Marnix 3

Ruim twintig jaar geleden, februari 1997, verscheen mijn eerste stukje in Binnenstad. Het gaat over de Marnixstraat. Daar was de gemeente bezig met een laatste oprisping van stadsvernieuwingswoede binnen de singelgracht. Men had al de nodige schade aangericht.

Het schoolgebouw op de hoek van de Rozengracht en de Marnixstraat was gesloopt voor een brandweerkazerne. De revolutiebouw aan de oostzijde van de Marnixstraat tussen het Marnixplein en de nieuwe Willemsstraat had plaats gemaakt voor nieuwe woningen. De sloop van 'Marnix 3', in stadsvernieuwingsjargon, werd voorbereid, het blok ten noorden van de nieuwe Willemsstraat, Marnixstraat 65-121. Die gevelwand vormt met het eerste Marnixplantsoen een fenomenaal negentiende-eeuws stadsgezicht.

(foto Wim Ruigrok

Dat was de kern van mijn betoog, fraai geïllustreerd met een foto van Maarten Brinkgreve. Maar ook de stadsvernieuwing in het algemeen werd gekarakteriseerd als een fundamentele vergissing. De Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, een zeer nuttig instituut dat natuurlijk is afgeschaft door de gemeente, had op 4 oktober 1996 geadviseerd om 'Marnix 3' niet te slopen. Mainze Rypkema heeft met succes actie gevoerd voor behoud. Zo is tenslotte zelfs het onzalige plan getorpedeerd om aan de Rozengracht, tussen de Marnixstraat en de Lijnbaansgracht, een 'accent' te bouwen. Ook daar is gekozen voor renovatie.

Voor mij was het de eerste kennismaking met de VVAB en het kwaad dat stadsvernieuwing heet. Ik was tegen mijn zin lid geworden van de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, dat was mijn plicht, zo redeneerden collega's, als kenner van het Algemeen Uitbreidingsplan. Toen nog een vergezocht argument, maar enkele jaren later zou de ambtelijke stoomwals van de stadsvernieuwing inderdaad ook door de Westelijke tuinsteden rijden. De monumentenzorg vormt natuurlijk een onderdeel van de architectuurgeschiedenis, maar destijds was erfgoed nog vooral de Gouden Eeuw. Alleen een kleine groep radicale pioniers beweerde dat ook gebouwen uit de negentiende eeuw tot het erfgoed behoorden.

Ik had geen enkele belangstelling voor het erfgoed en bovendien weinig affiniteit met architectuur. Mijn onderwerp was moderne stedenbouw en in het bijzonder Cornelis van Eesteren, de ontwerper van het Algemeen Uitbreidingsplan. Van Eesteren beschouwde architectuur als een volume, het bouwkunstige aspect was in zijn ogen bijzaak. Voor een stedenbouwer is dat niet zo gek. Het is wel curieus dat je gediplomeerd architectuurhistoricus kan worden zonder veel kennis van de bouwkunst. Pas later begon het me te dagen. Architecten als Norman Shaw en H.H. Richardson waren grote ontdekkingen. Vooral de Londense buitenwijk Bedford Park van Shaw was een revelatie. Tuindorp 't Lansink in Hengelo leerde dat in de Nederlandse woningbouw vergelijkbare prestaties waren geleverd.

Een echte fijnproever ben ik nooit geworden, hoewel boeken over sprookjesachtige mooie huizen wel een heimelijk genot zijn dat op treurige avonden troost biedt. Net als fijne schilderijen, het zijn openbaringen. Maar in 1997 ging het juist niet over kunst, het ging over revolutiebouw. En het ging over het probleem dat de architectuur van de stadsvernieuwing altijd op een botte manier detoneert met de historische context. Zelfs wanneer de context is gereduceerd tot het stratenplan, zoals in de Dapperbuurt, blijft die architectuur onmiskenbaar een karikatuur. In de Jordaan, met tal van kleinere nieuwbouwprojecten, is het contrast schrijnend. Het grove metselwerk, de armoedige detaillering in het algemeen, de dwaze maatvoering van de vensteropeningen, de onbeholpen balkons van de volkshuisvesters, men hoeft geen fijnproever te zijn om te zien dat het stadsbeeld grondig is verpest.

Zelfs de straatwanden van de negentiende-eeuwse revolutiebouw verdragen geen nieuwbouw. Misschien is het misplaatst om hier van architectuur te spreken, er kwam immers geen architect aan te pas. Daarom werden de grote volksbuurten uit die tijd altijd beschouwd als een dieptepunt. Maar bij nader inzien hebben die armoedige straten met hun eindeloze reeksen ramen wel degelijk karakter. De ramen zijn een meter breed en twee meter hoog en de inpandige trappenhuizen spelen geen rol in het beeld. Op elke verdieping twee woningen, een voor, een achter. Het was ook stedenbouwkundig minimaal, met smalle straten en ondiepe bouwblokken. Maar inmiddels wordt de Pijp liefkozend het Quartier Latin van Amsterdam genoemd. De volkshuisvesters hebben niet begrepen dat stedelijk wonen veel meer is dan een banale nieuwbouwwoning. Zij waren verblind door sanitaire ideeën van voor de oorlog. Zelfs de Batavierstraat op Uilenburg, hun eerste triomf in de zogenoemde krotopruiming, zou nu zeer gewild zijn op de Amsterdamse woningmarkt.

Zandhoek (foto Maarten Brinkgreve)

De herwaardering van de historische stad heeft een einde gemaakt aan de dogma's van de functionele stad. Geurt Brinkgreve onderstreepte dat nog eens in het bovengenoemde nummer van Binnenstad door de wederopstanding van de Zandhoek te memoreren, die al in 1953 was begonnen, toen hij zelf tot het besef kwam dat niet vernieuwing maar juist het behoud van de stad essentieel was voor de toekomst van Amsterdam. Iets dergelijks overkwam mij in de tweede helft van de jaren negentig. De schellen vielen mij van de ogen. De moderne stedenbouw was een onvermijdelijke ontwikkeling, maar die logica betekent niet dat steden elke 100 jaar geheel herbouwd moeten worden, om te voldoen aan de nieuwste inzichten. Zo verwoesten we de meest tastbare herinnering aan onze geschiedenis, de gebouwde omgeving is het zelfportret van de samenleving.

Voor Geurt was de Marnixstraat waarschijnlijk een verschrikking, een stedenbouwkundige misdaad die de schans van weleer had verwoest. Maar hij begreep ook dat mijn pleidooi voor die negentiende-eeuwse revolutiebouw de consequentie was van zijn eigen visie op de stad. Het stukje over de Zandhoek had als kop 'Geschiedenisles' en mijn bijdrage paste perfect in dat kader.

Vincent van Rossem

Artikelen:
[De Zandhoek - Geschiedenisles] (Binnenstad 162, februari 1997)
[Marnix in mineur] (Binnenstad 162, februari 1997)

(Uit: Binnenstad 300, okt./dec. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.