Natuurstenen gevels uit de late negentiende eeuw

Ons globale beeld van de late negentiende eeuw wordt gedomineerd door bakstenen gevels die doorregen worden met speklagen van natuursteen of pleisterwerk. De meeste zijn losjes op de Nederlandse renaissance uit de periode 1560-1630 geïnspireerd. Deze neorenaissance-beweging, in de jaren zestig en zeventig opgewekt door Isaac Gosschalk, bracht volgens E. Gugel en H.P. Berlage met name in de jaren tachtig en vroege jaren negentig een golf van bouwkundig enthousiasme teweeg.
Herengracht 380 Sarphatistraat 9

Toch is het juist ook in deze periode dat voor het eerst sinds tijden weer een flink aantal natuurstenen gevels in Amsterdam verschijnt. En uit de aard van hun materiaal werden die meestal in andere stijlen dan de Hollandse renaissance opgetrokken.
Natuursteen was op zich geen innovatief materiaal. Dat het aan een nieuwe opmars kon beginnen, was echter wel te danken aan enkele belangrijke procesinnovaties in het bouwbedrijf. Verbeterd transport, gemechaniseerde groeve-exploitatie, zoals bij de Savonnières kalksteengroeven in Frankrijk, en machinale bewerkingsmethoden voor hardsteen zorgden ervoor dat natuursteenblokken binnen een maand volgens de opgegeven maten vanuit België, Luxemburg, Duitsland of Frankrijk op de bouwplaats konden worden afgeleverd.
Voorbeelden van natuursteengevels zijn er genoeg. Een van de grootste is het verzekeringsgebouw van de New York Life Insurance Company op de hoek van de Keizersgracht en de Leidsestraat (Metz). Niet toevallig is dit een klassiek Beaux-Arts-ontwerp, architect J. van Looy, 1890-91. In New York was men in deze tijd, anders dan in Chicago en Boston, volledig in de ban van de Franse Beaux-Arts. Het veel grootsere filiaal in Boedapest, het huidige hotel-café New York, is in dezelfde stijl gebouwd.
Dat architecten zich weer in de bewerking van natuursteen gingen verdiepen, laat de rijke gevel van restaurant Riche zien, Rokin 84 (1883). A.L. van Gendt paste hier behalve witte zandsteen ook Zweeds graniet toe en wel in gekloofde, gepunte en gepolijste vorm, wat verschillende effecten geeft.
De bekendste grachtengevel in natuursteen is Herengracht 382, momenteel zetel van het NIOD. Het is in zekere zin een voorbeeld van een ‘schuldig’ huis. De opdracht kwam van Jacobus Nienhuis, de directeur van de Deli-Maatschappij die Indië had moeten ontvluchten omdat hij eigenhandig een paar Chinese ‘koelies’ had doodgeranseld. Vooral dat eigenhandige werd hem aangerekend, want normaal liet je zoiets door je personeel doen. Architect Abraham Salm ontwierp de gevel in de stijl van de vroege Franse renaissance, het François I. Deze stijl, bekend van de kastelen aan de Loire, werd in de negentiende eeuw vaak gekozen voor huizen van de nieuwe plutocraten. In Amerika bouwde de flamboyante Richard Morris Hunt, net als Salm opgeleid aan de Parijse Ecole des Beaux-Arts, een aantal stads- en buitenpaleizen in Loire-stijl, de meeste voor leden van de familie Vanderbilt.

Spuistraat 88a Het ontwerp voor Spuistraat 88a uit Janlets 'Bouwkundig album'

Een persoonlijke favoriet van mij is het huis Sarphatistraat 9. Een statige, vrij sobere gevel in late Franse renaissance, ontworpen door de bescheiden Willem Hamer voor de diamantair en collectioneur Andries van Weezel. Hamer heeft vooral het materiaal zelf willen laten spreken: de rijke schakeringen van de gele, zachte natuursteen. In combinatie met de in teakhoutkleur gelakte deurpartij en kozijnen geeft dit een bijzonder effect, kenmerkend voor het materiaal- en kleurfetisjisme van de late negentiende eeuw.
Ook Gosschalk, de vader van de renaissancistische ‘berg- en baksteenstijl’, waagde zich aan een monochrome natuursteengevel. In 1875 bouwde hij voor de diamantair D.L. van Moppes het dubbele woonhuis Plantage Middenlaan 20ab. Het werd een fijnzinnige pilastergevel, met elementen uit de Franse en Vlaamse renaissance. De pilasters zijn gedecoreerd met rolwerk, kandelabermotieven en vruchtentrossen. Het is niet onmogelijk dat enkele ornamenten, zoals de festoenen in het fries, vervaardigd zijn van gegoten kunststeen, waarvan de nogal innovatief ingestelde Gosschalk bepaald geen tegenstander was. Er bestonden in deze jaren in Amsterdam immers maar weinig bekwame steenhouwers, een situatie die pas veranderde in de jaren tachtig.
Twee jaar geleden is deze gevel jammerlijk volgesmeerd met witte pleister en verf, waardoor niet alleen alle toonschakeringen eruit gehaald werden, maar ook de essentie van Gosschalks werk, de strijd tegen de ‘plaesteraars’ en timmerman-architecten, volkomen ontkracht wordt. Heeft hier het bouwtoezicht weer eens heel slecht opgelet? Misschien moet het Bureau Monumenten & Archeologie maar weer zelf inspecteurs in dienst nemen.
Een aparte plaats in het natuursteengenre wordt ingenomen door het gebouw ‘Peking’ van de theehandel Otto Roelofs, Spuistraat 88a. Je loopt er gemakkelijk aan voorbij in deze wat ongastvrije straat, maar het loont de moeite om er eens aandachtig naar te kijken. De decoratie is origineel en on-Hollands, enigszins in de trant van het moderne Franse eclecticisme. Voor het ontwerp tekende Yme Bijvoets, wat verbazingwekkend mag heten voor iemand die toch als een B-architect bekend staat.
Volstrekt onbeduidend was de zeer productieve Bijvoets echter niet. Zijn bekendste werken zijn de mini-passage in gebouw Mercurius, Prins Hendrikkade 20-21, en het bedrijfshoekpand De Ruyterkade 106, lange tijd café De Zeilvaart, het laatste in een wat onbehouwen Hollandse renaissancetrant.
In zijn drukke praktijk speelde hij nogal eens leentjebuur bij meer getalenteerde collega’s. Zo wist hij, blijkens zijn nagelaten archief op het Stadsarchief, het gedrukte bestek van Gosschalks hotel-café Mille Colonnes, inmiddels gesloopt, aan het Rembrandtplein te bemachtigen voor zijn eigen werk aan het vrijwel gelijktijdig gebouwde Hotel Adrian, Kalverstraat 33 - Rokin 28, dat inderdaad op hoofdlijnen het ontwerp van Gosschalk volgt. Al te letterlijk kopiëren zou hier misschien teveel opvallen, maar dat hij ook daar zijn hand niet voor omdraaide, laat het pandje in de Spuistraat zien. Het is een vrijwel letterlijke kopie van een winkelpand in de Brusselse Rue de la Madeleine van Charles Emile Janlet. Alleen heeft Bijvoets de mezzanine of tussenverdieping – bij Janlet tussen begane grond en eerste verdieping geschoven – naar de attiekverdieping verplaatst en enkele details licht gewijzigd. De huidige begane grond is van later datum.
Het ontwerp van Janlet is gepubliceerd in het plaatwerk Maisons particulières et hôtels construites en Belgique, in het Nederlands verschenen als: Bouwkundig Album. Ontwerpen van woon-, winkel- en particuliere huizen, uitgegeven bij E. & M. Cohen in Arnhem. Deze uitgaven dateren echter hoogstwaarschijnlijk uit de jaren tachtig, Bijvoets’ pand is uit 1876. Wellicht heeft hij het ontwerp dus eerder gepubliceerd of tentoongesteld gezien. Het is ook mogelijk dat hij de gevel gekopieerd heeft in opdracht van de familie Roelofs, die zakelijke en familiebanden met Brussel onderhield. De schilder Willem Roelofs, telg uit het geslacht van theehandelaren, woonde er van 1847 tot 1887.
Hoe dan ook, we mogen deze bijzondere gevel voortaan gerust op naam zetten van Emile Janlet (1839-1919), ontwerper van het fraaie Belgische paviljoen op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1878. Bijvoets was niet meer dan de uitvoerende architect die Janlets ontwerp aanpaste aan de specifieke omstandigheden. Ook voor Brussel is dat goed nieuws, want daar is Janlets geveltje inmiddels niet meer te bewonderen.

Wilfred van Leeuwen

(Uit: Binnenstad 238, februari 2010)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.