[Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad]

Bezwaarschrift tegen bouwplan Lijnbaansgracht 365-372 / Fokke Simonszstraat 72-74

Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van Amsterdam
p/a de Dienst Binnenstad
Postbus 202
1000 AE Amsterdam

Geacht college,

3-dimensionaal aangezicht van de nieuwbouw aan de Lijnbaansgracht

Van 7 tot en met 18 juli ligt een bouwaanvrage voor het realiseren van een gebouw voor 19 woningen en 10 garages op een terrein tussen de Fokke Simonszstraat en de Lijnbaansgracht ter inzage. Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad deel ik u mede dat wij van mening zijn dat dit bouwplan niet past binnen het beschermde stadsgezicht en in strijd is met de welstandsrichtlijnen voor de binnenstad. Een machtiging van de vereniging voeg ik bij.
Het bouwplan beslaat het hele terrein tussen beide straten. Het heeft een breedte van 27,5 m, een diepte van 22 m en een hoogte van 16 m. Op het dak bevindt zich een vijftal daktoegangen van 1,5 x 3,5 x 2 m. De bovenste verdieping is aan voor- en achterzijde 1.60 m teruggelegd. Onder het pand bevindt zich een parkeergarage voor 10 auto's, ontsloten vanaf de Fokke Simonszstraat.
Ter plaatse bevindt zich thans nog een bedrijfsbebouwing in één laag. Het verdwijnen daarvan zal niemand betreuren. Het gaat dus om de vraag of het voorgestelde bouwplan voor deze plaats een passende invulling genoemd mag worden. Wij menen dat dit niet het geval is.
Naar ons oordeel is het bouwplan alleen al vanwege zijn schaal op deze plaats in de binnenstad niet aanvaardbaar. Het manifesteert zich uitdrukkelijk als een monoliet die na voltooiing de hele omgeving zal gaan domineren. Het stadsbeeld zal daardoor ernstige schade ondervinden.

De voorgevel aan de Lijnbaansgracht (365-372)
De achtergevel aan de Fokke Simonszstraat met garage-ingang (72-74)

Bij de beoordeling moet onderscheid worden gemaakt tussen de beide straten, waaraan het geprojecteerde bouwwerk is gelegen.
De Fokke Simonszstraat is een gemengde straat, waarin de oudere bebouwing in verschillende perioden deels is vervangen door grootschaliger panden, ook direct grenzend aan de locatie van het onderhavige plan. Dat is een ongelukkige ontwikkeling omdat de straat ca. 300 m lang is en niet erg breed. Door weer nieuwe schaalvergroting verliest hij definitief zijn oorspronkelijke karakter en ontstaat een stedenbouwkundig beslist onaantrekkelijk beeld. Een dergelijke ontwikkeling is in strijd met de doelstelling van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van de Amsterdamse binnenstad.
Aan de kant van de Lijnbaansgracht is het oorspronkelijke beeld veel beter bewaard gebleven, zij het dat ook daar de gevelwand niet helemaal gaaf is. Dat betekent dat de beeldverstoring bij realisering van de bouwplan hier nog veel groter is. Handhaving van de kleinschaligheid aan de Lijnbaansgracht is naar ons oordeel een absolute noodzaak. Daarbij speelt het contrast met de tamelijk grootschalige bebouwing aan de Weteringschans ook een rol. Het feit dat het daarbij om de achterkant van de bebouwing gaat, die tamelijk rommelig is, maakt een uiterst zorgvuldige invulling van de gevelwand aan de Lijnbaansgracht des te noodzakelijker. Je zou deze gevelwand de laatste verdedigingslinie van de oude binnenstad op deze plaats kunnen noemen. Dit plan slaat daarin een rampzalige bres.
Over de architectonische kwaliteiten van het bouwplan op zich willen wij geen oordeel uitspreken. Wij beperken ons tot de constatering dat het hoe dan ook op deze plaats niet passend genoemd moet worden.
Dat er gekozen is voor woonbebouwing op deze plaats juichen wij zeer toe.
Wij realiseren ons dat de beperkte diepte van het beschikbare terrein het niet eenvoudig maakt voor deze locatie een bouwplan te ontwikkelen dat voldoet aan redelijke woontechnische eisen. Desondanks menen wij dat als randvoorwaarde voor een acceptabel bouwplan gesteld moet worden dat bij de gegeven breedte van de kavel 4 à 5 in de gevelwand van beide straten afzonderlijk te onderscheiden panden gebouwd zouden moeten worden, die liefst ook in hoogte van de verdiepingsvloeren en hoogte en vorm van de gevelbeëindiging enige variatie zouden moeten tonen. De hoogte van de panden dient zich te voegen in de hoogte van de bebouwing in de omgeving. Een traditionele vormgeving zou daarbij onze voorkeur hebben, in ieder geval aan de zijde van de Lijnbaansgracht.
Het zal na het voorgaande duidelijk zijn dat onze vereniging vindt dat het ingediende bouwplan in ieder geval niet moet worden gerealiseerd.

Hoogachtend,
namens de Vrienden van
de Amsterdamse Binnenstad,

J. Pinkse

Amsterdam, 7 juli 2001