Brugkunstenaar Herman van der Heide

In Amsterdam gaat sinds jaar en dag veel aandacht uit naar de Amsterdamse Schoolbruggen van Pieter Lodewijk Kramer (1881-1961). De bruggen van Kramer zijn in de regel eenvoudig te herkennen aan hun combinatie van metselwerk en natuursteen, sierlijke smeedijzeren leuningen en expressieve beelden van Hildo Krop. Veel minder bekend zijn de werken van Herman van der Heide (1917-1998). Deze beeldend kunstenaar verzorgde tussen 1960 en 1970 het ontwerp van vier paar opmerkelijke brugleuningen in de binnenstad en trad daarmee in de voetsporen van Kramer. Ter hoogte van de Nieuwe Herengracht is zelfs sprake van een heuse serie van ‘Van der Heideleuningen’. Daarnaast ontwierp Van der Heide een bijzonder herinneringsmonument aan de Weesperstraat en een tweetal nagenoeg vergeten gevelreliëfs voor gebouw Astoria op de hoek Keizersgracht-Leliegracht. Het is hoog tijd voor een herwaardering van zijn werk.
De Hortusbrug over de Nieuwe Herengracht (foto: Roos Aldershoff)

Wie vanaf de Hermitage de Nieuwe Herengracht volgt kan niet om ze heen: de drie bruggen met leuningen van beeldend kunstenaar Herman van der Heide. De stalen leuningen verschillen onderling sterk van vorm, maar zijn alle nadrukkelijk ontworpen en worden gekenmerkt door hoekige elementen met onregelmatige uitsparingen. De leuningen van de M.S. Vaz Diasbrug, de Hortusbrug en de Latjesbrug vormen een groot contrast met andere stalen brugleuningen in de stad, die veelal rank (zie de bruggen van Kramer) of juist simpel en strak (zie de bruggen van zijn opvolger Dirk Sterenberg) vormgegeven zijn. Van der Heide’s leuningen zijn rank noch strak en vallen, net als de rest van zijn werk, op door hun complexe, constructivistische ontwerp.

Hermanus Jan van der Heide wordt in 1917 geboren in Sneek. Tot 1940 werkt hij onder meer bij V&D als inrichter van etalages. Na een avondopleiding aan de Minerva Academie in Groningen verhuist hij in 1947 per tjalk naar Amsterdam-Noord, waar hij zich volledig aan de beeldende kunst hoopt te kunnen wijden. Een belangrijke stap volgt in 1955, wanneer hij zich aansluit bij de Liga Nieuw Beelden en samen met onder andere André Volten en Constant exposeert in het Stedelijk Museum. Tijdens de tentoonstelling Nieuw Beeld. Architectuur en Beeldende Kunst maken de exposanten zich sterk voor een nauwere band tussen kunst en architectuur. Niet lang na de tentoonstelling wordt Van der Heide gevraagd om zijn eerste brugleuning te ontwerpen.

Portret van Herman van der Heide uit diens archief (SAA)

In de periode na de Tweede Wereldoorlog blijken veel bruggen niet berekend op de toename van het verkeer in de stad. Met de Nota Binnenstad van 1955 geeft de gemeente het startsein voor diverse verkeersdoorbraken. Behalve wegen dienen ook bruggen te worden verbreed om het toegenomen autoverkeer te kunnen verwerken. Het ontwerp van de nieuwe bruggen ligt in handen van Dirk Louis Sterenberg (1921-1996), die in 1954 Piet Kramer is opgevolgd bij de Afdeling Bruggen van de Dienst der Publieke Werken. Sterenberg wil dat zijn bruggen zich aan de menselijke verhoudingen aanpassen, ‘ook al zit die mens in een auto’. Daarbij is hij ervan overtuigd dat aan de vormgeving van de bruggen aandacht moet worden besteed, ondanks het feit dat dat niet bij iedereen op begrip kan rekenen. In een interview stelt hij: ‘Collega’s verwijten me wel eens dat ik te veel flauwekul uithaal met mijn bruggen. Ook ambtelijk kost het wel eens moeite mijn ideeën erdoor te krijgen. Het is een kwestie van doordouwen. Een “versierde” brug kost in verhouding niet veel meer dan een gewone’. (1)

Hortusbrug

Hortusbrug over de Nieuwe Herengracht (foto: Roos Aldershoff)

Het eerste resultaat van de samenwerking tussen Sterenberg en Van der Heide is de Hortusbrug (brugnr. 239) uit 1960. Begin 1957 factureert Van der Heide voor het maken van een schetsontwerp. De twee leuningen bestaan uit in totaal twintig losse, onderling verschillende elementen uit gegoten staal. De elementen bestaan op hun beurt uit een kader of lijst op een voet, met daarbinnen allerlei speelse, deels figuratieve en deels abstracte vormen. Opvallend is de afwezigheid van een doorlopend element dat de afzonderlijke elementen verbindt. De openingen tussen de elementen zijn echter klein genoeg om te voorkomen dat een kind zich door de leuning kan wurmen. Het functionalistische ontwerp van het brugwachtershuisje, dat inmiddels dienst doet als hotel, is van de hand van Sterenberg. Soortgelijke huisjes ontwerpt hij later ook voor de Theophile de Bockbrug (brugnr. 360) in de Schinkelbuurt en de Meeuwenpleinbrug (brugnr. 491) in Noord. Bij de opening is de Hortusbrug met dertig meter de breedste van Amsterdam. De pers roemt de brug samen met de gelijktijdig geopende Westerdoksluis als ‘de pronkjuweeltjes van afdeling Bruggen van de Dienst Publieke Werken’. (2)

M.S. Vaz Diasbrug

Vaz Diasbrug over de Nieuwe Herengracht (foto: Roos Aldershoff)

In 1962 volgt het ontwerp voor de leuningen van de M.S. Vaz Diasbrug (brugnr. 238), die iets ten zuiden van de Hortusbrug ligt. Deze brug wordt eind 1964 opgeleverd. De brugleuningen bestaan uit elementen van verschillende lengte met wederom zowel abstracte als figuurlijke voorstellingen op pootjes. Anders dan bij de Hortusbrug worden de elementen bij deze brug aan elkaar verbonden via een doorlopende bovenstrip. De brug is vernoemd naar Mozes Salomon Vaz Dias, oprichter van persbureau Vaz Dias, die in 1963 overleed.

Vaz Diasmonument op de Weesperstraat, nabij de Vaz Diasbrug (foto: Roos Aldershoff)

Op initiatief van de weduwe van Vaz Dias ontwerpt Van der Heide tussen 1964 en 1965 ook een monument voor de overledene. Het kunstwerk wordt door de verzamelde persbureaus aan de gemeente aangeboden op voorwaarde dat het op of rond de Vaz Diasbrug komt te staan. Uiteindelijk wordt het beeld op 12 juni 1967 onthuld. Het werk bestaat uit een kubus van twee kubieke meter van stalen platen die in allerlei figuraties aan elkaar zijn gelast. De ene zijde van het beeld is gesloten, terwijl de andere zijde nagenoeg transparant is. Naar verluidt wilde Van der Heide op abstracte wijze communicatiestromen uitbeelden. (3) Het beeld staat tijdens de Floriade van 1972 kortstondig op het terrein van de RAI en is ten tijde van de bouw van het Namenmonument aan de Weesperstraat grondig gerestaureerd.

Over de betekenis van zijn leuningen is Van der Heide in een interview nuchter. ‘Op een leuning moet je gezellig kunnen hangen. Hij moet beschermen als een borstwering, maar er moet vooral ook een speels element in zijn, zelfs humor. Gelukkig laat de gemeente mij helemaal vrij wat het onderwerp betreft’. (4) Na het maken van een ontwerp last Van der Heide eerst een model op kleine schaal, alvorens hij het op ware grootte laat uitvoeren. Door zoveel mogelijk van de productie in eigen hand te houden blijft er een zo groot mogelijk deel van het honorarium voor hem en zijn gezin over, zo verklaart hij. (5) Dat de gemaakte modellen regelmatig spoorloos verdwijnen, deert hem niet. ‘Ik verdenk de mensen bij Publieke Werken er wel eens van dat zij ze thuis op de schoorsteen zetten. Het is ze van harte gegund. Maar ik zie deze vorm van beeldhouwkunst als zuiver functioneel’. (6)

Latjesbrug

Latjesbrug in de Anne Frankstraat over de Nieuwe Herengracht (foto: Roos Aldershoff)

Rond 1965 komt Van der Heide met zijn idee voor de leuningen van de Latjesbrug (brugnr. 50), de meest noordelijke ‘Van der Heidebrug’ over de Nieuwe Herengracht. Als gevolg van de aanleg van de IJtunnel wordt ter plekke een flinke verkeersdoorbraak gerealiseerd. De verbrede Latjesbrug wordt in 1968 opgeleverd. De leuningen van Van der Heide bestaan uit lange stalen platen die in allerlei hoeken zijn gebogen. De leuningen staan op poten en zijn voorzien van stalen kappen die het geheel een massieve aanblik geven. Uit de gebogen, stalen platen zijn her en der hoekige uitsparingen gesneden. Voorafgaand aan de oplevering van de Latjesbrug stelt Van der Heide over zijn serie leuningen: ‘De bruggen heb ik gezien als verbindingen van wal tot wal, waarbij ik het plastisch karakter had zichtbaar te maken, met de stedebouwkundige en architectonische bedoelingen als gegeven. Zoals bij de Hortusbrug door losse elementen die met elkaar een staccato vormen dat het verloop van de weg volgt, bij de Weesperstraatbrug [Vaz Diasbrug, B.C.] door de elementen te verbinden onder een doorlopende bovenstrip en bij de nog af te werken brug, die de vroegere Latjesbrug moet vervangen, door gebruik te maken van één type plaat, een verdere vereenvoudiging dus in de werkwijze, en zonder gietwerk’. (7)

Bijzondere projecten

In 1966 werkt Van der Heide samen met Sterenberg aan een bijzonder project. Samen ontwerpen zij een versiering van bloembakken met lampionverlichting voor de Dam, als onderdeel van de jaarlijkse ‘illuminatie’ van de stad. Van der Heide werkt twee maanden aan het ontwerp, dat tussen juni en oktober 1966 op het plein valt te bewonderen. Een ander bijzonder project is het ontwerp van twee betonreliëfs voor gebouw Astoria op de hoek van de Keizersgracht-Leliegracht. Dit gebouw, dat tussen 1904 en 1906 werd opgetrokken voor de Eerste Hollandsche Levensverzekerings Bank, is sinds de oprichting voorzien van een mozaïek waarin de lofzang over de levensverzekeringsmaatschappij wordt bezongen. Bij de uitbreiding van het gebouw door architecten Wegener Sleeswijk en Wichers in 1968 wordt Van der Heide gevraagd om op zowel de uitbreiding aan de Keizergracht als die aan de Leliegracht een betonreliëf aan te brengen. De reliëfs bestaan uit een constructie van betonnen rechthoeken tegen een gouden, boogvormige achtergrond. In diezelfde periode werkt Van der Heide tevens aan een – veel grover – betonreliëf voor een restaurant aan het Mosplein in Noord. Afgezien van deze werken zijn er geen betonreliëfs van zijn hand bekend. De modellen voor de reliëfs van Astoria werden onlangs op een veiling aangeboden en zijn daar door nazaten van Van der Heide aangekocht.

Raampoort

Detail brugleuning Raampoortbrug (foto: Roos Aldershoff)

In 1968 levert Van der Heide het ontwerp voor de leuningen van zijn vierde en laatste brug. De Raampoort over de Singelgracht was tot 1969 een smalle brug naar ontwerp van J.M. van der Mey. Sterenberg ontwerpt iets ten noorden van de bestaande brug een dertig meter brede vaste brug, die door de opschuiving precies in het verlengde van de Tweede Hugo de Grootstraat komt te liggen. De leuningen van Van der Heide bestaan hier uit in totaal tien sets van twee elementen van plaatstaal. De complexiteit van de leuningen van de Latjesbrug blijft hier achterwege; meest opvallend zijn de kegelvormige krommingen in het staal. Door het gebruik van lage, losstaande elementen doet het ontwerp sterk denken aan het tien jaar oudere ontwerp voor de leuningen van de Hortusbrug. Het door de sloop van de oude brug vrijgekomen landhoofd wordt door Sterenberg benut als verlaagd terras, met borstweringen en bankjes naar eigen ontwerp. Van der Heide krijgt de opdracht om ter plekke een waterplastiek te realiseren. Het oorspronkelijke ontwerp voor dit plastiek stamt uit 1962, toen Van der Heide het onder de naam ‘Fontein’ opnam in een tentoonstelling van de Liga Nieuw Beelden. De gerealiseerde betonnen plastiek bestaat uit twaalf op kolommen geplaatste schalen, die samen een waterkringloop vormen. Vanwege de gebrekkige gebruiksvriendelijkheid is het verlaagde terras in 2006 aangepast en de waterplastiek verwijderd.

Vertrek uit Amsterdam

In 1970 verhuist Van der Heide naar Abbekerk. Hij werkt dan al enige tijd als docent ruimtelijk vormen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Na zijn vertrek uit Amsterdam maakt hij nog diverse beelden voor de openbare ruimte, zoals een metaalplastiek voor het politiebureau in Assen (1972), balustrades voor de gemeentehuizen van Assen (1971) en Bussum (1974), en een bronsplastiek voor het kantoor van Reed Elsevier aan de Haarlemmerweg bij Sloterdijk (1981). Daarnaast maakt hij vrij werk, maar hij laat er geen twijfel over bestaan liever voor een opdrachtgever te werken. In een lezing stelt hij eenvoudigweg: ‘Geef je jezelf een opdracht dan moet je zelf ook betalen, krijg je een opdracht dan wordt je kunst betaald’. (8)

Desondanks blijft Van der Heide ook na zijn vertrek uit de stad zijn stempel op de vormgeving van Amsterdam drukken. Dirk Sterenberg ontwerpt in de jaren zeventig en tachtig nog vele bruggen in Amsterdam. Daarbij gaat hij verder op de door Kramer ingeslagen weg door bankjes, borstweringen en combinaties van metselwerk en natuursteen in zijn ontwerpen toe te passen. Opvallend zijn echter ook de verwijzingen naar het werk van Van der Heide. In 1975 levert Sterenberg de Theophile de Bockbrug op, met aan de zuidzijde een sculptuur van een gekanteld betonblok op een smalle sokkel – bijna zeker een verwijzing naar het Vaz Diasmonument. In hetzelfde jaar wordt de Rotterdammerbrug (brugnr. 150 over de Singelgracht) geopend, die Sterenberg voorziet van langgerekte, gebogen leuningen van groen geschilderd staal. De plastische uitstraling van de leuningen is hier dermate groot dat zij in de literatuur per abuis aan Van der Heide worden toegeschreven. (9) Zijn leuningen onderscheiden zich echter door een grotere verfijning. Sterenberg overlijdt uiteindelijk in 1996 in Hoorn, Van der Heide twee jaar later in Abbekerk.

Bene Colenbrander

Tentoonstelling in Atelier Volten

Atelier Volten in Amsterdam-Noord eert Van der Heide met een tentoonstelling over zijn werk. De tentoonstelling Herman van der Heide: publieke werken is op zaterdag en zondag van 15 juli tot/met 8 oktober 2023 tussen 13.00 en 17.00 uur te bezoeken in Atelier Volten, het voormalige atelier en woonhuis van beeldhouwer André Volten aan de Asterdwarsweg 10 in Amsterdam-Noord.

Bron
Archief Herman van der Heide (archief-nr. 31142), Stadsarchief Amsterdam.

Noten
1. Artikel uit onbekende krant, archief Herman van der Heide, Stadsarchief Amsterdam.
2. ‘Twee nieuwe bruggen weinig feestelijk geopend’ in: Algemeen Handelsblad, 28 november 1960, p. 2.
3. Passage uit artikel in onbekende Engelstalige publicatie, Archief Herman van der Heide, Stadsarchief Amsterdam.
4. Passage uit artikel in een onbekende krant, Archief Herman van der Heide, Stadsarchief Amsterdam.
5. ‘Immer Neues in Amsterdam’ in: Mindener Tageblatt, 22 april 1967, p. 25.
6. Passage uit artikel in een onbekende krant, Archief Herman van der Heide, Stadsarchief Amsterdam.
7. C. Hoogterp, Autonome beelden in de openbare ruimte. Herman J. van der Heide, 12/08-1917 - 13/12-1998, Amstelveen 2017, p. 150.
8. ‘Wat kun je met je stad doen’, toespraak voor het college van Apeldoorn in juni 1976, Stadsarchief Amsterdam.
9. F.V. Smit, Bruggen in Amsterdam. Infrastructurele ontwikkelingen en brugontwerpen van 1850 tot 2010, Utrecht (Matrijs) 2010, p. 206.

(Uit: Binnenstad 308, mei-aug. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.