In memoriam Auke Bijlsma

Auke Bijlsma was een bioloog, een stadsmens, een milieuactivist, een koppig partijlid, een uitgevlogen Fries, een ras-Amsterdammer, een strijder, een onderhandelaar, een eeuwig trouwe vriend. Uit die combinatie groeide de bijzondere man die velen van ons hebben gekend, de ‘lieve bevlogen Friese eik’, zoals Lodewijk Asscher het zo treffend zei.
Auke Bijlsma (foto: Martijn van der Molen)

Zijn oudste vrienden hier kenden Auke vooral als bioloog. De Amsterdammers maakten hem mee als een gedreven actievoerder voor het behoud en herstel van zijn eigen Nieuwmarktbuurt, en later als de nestor van de gemeenteraad. In Brussel en Den Haag had hij ondertussen een dubbelleven, bij het NWO, als specialist in zee-onderzoek. Hij leefde in een haat-liefde verhouding jegens de PvdA, tegelijk was hij een trouwe sociaal-democraat.
Voor zijn familie en zijn Friese vrienden bleef hij, daarbij, ook altijd de jongen uit Sexbierum, de jongen van vlak achter de dijk – al was zijn toren niet meer die van de Sexbierumer Sixtuskerk maar die van de Zuiderkerk, waar hij ieder nieuwjaar de oudste klok van Amsterdam hielp luiden – uit bijgeloof, zei hij zelf, zijn enige bijgeloof, omdat hij bang was dat het anders niet goed zou komen met Amsterdam. Auke nam zijn dorp als het ware mee naar Amsterdam, en schiep het daar opnieuw om zich heen: de Nieuwmarkt.
Auke Bijlsma heeft als buurtactievoerder een grote invloed gehad, die naar mijn gevoel veel verder reikt dan enkel Amsterdam. Hij was, in bepaalde opzichten, een buitenparlementaire Jan Schaefer. Ten eerste omdat hij volhield, hij protesteerde niet alleen, maar ontwikkelde alternatieven, en hielp ze ook uitvoeren, met eindeloos geduld. Maar ook omdat hij, door zijn afkomst, op een bijna natuurlijke manier teruggreep op andere samenlevingsmodellen dan het betonnen functionalisme dat in de jaren zeventig hoogtij vierde. Hij wist dat het ook anders kon, en hij droeg dat op een overtuigende manier uit.
Ook de biologie heeft, denk ik, een grotere invloed gehad op zijn manier van denken en werken dan we ons vaak realiseren. En dat gaat veel verder dan zijn verzet tegen de aanleg van IJburg, zijn geveltuinenprijs of zijn ijveren voor de redding van de Amsterdamse gierzwaluwen. Ook in zijn stadsfilosofie hoorde je niet alleen de activist Auke spreken, maar net zo goed de bioloog Bijlsma. De stad, en zeker de buurt, was voor hem niet een systeem van gescheiden economische functies, maar een organisch geheel, met straten waar mensen tegelijk woonden, werkten, speelden, leefden en liefhadden. Inderdaad, een stad en tegelijk een dorp, en een ecosysteem.
Auke heeft veel bereikt. Hij, en zijn innig geliefde Petra, voerden tot het laatste toe als motto: ‘Laat de aarde iets mooier en iets beter achter, dan je haar vond’. Voortdurend vertaalde hij zijn zorgen in meer algemene termen, voor iedereen: zijn traplift werd een case-study voor hulp aan invaliden, zijn verblijf aan de Overtoom het begin van een actie om dit mooie revalidatiecentrum te redden.
Al die goede eigenschappen hadden echter ook een keerzijde. Ooit fietste ik achter een haastige Auke aan, tijdens het spitsuur, door de Amsterdamse binnenstad: hij geselde zich een weg door het verkeer, hij was niet te stuiten, veegde alles opzij wat in zijn pad kwam, het was bij tijd en wijle levensgevaarlijk, en wat een tempo. Ja, dat was Auke ook – een doordrammer, en hoe. Van hem leerden we, allemaal, op onze eigen manier: ‘Geef het nooit op.’

Als je Auke een politicus noemde werd hij heel boos, alsof je zijn onafhankelijkheid en integriteit in twijfel trok. Ik denk dat die reactie te maken heeft met de bijzondere overstap die hij begin jaren negentig maakte: hij, een boegbeeld van de buitenparlementaire actie, sloot zich aan bij die gevestigde PvdA. Ik stond ernaast toen hij dat formulier in de bus mikte: ‘Nou, ze kunnen me in elk geval niet van opportunisme betichten,’ gromde hij, want de PvdA stond er op dat moment weer eens bar en boos voor. Pas achteraf besefte ik dat het een historisch moment was, geheel in Auke’s Friese traditie: bij de rode brievenbus in de Anthoniebreestraat sloot Domela Nieuwenhuis zich aan bij Pieter Jelles Troelstra. Ja, Auke was een Troelstra-man, een klassieke sociaal-democraat, die zich ongenadig vastbeet in de huidige PvdA. Ze hebben het geweten.
Auke bezat in dit alles een eigenschap die tegenwoordig vrij zeldzaam is, zeker in de politiek. Hij had karakter. Mensen met karakter zijn niet zo gemakkelijk. Het zijn nooit pleasers. Ze maken keuzes, en daar houden ze zich aan. Ze verantwoorden zich, ook jegens hun oude ik. Auke heeft honderden gevechten gevoerd, maar hij had bijna geen vijanden. Dat zal daarmee te maken hebben gehad.
Zijn ziek-zijn, zijn voortdurende confrontatie met zijn sterfelijkheid, gaven Auke, mede, de openheid en helderheid die hem zo uniek maakten. ‘Het is gek’, zei hij tegen me, in ons laatste gesprek, ‘Die ziekte, die kanker, heeft me ook enorm voortgejaagd. Toen ik het voor de eerste keer kreeg, in de jaren zeventig, hoorde ik al die mannen op de ziekenzaal klagen dat ze van hun leven eigenlijk niets hadden gemaakt. Ik dacht: dat zal mij niet gebeuren’.
Dat is hem gelukt, en hoe. Ik zit op het terras van de Nieuwmarkt en ik kijk om me heen. Al die uitgekiende sociale woningbouw: Auke! De Flesseman: Auke! Het intieme Zuiderkerkhof met zijn waterval en zijn mooie bomen: Auke! Een vader die voetbalt met zijn zoontje op een autovrije Nieuwmarkt: Auke! Overal staat, op de achtergrond, het stempel van die drammer op die fiets, die lieve, bevlogen Friese eik. En Auke blijft: in de gierzwaluwen boven de oude stad, in het licht boven het Wad, in die voetballende vader, in de klokken van deze kerk, in het leven van ons allen dat hij zo innig liefhad.

Geert Mak

(Uit: Binnenstad 252, juni/juli 2012)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.