijden van de Oude Nonnenvaart (een
sloot in het verlengde van de O.Z. Achterburgwal) twee kloosters, die zich
lader uitbreidden. In deze kloosters werd na de Alteratie het St. Pietersgasthuis
gesticht, de doorloper van het Binnengasthuis. Mede als gevolg van de
oorspronkelijke kloosterbestemming heeft het binnenterrein, ondanks de
vele latere veranderingen in de bebouwing, tot vandaag toe ruimte voor tuin
behouden. De randbebouwing daarentegen, vooral aan de Oude Turfmarkt
en Kloveniersburgwal, heeft, zeker sinds de 17de eeuw een aaneengesloten karakter.
Van de verdwenen gebouwen noemen we het Oudezijds Heerenlogment uit
1647 aan de Grimburgwal en de magistrale serie van negen door Vingboons
ontworpen Gasthuishuizen aan de Oude Turfmarkt, kapitale huizen die door
het Pietersgasthuis aan particulieren werden verhuurd.
Net als in de vorige eeuw, toen de middeleeuwse en de 17de-eeuwse bebouwing
werden vervangen door de huidige, staan we weer voor de beslissing,
hoe we het gebied moeten veranderen voor nieuwe behoeften.
Evenals men in de vorige eeuw zonder gewetensbezwaren het Heerenlogement
afbrak, zullen velen nu geen moeite hebben met het verdwijnen van veel
van de nu aanwezige architectuur, omdat ze de waarde van 'jonge' monumenten
nog niet zo zien.
De generaties na ons zullen ons zo'n vandalisme even kwalijk nemen als wij
nu dat doen ten aanzien van de genoemde 19de-eeuwers. Bovendien moeten we ons realiseren
dat noch de diversiteit in vormen noch een kwaliteit en een variatie als die van het
toegepaste materiaal (baksteen, natuurstenen versieringen, beeldhouwwerk en pannendaken)
terug zal komen bij nieuwbouw.
Het is dus van groot belang dat velen gebruik maken van de inspraakmogelijkheden.
Ter illustratie tot slot enige van de keuzen, waarvoor de werkgroep zich
geplaatst ziet:
Kiest men voor een E.H.B.O.-post, een belangrijke buurtbehoefte, dan worden
andere bestemmingsmogelijkheden beperkt, omdat zo'n post alleen met een
aantal klinieken verantwoord kan werken. Dat laatste zou weer behoud van
hiervoor bruikbare bestaande bebouwing kunnen betekenen.
Kiest men voor een aula met een capaciteit van 800 mensen, dan eist die een
flink deel van de te realiseren nieuwbouw op. Blijft de aula echter in de
Lutherse Kerk op het Singel, dan behoeft daarvoor geen ruimte op het Binnengasthuisterrein
te worden gereserveerd en blijft de hoofdbestemming van dat belangrijke monument bestaan.
Uit buurtonderzoek enige jaren geleden bleek een grote behoefte aan parkruimte
en woonhuizen. Moet nu het uitgangspunt zijn, deze functies dicht bij
elkaar te realiseren, of komt het parkje op een plek die binnen de bestaande
bebouwing al een beslotenheid heeft? Zowel de omsloten ruimte achter het
huidige zusterhuis als de gebogen bebouwing op de plaats van een voormalige
stadswal inspireren tot het maken van zo'n rustplek daar.
Welk effect heeft een doorgaande fietsroute? En, kiezen we ervoor, waar kan
die het beste worden gesitueerd?
Bij al deze beslissingen zullen de verschillende aspecten zorgvuldig gewogen
moeten worden. Ik hoop, dat dit artikel er mede toe bijdraagt, dat velen
aan de inspraak die waarschijnlijk binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden,
zullen meedoen.
Jenny Bierenbroodspot
(Uit: De Lamp van Diogenes 55, april 1979)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.