Het Van Tuyll-monument: een ongewenst welkom aan het Stadionplein

Op 21 maart 2022 werd het beeld dat onderdeel is van het Van Tuyll-monument bij het Olympisch Stadion verplaatst naar een tussenbordes van trappenhuis I-J, aan de achterkant. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied verleende hiervoor in oktober 2021 vergunning, om zo recht te doen ‘aan de maatschappelijke pijn die wordt ervaren bij de aanblik van het beeld met het fascistische gebaar’.
1. Stadion. Voorplein met Marathontoren en Van Tuyll-monument, ontwerptekening Jan Wils (De Olympiade, 28 juli 1926)

Dat de directie van het Olympisch Stadion al jarenlang bezig is om dit ‘brons des aanstoots’ uit de openbare ruimte te verwijderen is begrijpelijk: het beeld uit 1928 roept door de geheven arm van de sporter onmiddellijk associaties op met de gruweldaden van fascisme en nazisme. Maar het is teleurstellend dat het Olympisch Stadion communiceert dat deze als ‘olympische groet’ bedoelde verwelkoming van sporters en stadionbezoekers ‘rechtstreeks is terug te leiden tot het fascisme uit de vorige eeuw’: dat doet geen recht aan de oorspronkelijke intenties en belemmert de gedachtewisseling over de herplaatsing van het beeld. (1)

Op 17 mei 1928, de dag van de officieuze opening van de Olympische spelen in Amsterdam, onthulde Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden het Van tuyll-monument ter nagedachtenis aan de in 1924 overleden F.W.C.H. (Frits) baron van Tuyll van Serooskerken. Frits van Tuyll was het eerste Nederlandse lid van het internationaal Olympisch Comité (IOC) en de oprichter en eerste voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité (NOC). Hij ijverde er lange tijd voor om de Olympische Spelen door Nederland te laten organiseren, uiteindelijk met succes: in 1921 werd Amsterdam als speelstad aangewezen voor 1928. Van Tuyll zelf was nog actief bij de voorbereidingen maar maakte deze spelen niet meer mee, hij overleed in februari 1924.

Het Van tuyll-monument is ontworpen door Jan Wils, de architect van het Olympisch stadion-complex, en de beeldhouwster Gra Rueb. Beiden waren bekenden in de olympische gemeenschap. Wils was nederlands jurylid bij de olympische kunsttentoonstelling op bouwkundig gebied tijdens de Olympische Spelen te Parijs in 1924. Op verzoek van het NOC maakte hij een schetsontwerp van de Nederlandse ‘Cité Olympique’ dat in mei 1925 werd gepresenteerd op het Olympisch Congres te Praag. In hetzelfde jaar verscheen Gebouwen en Terreinen voor gymnastiek, spelen sport. Handleiding voor den bouw, den aanleg en de inrichting, dat hij schreef met P.W. Scharroo, de vicevoorzitter van het NOC. Ook Gra (G.J.W.) Rueb was betrokken geweest bij de kunsttentoonstelling in Parijs, en zij werkte mee aan de revue ‘Op ter Olympiade’, die in 1924 het land enthousiast moest krijgen voor de spelen. (2)

Van borstbeeld naar veelzijdig atleet

2. Maquette voor ‘Het Van Tuyll-monument’ uit: De Olympiade 2 mei 1928.

Het Van tuyll-monument was oorspronkelijk vrijstaand gedacht op een voorplein tussen drie tijdelijke sportgebouwen: ‘het herinnerings-monument van den onvergetelijken voorvechter der Olympische gedachte in Nederland, Baron van tuyll van serooskerken’ vormde het middelpunt van ‘een eerehof, waar de beeldhouwwerken van den Olympischen wedstrijd der schoone kunsten worden opgesteld’ (3) (afb. 1). In een later stadium verviel het idee van een ‘beeldenplein’. In het ontwerp uit 1925 stond het ‘borstbeeld van den overleden leider van het N.O.C.’ in het midden van ‘het groote Olympische plein, dat – als de gemeente hier den gedachtengang der N.O.C.-leiders zou willen volgen – het Van Tuyll-plein genoemd zal worden’. De ‘Marathontoren’ bestond uit twee torens ter weerzijden van de middenas stadion-marathonpoort. (4) Bij de inrichting van de terreinen rond het Olympisch Stadion speelde de verkeerslogistiek zo’n wezenlijke rol, dat Jan Wils hiervoor de stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren in dienst nam. Uiteindelijk werd in het voorjaar van 1926 besloten om het monument te integreren met de ‘ketting’ van gebouwen, hekwerken, in- en uitgangen en kassa’s die het feitelijke stadionterrein afschermde van het voorplein aan de Amstelveenseweg. ‘Bij nadere overweging zou het Van Tuyl-monument op deze aanvankelijk gekozen plaats tot een groote verkeersstagnatie kunnen leiden en een toren op de Marathon-poort aan het aesthetische geheel schade berokkenen. Daarom is het plan op dit punt gewijzigd en is thans circa vijftien à twintig meter vóór de Marathon-poort ter linker zijde de plaats bepaald van het Van tuyl-monument en op dezelfde hoogte ter rechterzijde komt dan eveneens los van ’t geheel te staan de Marathon-toren.’ Het zeven meter hoge monument, zo meldt De Olympiade van 5 mei 1926, ‘wordt een Olympische figuur of compositie, in hoofdzaak van baksteen met een herinneringsplaat in brons of zandsteen’. De fraaie ontwerptekening van Jan Wils geeft een goede indruk van het uiteindelijk gerealiseerde monument, dat misschien het best te omschrijven is als een ‘architectonische sculptuur’ van baksteenvolumes. Het omvat bloembakken, enkele natuurstenen sierblokjes en een gedenkplaat, maar de aard van de sculptuur blijft onduidelijk op de tekening. De sporter met opgeheven en licht gebogen arm verscheen voor het eerst in beeld op de maquettefoto in De Olympiade van 6 juli 1927. Vlak voor de voltooiing en onthulling prees De Olympiade – het ‘officiele orgaan van de propaganda-commissie’ – de geniale uitvoering en de schone gedachte die aan het monument ten grondslag lag: ‘in de maand Mei zal de 2.70 M. hooge figuur in brons op ’t voetstuk geplaatst worden, voorstellende een veelzijdig athleet, die den Olympischen groet brengt aan alle sportlui, die dit monument moeten passeeren. Het is dus de symbolische gedachte van den oud-voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comité in beeld gebracht. Maar wij kunnen deze gedachte ook anders uitwerken. Deze bondsfiguur zij ’t symbool van den Nederlandschen sportman, die een eerbiedigen groet brengt aan de nagedachtenis van baron van Tuyll’. (5)

Na de onthulling van het monument op 17 mei verschenen er verschillende stukjes in de kranten, maar die betroffen meestal een – soms vrijwel identiek – verslag over de plechtigheid, een enkele wetenswaardigheid over de naamgever en een summiere omschrijving van het beeld. Soms werd de tekst vermeld van de op de muur achter het beeld bevestigde plaquette: ‘F.W. van tuyll van serooskerken, oprichter en eerste voorzitter van het nederlandsch Olympisch Comite 1912-1924’. de ‘athleet’ werd in de schrijvende pers gezien als een ‘eenvoudige, sterke figuur’ of – in het sociaaldemocratische dagblad Voorwaarts van 18 mei 1928 – als ‘een krachtigen athleet, de hand opgeheven tot den Olympischen groet’. Aan de beeldhouwster of de artistieke kwaliteiten van het werk werd, voor zover bekend, weinig tot geen aandacht geschonken. In het 1042 bladzijden dikke, zeer uitvoerige Officieel gedenkboek bleef de aandacht beperkt tot een foto van het monument, de naam Rueb komt daarin zelfs niet voor. Een uitzondering vormde verslaggever Leo Hauer die in Sport in Beeld zijn gram noteerde over ‘Jan- met-de-handjes’, zoals het beeld enkele afleveringen later gedoopt bleek te zijn: ‘Wij weten niet, welk mysterie hier een rol heeft gespeeld, dat de dame Rueb, die zich op zulk een wijze een man droomt, in de gelegenheid is gesteld, dit beeld te wrochten. [...] Deze athleet, die weinig heeft van den Olympische, veel meer van een professional-worstelaar, een figuur, wat proporties aangaat, bovendien noch juist of logisch, is niet bepaald een sympathieke begroeter, zoo men de arena binnentreedt. [...] Waarom nu deze portier met z’n groffe handen aan den ingang geplaatst, en dezen ruwen man met z’n plat, blijkbaar hersenloos voorhoofd, gewijd aan den zwierigen, Fransch-fijnen nederlander Van tuyll? Het is een vergissing. Een schromelijke vergissing!’ (6) Een van de weinigen die een politiek-kritische noot plaatste was C.F. van Dam: ‘al zal misschien een of ander weldenkend mensch zich ergeren aan het van Van Tuyll-monument, den koperen sportjongen, die in handgroet en vorm van het hoofd aan een fascist doet denken. Het rood der geraniums zal hem echter weer veel vergoeden’. (7)

De ‘olympische groet’

3. Luchtfoto Stadionplein, Olympisch Stadion, 23 mei 1930, Fototechnisch- en Cartografisch Bedrijf KLM (SAA)

De Olympische spelen zijn in hun huidige vorm een bedenksel van Pierre baron de Coubertin, die daarbij teruggreep op eerdere, vooral negentiende-eeuwse initiatieven en voorgangers. In 1894 werd het IOC opgericht, twee jaar later volgden de eerste Olympische spelen in athene. Bij elke spelen werden er nieuwe elementen geïntroduceerd, al dan niet met een vermeend-klassieke oorsprong, die later tot de vaste rituelen zijn gaan behoren. Zo wapperde in 1920 in antwerpen voor het eerst de olympische vlag, met vijf ringen in kleuren waarvan er altijd minstens één was te vinden in de nationale vlag van de deelnemende landen. Amsterdam ontstak in 1928 voor het eerst de olympische vlam, de spelen van 1936 voegde daar de fakkelestafette vanaf de Olympus aan toe. Bij de Olympische spelen te antwerpen in 1920 werd de olympische eed voor het eerst gesignaleerd, vergezeld van een ‘olympische groet’. De geheven rechterarm was niet alleen het teken van ‘begroeting’, maar werd ook geassocieerd met het zweren van trouw, het doen van een belofte. In 1924 was de groet afgebeeld op het affiche van de Parijse spelen en op een postzegel die de Franse posterijen uitgaf. Ook tijdens de Olympische spelen in amsterdam riep de olympische groet nog nauwelijks een politieke bijsmaak op. Niet alleen werd hij door Wils en Rueb in het Van Tuyll-monument gebruikt, op de foto’s in het officiele gedenkboek dat na de spelen verscheen blijken acht landen ter hoogte van de eretribune de olympische groet te brengen: Canada, Italie, Letland, Mexico, Monaco, Portugal, Roemenie en Spanje. De hiervoor geciteerde Leo Hauer zette, ondanks zijn stevige kritiek op de artistieke kwaliteiten van het beeld, geen vraagtekens bij de ‘olympische groet’, ook in andere contemporaine publicaties werd die nauwelijks ter discussie gesteld. Acht jaar later lag dat heel anders.

4. Jean Droit, Affiche voor de Olympische Spelen van Parijs 1924

De gestrekte rechterarm was in de jaren twintig van de twintigste eeuw in het straatbeeld verschenen als kameraadschappelijke begroeting van met name fascisten, nazi’s en falangisten. Iedere groepering zocht daarbij haar eigen historische legitimatie; voor de italianen was de ‘saluto romano’ typisch iets uit de voor hen voorbeeldige klassieke oudheid, voor de duitsers lag de oorsprong van de ‘deutscher Gruß’ juist in het door hen bewonderde Germaanse verleden. In een uitgebreide studie komt Martin Winkler tot de conclusie dat de ‘Romeinse groet’ op een enkele uitzondering na – zoals op de Zuil van Trajanus – , in de Oudheid onbekend of ongebruikelijk was. Vermoedelijk bedacht in het zeventiende- of achttiende-eeuwse theater, werd de groet met geheven arm pas echt populair aan het einde van de negentiende eeuw, met name door toneelstukken en films met klassieke thema’s. De groet werd in eerste instantie vooral geassocieerd met vaderlandsliefde. In 1892 introduceerde de Amerikaanse president Benjamin Harrison de ‘groet aan de vlag’, tot de tweede Wereldoorlog met geheven rechterarm. (8) Nadat de Italiaanse dichter-schrijver-politicus Gabriele d’Annunzio het gebaar in 1919 in het politieke vaarwater van de fascisten loodste, en enkele jaren later Hitler dit voorbeeld volgde, was het slechts een kwestie van tijd voordat geïnstitutionaliseerd geweld en peilloos lijden de eerste associaties zijn bij een op deze wijze geheven rechterarm.

In 1931 werden de Olympische spelen van 1936 aan Duitsland toegewezen, de Zomerspelen vonden plaats in Berlijn en de Winterspelen in Garmisch-Partenkirchen. Met de benoeming van Hitler tot rijkskanselier begin 1933 en het aannemen van de zogenoemde ‘machtigingswet’ enkele maanden later, veranderde Duitsland in een nazidictatuur. Op de vraag of de spelen niet naar een ander land verplaatst moesten worden, werd afwijzend gereageerd. Uiteindelijk werden ‘Hitlers spelen’ door velen ervaren als een grote propagandamanifestatie voor het nationaalsocialisme. Het Horst Wessellied klonk en de ‘olympische groet’ was alom aanwezig. Of was het de ‘duitse groet’?, vroeg de verslaggever van de Arnhemsche Courant zich op 7 februari, tijdens de Winterspelen, af: ‘niettemin mochten sommige ploegen zich in een bijzonder luid applaus en een meermaals herhaald “sieg Heil” verheugen. Dat viel in de eerste plaats den Franschen ten deel, toen zij bij het passeeren van de eeretribune den groet brachten door ’t heffen van den rechterarm; of de Fransche équipe den klassieken Olympischen groet wilde brengen of den tegenwoordigen duitschen groet, weten wij niet, doch algemeen nam het duitsche publiek dit laatste aan en begroette met luid gejuich dit als een hoffelijkheid der voormalige tegenstanders opgevatte gebaar.’ Tijdens de Zomerspelen ontstond wederom verwarring en consternatie over de gebrachte groet, zo meldde Het Vaderland van 2 augustus 1936. Er ontstond zelfs een discussie onder de buitenlandse deelnemers of de wijze waarop het duitse nationale team in het stadion werd ontvangen wel protocollair toelaatbaar was. Volk en Vaderland van 7 augustus 1936 had daarentegen kritiek op de Nederlandse delegatie, die het saluut voor de eregasten beperkt hield tot het afnemen der petjes; het weekblad van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland vroeg zich af of het brengen van de olympische groet ‘een te wijdsch gebaar’ was, zonder enige melding te maken van de toen courante associatie met de Hitlergroet.

Na de tweede Wereldoorlog raakte de groet al snel in onbruik vanwege de associaties met het nationaalsocialisme en fascisme. Curieus in dit verband is de onthulling van het nationale monument ‘ter herinnering aan alle sportbeoefenaren, die in de afgelopen oorlog hun leven gaven voor de goede zaak en de vrijheid van ons land’. Het hoog oprijzende Prometheusbeeld van Fred Carasso werd onthuld op de eerste Olympische dag na de bevrijding, 22 juni 1947. Het Parool van een dag later beschrijft dat de roodwitblauwe vlag langzaam van het beeld zakte onder de gedragen tonen van het Wilhelmus, ‘terwijl de turners en turnsters de Olympische groet brachten’. (9) De ‘olympische groet’ is sinds de oorlogsjaren eigenlijk uit den boze. Een enkele betreurenswaardige uitglijder daargelaten, zoals tijdens de Olympische spelen van 1960 in Rome: ‘enige verbazing rimpelde in het stadion toen afghanistan en de antillen de klassieke Olympische groet brachten door het opheffen van de rechterhand. Men herinnerde zich nog maar al te goed dat dit óók de fascistische groet was...’ (Algemeen Handelsblad, 26 augustus 1960). (10)

Veredelde plantenbak

5. Kranslegging bij het monument ter nagedachtenis aan baron Van Tuyll van Serooskerken, 1928 (Spaarnestad Photo, ‘Het Geheugen’)

In 1954-1955 tekende architectenbureau Jan Wils voor een volledige vernieuwing van de terreinafscheidingen en toegangshekken, waarvoor de vergunning in 1961 werd verleend. Daarbij kwam het Van tuyll-monument op zijn huidige plaats terecht. De ‘welkomst’-duiding van het begroetingsgebaar, aan de linkerzijde van de ‘marathoningang’ als pendant van de Marathontoren, raakte zo volledig verwaterd. Door het verwijderen van de terreinafscheidingen ‘groeide’ het monument ook niet langer ‘organisch’ uit de omgeving. En het architectonische decor verschraalde door de slechts gedeeltelijke reconstructie van het kubische muurwerk, waarbij met name het verticale accent achter de atleet node werd gemist. Bij de grote restauratie-renovatie van het stadion in 1997-2000 werd het deels overwoekerde monument gefatsoeneerd. Met de herinrichting van het hele voorplein ontstond een grote, stedenbouwkundig lege ruimte waarin eigenlijk alleen de als baken werkende Marathontoren nog stand weet te houden. Door de recente verwijdering van het beeld van Gra Rueb oogt het achtergebleven deel van het Van Tuyll-monument eerder als een veredelde plantenbak. de gemeente amsterdam heeft heel lang vastgehouden aan de sloop van het Olympisch stadion om ruimte te maken voor nieuwbouw, maar dankzij een grote publieksactie zijn die plannen uiteindelijk niet doorgegaan. In 1992, net voor de grote renovatie, is het Olympisch Stadion-complex aangewezen als rijksmonument, inclusief het Van Tuyll-monument. Dat is niet voor niets. Behalve de twee iconen, het stadion zelf en de Marathontoren, bleef van de rest van het complex uit 1928 weinig bewaard. Van de zeven in de complexbeschrijving van het rijksmonument genoemde onderdelen is – met de afsluitmuren van het stadioncomplex – ook het dienstgebouw verdwenen. Het oorspronkelijke postkantoor (later opzichterswoning, thans bekend als het portiershuisje) aan de noordzijde, is in 2002 enkele tientallen meters naar het zuiden verplaatst en gerestaureerd. Hoe fragmentarisch ook bewaard en over het stadionterrein verspreid, deze onderdelen zijn wezenlijk voor het besef van de grandeur en het bijzondere van de spelen.

6. Prometheus, 13 februari 2001 (foto: Martin Albers, SAA)

De vraag is nu hoe het Van Tuyll-monument tot zijn recht kan komen. (11) Te denken valt aan versterking van de architecturaal-beeldende kwaliteiten, zoals het herstel van de oorspronkelijke vorm, inclusief muurwerken, en terugplaatsing naar de oorspronkelijke locatie, links van de marathonpoort. Een replica van de tekstplaquette uit 1928 kan helpen bij de duiding. Van de terugkeer van het beeld op deze plek kan vooralsnog geen sprake zijn: de sporter met gestrekte arm zal voor verwarring zorgen en vragen oproepen. Daar moet een goede plek voor worden gevonden in het stadioncomplex, waarbij ook ruimte is voor een bredere cultuurhistorische context met aandacht voor ontstaan, achtergronden en interpretaties. Uiteindelijk is er hier niet zozeer sprake van een beeld dat ‘fout’ is, maar dat ongewenste associaties oproept door latere historische ontwikkelingen. Om de herinnering aan Van Tuyll te respecteren kan er gedacht worden aan een nieuwe sculptuur, bijvoorbeeld een borstbeeld van moderne hand, op de vrijgekomen plek op het Van Tuyll-monument. In de tussentijd dat er wordt nagedacht, gesproken en gediscussieerd over een samenhangend plan, zou verplaatsing van het Prometheusbeeld van Fred Carasso naar de linkerzijde van de marathonpoort, als pendant van de marathontoren, een nieuwe invulling kunnen geven aan het idee van een ‘welkomstgroet’. Ongetwijfeld is ook dan uitleg nodig, maar de gedachte ‘dat de geest van de afwezigen steeds tusschen ons is’, voelt als een warm onthaal, een sympathieke begroeting van sporters en stadionbezoekers.

Jos Smit
architectuurhistoricus bij Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam

Voetnoten
1 Deze bijdrage is een bewerking van de verkenning die het bureau Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam in 2019 verzorgde naar aanleiding van het verzoek tot verplaatsing. Het besluit van de Omgevingsdienst noordzeekanaalgebied, inclusief onderliggende zienswijzen en adviezen, is te raadplegen via https:// mozardloket.odnzkg.nl/ mozard/!suite92. scherm1007? mObj= 1269361 Voor de conclusie die het Olympisch stadion trok uit de historisch onderzoeken: https://olympischstadion.nl/ nl/olympisch-stadion-wil-van-tuyll-monument-verplaatsen.
2 Marloes Huiskamp, Rueb, Gra, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwen- lexicon/lemmata/data/Rueb_ Gra 29/11/2017/;Cornelis Veth, De beeldhouweres Gra Rueb, ’s-Gravenhage 1946
3 De Olympiade, 31 december 1924
4 De Olympiade, 30 september, 7 en 28 oktober 1925.
5 De Olympiade, 2 mei 1928
6 Leo Hauer, ‘de Olympische spelen’ in: Sport in Beeld 4(1928),nr. 21(22 mei), p. 5, 7.
7 De Groene Amsterdammer, 26 mei 1928
8 Martin M. Winkler, The Roman Salute. Cinema, History, Ideology, Columbus (Ohio) 2009.
9 Sporthistoricus Jurryt van de Vooren meldt dat toenmalig nOC-voorzitter Charles Pahud de Mortanges had aangegeven hoe dat moest: ‘Rechterarm zijwaarts omhoog en omlaag brengen’ (Van de Vooren 2020, p. 198).
10 Algemeen Handelsblad, 26 augustus 1960
11 Verschillende betrokken partijen, waaronder het Olympisch stadion, de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit amsterdam en het Cuypersgenootschap, hebben aangedrongen op een maatschappelijk debat over de wenselijke omgang met het beeld en het Van tuyll-monument. In zijn besluit geeft de Omgevingsdienst noordzeekanaalgebied (zie noot 1) aan dat ‘de aanbevelingen om een maatschappelijk debat te voeren en een voorstel te ontwikkelen op welke manier het beeld getoond kan worden alsmede een plan te ontwikkelen voor de leegte die het beeld achterlaat’ niet als een voorschrift in de vergunning kunnen worden opgenomen.

Literatuur
H. van Bergeijk, Jan Wils. De stijl en verder, Rotterdam 2007, 73-82, 176-179.
Bram Brouwer, De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen. Hoe De Coubertin de geschiedenis naar zijn hand zette, Rotterdam 2016.
Hans derks e.a., De eeuw van Jan. Geschiedenis van een Amsterdams standbeeld, Amsterdam 2022.
Officieele gids voor de Olympische Spelen ter viering van de IXe Olympiade. Amsterdam 1928, z.p.[1928].
www.grarueb.nl Olf Kiers, Jan Wils/het Olympisch Stadion, Amsterdam 1978.
IXe Olympiade. Officieel gedenkboek van de spelen der IXe Olympiade Amsterdam 1928, Amsterdam 1930.
De Olympiade. Officieel Orgaan van de Propaganda-Commissie van het Comité Olympische Spelen 1928, Den Haag 1924-1928.
Olympisch stadion Amsterdam, Den Haag z.j.
Jos smit, Notitie over het Van Tuyll-monument (bij Olympisch Stadion 1), Amsterdam 2019 (bureau Monumenten en archeologie, gemeente amsterdam).
www.sportgeschiedenis.nl
Jurryt van de Vooren, Amsterdam 1928. Het onbekende verhaal van de Nederlandse Olympische Spelen, Amsterdam [2018].
Jurryt van de Vooren, Door wilskracht zegevieren. Sport in de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam 2020.

(Uit: Binnenstad 307, mrt./apr. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.