[Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad]

Prinseneiland 549

Zienswijze

Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van Amsterdam
p/a de Dienst Binnenstad
Postbus 202
1000 AE Amsterdam

Geacht college,

Gevel aan de Galgenstraat

Van 5 tot en met 18 april ligt een aanvrage voor de bouw van een pand ter vervanging van het bestaande pand Prinseneiland 549 ter inzage. Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad deel ik u mede dat naar ons oordeel aan dit plan geen medewerking zou moeten worden verleend. Een machtiging van de Vereniging voeg ik bij.

Het bestaande pand Prinseneiland 549 is bij de vaststelling van de Beleidsnota Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht op 18 april 2000 door de gemeenteraad ingedeeld in orde 2, en niet zonder reden. Het gaat om een zeer waardevol specimen van 19e-eeuwse bedrijfsarchitectuur met een fraai gedecoreerde voorgevel. De zijgevel heeft een harmonische opbouw met zijn hooggeplaatste ramen en is qua maat in evenwichtige verhouding met de smalle Galgenstraat. De zijgevel wordt op een aantrekkelijke manier afgesloten door het eveneens goed gedetailleerde dwarsgeplaatste pand aan het einde van het perceel. Dat pand vormt bovendien een fraai accent tussen de twee langgerekte zijgevels van de panden op de zuidelijke hoeken van de Galgenstraat en het Prinseneiland. Komend van het Bickerseiland valt het op dat het perceel wat uitspringt t.o.v. het tegenoverliggende hoge pand Prinseneiland 50. Daardoor is wat hier is en wordt gebouwd sterk beeldbepalend. De huidige voorgevel levert een zeer bevredigend beeld op, zowel door zijn mooie opbouw als door de beperkte hoogte. Hoewel het tegenoverliggende hoekpand, Prinseneiland 1, tamelijk hoog is ervaart men daardoor de Galgenstraat ondanks zijn zeer beperkte breedte toch niet als onplezierig. Handhaving van wat er nu staat is door de kwaliteiten van het gebouw op zich en door de bijdrage die het levert aan het stadsbeeld uiterst gewenst. Terecht is daarom het pand ingedeeld in orde 2 en daarmee aangewezen voor behoud en zonodig herstel. Op één punt is herstel evident gewenst. De buitengewoon grove aantasting van de voorgevel door het uithakken van een bedrijfsdeur – hoe is daar ooit toestemming voor verleend kunnen worden – moet ongedaan worden gemaakt.

Helaas ligt het kennelijk niet in de bedoeling van de eigenaar om het huidige pand te behouden. Er is nu een aanvrage voor de bouw van 16 woningen, 6 bedrijfsruimten en parkeerruimte ingediend. Het is duidelijk dat zoiets niet binnen de huidige contouren past, en die worden dan ook aanzienlijk opgerekt. Dat laatste is jammer genoeg al gebeurd bij de eerste herziening van het bestemmingsplan Prinseneiland in 1998, maar naar onze mening blijft het plan zelfs niet geheel binnen de toen vastgestelde grenzen. Wij signaleren twee afwijkingen.
De hoogte van de bebouwing aan het Prinseneiland mag maximaal 18 meter bedragen tot een diepte van 11.50 meter en mag maximaal 5 lagen en een kap omvatten. Het nieuwbouwplan blijft binnen de gestelde hoogtemaat maar de opbouwen op de zesde laag kunnen naar onze mening in redelijkheid niet als een kap worden beschouwd. Bij een kap moet worden gedacht aan hetzij een topgevel, die een bescheiden deel van het oppervlak tussen de goothoogte en de nokhoogte beslaat, hetzij aan een terugwijkend dakvlak. Hier is echter sprake van een aantal verticale vlakken, die zich manifesteren als een doorgetrokken gevel en die bijna 70 % van het gehele vlak beslaan. De horizontale lijn van de gevelbeëindiging omvat 53 % van de totale breedte van het pand. Zoiets een kap noemen gaat duidelijk voorbij aan de bedoelingen van het bestemmingsplan.
De tweede afwijking betreft de slaapkamers van de appartementen aan Prinseneiland op de derde verdieping. Weliswaar wordt de totale toegelaten bouwhoogte hier niet overschreden, maar wel het maximaal aantal toegelaten bouwlagen. Dat bedraagt hier immers drie lagen met een kap en in het bouwplan is sprake van vier lagen, terwijl op die niet toegelaten vierde laag ook nog een dakterras wordt gemaakt.
Op de geveltekeningen zijn verder de liftopbouwen niet weergegeven. Uit doorsnede B-B valt af te leiden dat de hoogte daarvan aan de kant van Prinseneiland zeer beperkt is, zodat daartegen geen bezwaar bestaat. De hoogte van de liftopbouw aan de kant van de Galgenstraat is nergens terug te vinden. Als die niet hoger is dan de eerdergenoemde opbouw lijkt ons dat redelijk, gegeven de maatvoering van het bestemmingsplan. Tegen een grotere hoogte hebben wij bezwaar.

Resteert tenslotte nog de vraag of het gepresenteerde bouwplan voldoet aan de eisen, die het beschermd stadsgezicht stelt. Omdat het bouwplan grotendeels past binnen het bestemmingsplan is dat primair een zaak van beoordeling uit oogpunt van welstand en monumentenzorg. Wij zijn van mening dat het bouwplan op een aantal punten niet voldoet aan de uit dat oogpunt te stellen eisen.
De gevelbeëindiging aan de kant van Prinseneiland is volstrekt vreemd aan de karakteristiek van het Prinseneiland terwijl toch het passen in die karakteristiek een zwaarwegend criterium is bij de beoordeling. Daarbij komt dat weliswaar enerzijds de gevel een duidelijke verticale geleding heeft gekregen maar anderzijds door de plaatsing van de gevelopeningen weer sterk van de karakteristiek van de omgeving afwijkt. Die afwijking wordt nog versterkt door de afwerking van de gesloten delen van de gevel door bruine kunststofpanelen, voorzien van een geprinte houtnerfstructuur. Dat is in strijd met de welstandsrichtlijnen voor de binnenstad.
Naar ons oordeel is het totaal van deze gevel op deze plaats beslist niet aanvaardbaar.

De gevel aan de zijde van de Galgenstraat is lager, voorzover het gaat om het achtergedeelte, maar nog altijd aanzienlijk hoger dan de bestaande bebouwing. Bovendien is het gebouw, zowel op het hoge als het lagere deel, voorzien van een doorlopende glaskap die naar onze mening al evenmin past in het beeld van de Prinseneilandbebouwing. Te verwachten valt bovendien dat die kappen, wanneer zij bij duisternis zijn verlicht, een sterk verstorende werking zullen hebben.
De openslaande deuren in de achterappartementen geven deze een maximale openheid naar de noordzijde, maar tasten de privacy van de bewoners van de woningen aan de overzijde van de slechts vijf meter brede Galgenstraat zeer ernstig aan. Het gesloten karakter van de Galgenstraatgevel dient uit oogpunt van privacy te worden gehandhaafd maar genoemde deuren zijn daarmee volledig in strijd.
De opgenomen garagedeur is een ontsierend element in de gevel. Bovendien is een uitrit op die plaats extreem hinderlijk voor de bewoners van de tegenoverliggende panden en is de Galgenstraat nauwelijks in staat om het extra verkeer te verwerken. Te verwachten valt dat bij het instellen van eenrichtingsverkeer in de Galgenstraat hetzij het inrijden, hetzij het uitrijden van de garage zeer moeilijk wordt. Misschien nog belangrijker is dat het toevoegen van iedere auto op het Prinseneiland ongewenst is omdat de structuur van het eiland daarop totaal niet is berekend.

Tenslotte merken wij nog op dat het onduidelijk is hoe het gevelvlak achter het trappenhuis in dit deel van het pand wordt afgewerkt. Als het de bedoeling is ook daar kunststofpanelen toe te passen maken wij daartegen bezwaar.

Onze conclusie zal u na het bovenstaande duidelijk zijn. De Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad zijn primair van mening dat de bestaande bebouwing moet worden behouden en moet worden hersteld. Mocht u tegen alle hoop en verwachting in menen dat dit niet mogelijk is dan nog is het nu voorgestelde plan voor ons om de aangegeven redenen niet acceptabel.
Wij verzoeken u dan ook met klem aan het ingediende plan geen medewerking te verlenen. Hoogachtend,

namens de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad,

J. Pinkse.

Amsterdam, 14 april 2001