The Streets of Paris

Richard Cobb (1917-1996) was een engelse historicus, gespecialiseerd in de Franse Revolutie. Hij had een nogal eigenzinnige kijk op het vak. Theorie was niet aan hem besteed, de revolutie was naar zijn mening eigenlijk een soort nationale burenruzie. Maar dit stukje gaat niet over Les Armées Révolutionnaires, het standaardwerk dat in de jaren zestig verscheen. Cobb had ook een uitgesproken mening over Parijs, waar hij vele jaren heeft gewoond. een paar van zijn essays over Parijs zijn opgenomen in de bundel Paris and Elsewhere, die in 1998 werd gepubliceerd.
 

Het zijn onovertroffen scheldtirades tegen de moderne stedenbouw. de grondlegger voor deze fundamenteel onjuiste visie op de stad was natuurlijk Haussmann, hij introduceerde een vorm van stadsvernieuwing die gepaard ging met ongekende verwoestingen. Na de oorlog, toen Cobb in Parijs woonde, begon een hardhandig moderniseringsproces in de woningbouw dat nog steeds volop gaande is. Cobb heeft samen met een bevriende fotograaf een schitterend boek gemaakt over het Parijs dat hij in de loop der decennia voor zijn ogen zag verdwijnen: The Streets of Paris (1980). Hij neemt niet de moeite om uit te leggen hoe het stedenbouwkundig in elkaar zit. Het gaat hem om de stad die nog vóór Haussmann werd gebouwd, met name tussen 1830 en 1848, tijdens de Juli-monarchie van Louis-Philippe. De stads- uitbreidingen hadden toen nog een traditioneel karakter, waarbij de verkaveling van het omliggende land, de faubourgs, met landwegen en slatuinen, niet gewijzigd werd. Het waren tamelijk smalle maar diepe kavels die uiteraard eerst aan de straat bebouwd werden. Naarmate de verstedelijking voortschreed, werden de kavels achter die bebouwing volgebouwd met woningen en ook veel ambachtelijke bedrijven aan een labyrint van binnenplaatsen. dit is nog geheel informele stedenbouw, zeg maar een menselijke stad, de door en door gerationaliseerde bouwblokken van Haussmann hebben in feite al het inhumane karakter dat Le Corbusier later op de spits zou drijven.

Het is onbegonnen werk om het boek van Cobb te beschrijven zonder de afbeeldingen, het is overigens op het internet voor een prikje verkrijgbaar. De boulevards ontbreken dus in zijn Parijs, zelfs voor de beroemde passages, die ook tijdens de Juli-monarchie gebouwd zijn, heeft hij geen belangstelling. Voor hem zijn de oude volkswijken van de stad, waar de structuur van de faubourgs nog herkenbaar is, de essentie van wat nog resteert na alle stadsvernieuwing. De foto's zijn inmiddels ruim veertig jaar oud, dus ook deze restanten zijn waarschijnlijk verdwenen. Met name de binnenplaatsen die Cobb laat zien, geven een sprookjesachtig beeld van een wereld die niet meer bestaat. Ook in Parijs is de druk op de woningmarkt ongekend. In 1976, toen ik mijn eerste ontdekkingsreizen door de stad maakte, had mijn hotel in de Rue Ganneron nog één badkamer op elke gang. Bij de stegen die om de hoek op de Avenue de Clichy uitkwamen, stonden echte Brassai-hoeren. Al snel daarna was in het prachtige café Chez Chabert op het Place de Clichy een McDonalds gevestigd.

Net als alle wereldsteden is Parijs binnen vrij korte tijd een andere stad geworden. Het centrum is natuurlijk bedorven door het massatoerisme. Ik kan me nog herinneren dat je bij het Louvre naar binnen ging door een stoffige ingang met een dommelende kaartjesverkoper. Maar de arbeidersbuurten die Cobb zo dierbaar waren, zijn door gentrificatie verdwenen. Het Canal Saint-Martin in het Xde arrondissement, dat hij liefdevol beschrijft als een dromerig arbeidersparadijs, met een 'Restaurant de Bourgogne' en een 'Bar des Artisans', is hip geworden, net als de omliggende woonwijken. De kaden van het Canal de l’Ourcq, verderop, doen op zomeravonden denken aan het Amsterdamse Westerpark, veel jonge mensen, welvarend, het proletariaat is voorgoed verdwenen.

Het valt niet mee om goed onder woorden te brengen wat Cobb laat zien. Het is duidelijk een oude stad, die na anderhalve eeuw minimaal onderhoud versleten is en in verval geraakt. Hij denkt daarbij natuurlijk aan zijn eigen onderwerp, 'les Armées Révolutionnaires', die in 1870, met de Commune, voor het laatst van zich lieten horen. De binnenplaatsen in zijn boek werden bewoond door de communards. Maar een architectuurhistoricus heeft een ander perspectief, zeker iemand die vele jaren bij de monumentenzorg heeft gewerkt. Voor een woningbouwcorporatie zou het een nachtmerrie zijn, want volkshuisvestelijk gezien gaat het over ‘îlots insalubres’, krottenwijken. Toch is behoud niet ondenkbaar, integendeel, die binnenplaatsen vormen een perfect woonmilieu voor moderne gezinnen met kleine kinderen. Het probleem is wie dat gaat betalen. Het worden dan een soort enclaves van eengezinswoningen in een wereldstad, en die lage dichtheid is geheel in strijd met het zuiver kapitalistische karakter van de hedendaagse stedenbouw. Voor een echte liefhebber van het historische Parijs, zoals Cobb, is die oplossing bovendien schrale troost.

Op een abstracter niveau is het boek van Cobb vooral een aanklacht tegen de grootschaligheid van de moderne stedenbouw en de dictatoriale architectuur die hand in hand gaat met dergelijke plannenmakerij. De Amerikaanse architect Christopher Alexander heeft geprobeerd om die aanklacht een meer theoretische basis te geven in The Timeless Way of Building (1979). Zijn betoog is prachtig geïllustreerd met foto's die vaak sterk doen denken aan The Streets of Paris. De openbare ruimte is altijd volstrekt informeel, de architectuur is ambachtelijk, rommelig en in elk geval nooit monumentaal. Bij Alexander gaat het om een collage van beelden, maar de stad van Cobb bestaat echt, of heeft in elk geval echt bestaan. Net als de Batavierstraat in Amsterdam, die al lang geleden spoorloos is verdwenen.

Vincent van Rossem

(Uit: Binnenstad 307, mrt./apr. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.