Officieel zijn er door B. en W. geen ligplaatsen voor woonboten aangewezen in de binnenstad. Toch nam de laatste jaren een aanhoudende stroom van veelsoortige boten, zonder enige merkbare controle, vaste ligplaats in de grachtengordel en langs de oevers van de Amstel. Daarop volgde dan vaak het 'doe-het-zelven', wat op verschillende plekken een chaotische opeenhoping van willekeurig geschilderde en opgebouwde boten opleverde. Door ex-wethouder Lammers werd dit proces indertijd treffend 'wildgroei op het water' genoemd. De tegenwoordige wethouder van Monumentenzorg Goekoop beschreef het eens beeldend als de 'Hongkongisering van Amsterdam'.
Verschillende faktoren spelen een rol in deze ontwikkeling. De belangrijkste is ongetwijfeld de woningnood, waardoor velen — het wachten op een huis moe — voor deze uitwijkmogelijkheid kozen. Een belangrijk aspekt is ook het grote aantal binnenvaartschepen dat door saneringsmaatregelen aan de vaart onttrokken wordt, goedkoop in de handel komt en verbouwd tot woonschip weer dienst kan doen. Ook de tolerante houding van het stadsbestuur in deze kwestie, juist toen enige jaren geleden de toevloed zijn hoogtepunt bereikte, oefende ongetwijfeld aantrekkingskracht op de 'woonschippers' uit. Zo kunnen ook niet-gekeurde woonboten op niet-legale ligplaatsen water en elektriciteit krijgen. Daardoor wordt zo'n ligplaats in feite gelegaliseerd, zonder dat daar eisen ten aanzien van de toestand waarin de betreffende boot verkeert tegenover staan. Op grote stukken van bijv. de Brouwersgracht, de Prinsengracht en de Amstel worden op deze wijze woonschepen gedoogd.
Deze tolerantie is het stadsbestuur ernstig kwalijk genomen door bewoners van grachtenhuizen en organisaties als Heemschut en Amstelodamum, die enige jaren geleden bij de Kroon tegen deze 'onrechtmatige' aanpak van het gemeentebestuur protesteerden. Een bewoner van een grachtenhuis moet zich aan de strenge eisen volgens de monumentenwet en de bouwverordening houden, mag zelfs geen kippenhok in zijn tuin aanleggen. Het is dan ook begrijpelijk dat hij het als een rechtsongelijkheid voelt, dat enige meters verderop een ander monumentaal aspekt van de binnenstad, het grachtenwater, wel gebruikt kan worden zoals men belieft. Ook het feit dat de schoonheid van de grachten en de Amstel een groot algemeen belang vertegenwoordigt en dat deze wateren de gemeenschap toebehoren, waardoor woonschipbewoners niet het recht hebben hier beslag op te leggen, is een valide argument. Waartegen vooral fel geprotesteerd werd, waren de illegaal liggende schepen die als opslagruimte, werkplaats en bedrijfsruimte — zelfs als bordelen — werden gebruikt en die veelal een ernstig ontluisterend effekt hadden. Ook al omdat de handel — in de vorm van schroot, oude auto's en de zich aanbiedende dames — zich vaak tot op de kade uitbreidde. Feit is echter, dat de Gemeente gekonfronteerd werd met een overmachtssituatie, omdat zij in feiten niet de fysieke (rechts)middelen had om op te treden.
De woonschepenmaterie is geregeld in een Wet van 1918, gericht op de toenmalige kleine
groepen van rondtrekkende zwervers en kermisklanten in woonwagens en woonboten en niet
geschikt om een ontwikkeling als de hier geschetste te reguleren. Deze wet eist weliswaar
een keuring van woonboten, op grond waarvan men een bewonersvergunning kan verkrijgen,
maar de eisen van deze keuring zijn zeer summier.
Stelt die bewonersvergunning al niet veel voor, er komt ook niet automatisch een ligplaats bij
voor de betrokkene. Amsterdam bevond zich al snel in de situatie, dat het aantal in de stad
liggende boten een veelvoud van de officieel aangewezen ligplaatsen was. In onze stad moet
het woonboten-vraagstuk dan ook zeker gezien worden als onderdeel van het
volkshuisvestingsprobleem. Zo bleek de rechter er ook over te denken, toen hij rond 1970 de
Gemeente in het ongelijk stelde, toen zij tegen illegale woonboten probeerde op te treden. In
verschillende gevallen waarin woonschippers zonder enige vergunning ligplaatsen hadden
ingenomen werd proces-verbaal opgemaakt, maar de rechter ontsloeg hen van
rechtsvervolging, zich beroepende op de woningnood.
Ook het door de Gemeente wegslepen van illegale boten bleek weinig effekt te hebben; deze
lagen — het oordeel van de rechter kennend — enige dagen later weer op hun oude stokje. Na
deze ervaringen is het gemeentebestuur, mede onder druk van aktiegroepen onder de
woonbootbewoners als de 'Doordrijvers', de woonboten gaan beschouwen als een middel in
de bestrijding van de woningnood. In dit beleid past de voorwaarde die voor
aansluiting op water en elektriciteit wordt gesteld, dat men werkzaam is in Amsterdam en
al twee jaar ingeschreven staat.
Op bovengenoemd protest bij de Kroon werd negatief beschikt. De overmachtssituatie waarin
de Gemeente zich bevond werd erkend. Ook werd daarbij rekening gehouden met het feit, dat
er een nieuwe wet in de maak is die wel een effektief beleid mogelijk zal maken, o.a. zal
hierin opgenomen worden het recht van de Gemeente boten die niet aan de eisen voldoen
weg te slepen en te vernietigen.
Wel is na dit protest eind '74 een wijziging in de politieverordening op woonschepen van kracht
geworden, op grond waarvan opgetreden kan worden tegen opslag- en bedrijfsboten en
woonboten die zo hoog worden opgebouwd, dat zij niet meer onder de bruggen door kunnen. Om
dit opbouwen effektief tegen te gaan, laat men de eigenaar van een binnenvarend pleziervaartuig,
van wie men vermoedt dat deze de boot wil opbouwen tot woonboot, een verklaring tekenen
dat dit niet zal gebeuren op straffe van wegslepen. Inderdaad zijn inmiddels
verschillende slordige bedrijfsboten verdwenen. Dit is ook het geval met verschillende sleep-ins
en bordelen op het water, ook wel 'dekschuiten' genoemd.
Gezien deze positieve ontwikkeling is het zeer betreurenswaard, dat B. en W. onlangs een
precedent schiepen door een bouwvergunning af te geven voor een enorme, drijvende bungalow
tegenover Nwe Keizersgracht 102, die tevens als bedrijfsruimte zal gaan dienen. En dat terwijl
vlakbij op dezelfde gracht bedrijfsruimte leeg staat! Het grote drijvende gevaarte — al is het
van keurig tropisch hardhout — dat onder geen brug door kan, moet als een nodeloze aantasting
voor het stadsschoen beschouwd worden. Als de nieuwe wet van kracht is geworden, zal pas van
effektief keuren van de woonboten en van een opnieuw indelen van legale ligplaatsen sprake
kunnen zijn.
Dat de woonschepen er langzamerhand bijhoren in de Amsterdamse binnenstad, staat buiten diskussie, evenals hun bijdrage aan de oplossing van de woningnood. Het zal echter nog wel lange tijd duren, voordat het gehele woonschepenbestand als een positieve bijdrage aan het stadsbeeld beschouwd zal kunnen worden.
Jenny Bierenbroodspot
(Uit: De Lamp van Diogenes 42, februari 1977)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.