Het Hortusplantsoen

Het Hortusplantsoen, een stadsoase met overhangend geboomte en vijvers tussen de lommerrijke Plantage en de meer versteende stad, vormt als het ware de afsluiting van de Hortus achter de Palmenkas (J.M. van der Mey,1912). Tussen de kastanjes en de iepen overheerst desondanks het straatprofiel uit de jaren '80 van de twintigste eeuw; er is veel ruimte voor parkeren en tussen de - op het oog smalle - trottoirs oogt de plantsoenaanleg fantasieloos, als 'gemeentegroen'. Er valt hier kortom nog een wereld te winnen. Gunstige omstandigheden en/of toeval bepaalden het ontstaan van plantsoenen in de Plantage, dit artikel schetst de ontstaansgeschiedenis van het Hortusplantsoen, een postzegeltje in een groter verband.
Het Hortusplantsoen in 1899, gezien naar de Nieuwe Herengracht met brug 233 (foto: Jacob Olie)

De oostelijke grachtengordel heeft tussen de Weesperstraat en de Plantage Middenlaan een bijzonder karakter. Aan de Nieuwe Keizersgracht, die hier een scherpe bocht naar links maakt, liggen de statige achttiende-eeuwse huizen van weldadigheid, zoals het Werkhuis (Abraham van der Hart, 1779-1782) en het Lutherse Diaconiehuis (Coenraet Hoeneker, 1769-1772). Voorbij de bocht betekent de afbraak van het Nederlands Israëlitisch Krankzinnigengesticht (W.J.J. Offenberg, 1855) en het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis (I. Gosschalk, 1881) een groot verlies voor het stadsbeeld; Offenberg en Gosschalk ontwierpen karakteristieke gebouwen, de vervangende woningbouw oogt - in het beeld van deze gracht - echter karakterloos.

In 1639 is op deze plaats buiten de toenmalige stadswal het Anthoniskerkhof aangelegd, een maatregel die vooraf ging aan de sluiting van de bestaande kerkhoven van de Zuider-, Wester- en Noorderkerk in 1655. Dankzij de late uitgifte van de erven langs de Nieuwe Keizersgracht en de Muidergracht in 1772 kende het Anthoniskerkhof langdurig een vrije ligging. In dit deel van de oostelijke grachtengordel was wel bebouwing geprojecteerd, maar niet tot stand gekomen. Dat is de reden dat Jacob Bosch de Plantage in 1682 had ontworpen als een gebied voor tuinen. Ondanks de latere negentiende-eeuwse verkaveling als bouwgrond heeft de Plantage deels zijn groene karakter behouden en was er in de stedenbouwkundige context veel ruimte voor plantsoenaanleg. Allereerst Het Park, dat in 1812 door stadsarchitect Abraham van der Hart (1747-1820) was ontworpen als wandelpark op een overgeschoten driehoekig terrein aan de Nieuwe Herengracht. In 1898 is dit park als Wertheimpark vernoemd naar de bankier en weldoener Abraham Carel Wertheim (1832-1897). Met de vestiging van de Hortus Botanicus in 1682, die in 1638 was gesticht als Hortus Medicus in de Reguliershof, de tuin van het voormalige gelijknamige klooster buiten de Regulierspoort (de Munt), werden wetenschappelijke instellingen met een publieke functie in toenemende mate medebepalend voor het karakter van de Plantage, zoals in 1838 Artis - Natura Artis Magistra.

Plantsoenen als wachtkamer


Plattegrond van het Anthoniskerkhof, getekend door C. Spiers Czn, circa 1800, coll. saa (noorden boven)

Stadsingenieur J.G. Van Niftrik was niet gelukkig geweest met het raadsbesluit van 1858 om het stedelijk grondbezit in de Plantage - tegen lage prijzen - te verkopen als bouwgrond voor particulieren. 'Deze verkoop tegen lage prijzen wijst erop dat bij de stadsregering van die dagen geen verwachting heeft bestaan dat Amsterdams bevolking zich nog zoude kunnen vermeerderen', schreef hij in zijn autobiografie. De karakteristieke gepleisterde woonblokken van de architecten J. Servais en G.W. Breuker aan de Plantage Muidergracht en de Plantage Parklaan dateren uit deze periode.

In afwachting van latere ontwikkelingen konden plantsoenen van tijdelijke aard zijn. Een voorbeeld is de openbare wandelplaats, die in 1860 werd aangelegd langs de Nieuwe Prinsengracht, aansluitend aan de Fransche Tuin tussen de Plantage Middenlaan en de Plantage Muidergracht. De Nieuwe Prinsengracht werd gedeeltelijk als vijvers opgenomen in Artis. Het overgebleven deel werd in 1878 gedempt - de Plantage Prinsenlaan - ten behoeve van de bouw van het Panoramagebouw van I. Gosschalk (1878-1880), en ingericht tot plantsoen - tegenwoordig het Westermanplantsoen.

Het Hortusplantsoen lijkt de logische voortzetting van het door Adriaan Morriën bezongen en door Ine Vermaas geboekstaafde J.M. van Overloopplantsoen aan de Plantage Muidergracht. Dit kleine plantsoen is op de eerder vermelde ontwerp-plattegrond van Jacob Bosch niet bebouwd. Ook op de bekende stadsplattegrond van stadsingenieur J.G. van Niftrik (1866) en in de Atlas Loman (1876) ontbreekt op deze plaats de kade- of walbebouwing aan de Muidergracht. Vanaf 1870 kregen op deze grachtenwallen universiteitsgebouwen en scholen een plaats, het Overloopplantsoen bleef gehandhaafd als onbebouwde groenstrook naast de Openbare Lagere (Tusschen-)School 2de kl., letter H (dienst Publieke Werken, B. de Greef, W. Springer, 1869). Deze school zou in 1923 plaatsmaken voor het Zeemanlaboratorium (dienst Publieke Werken, A.A. Kok, 1923).

Het Anthoniskerkhof, dat al na de stadsuitleg van 1662 binnen de omwalling was komen te liggen, bleef tot 1866 in gebruik. In dat jaar werden de bestaande kerkhoven gesloten en werd het begraven in de kerken, dat na het verbod in 1829 oogluikend was toegestaan, verboden. Tussen 1851 en 1865 kwamen twee nieuwe gemeentelijke begraafplaatsen tot stand buiten de Singelgracht: de Oosterbegraafplaats aan de Mauritskade (B. de Greef, W. Springer, 1866) en de Westerbegraafplaats buiten de Haarlemmerpoort (A.C. Pierson en J. van Maurik, 1851). Hun gebruik was van korte duur, want ook deze begraafplaatsen kwamen in de bebouwde kom te liggen van het plan tot uitbreiding der stad van directeur Publieke Werken J. Kalff (1876).

In het gemeenteraadsverslag over 1877 valt te lezen: 'De Plantage, door de bebouwing van de laatste jaren geheel aan hare oorspronkelijke bestemming onttrokken, werd aan de zijde der Muidergracht in een toestand gebragt, welke min of meer de herinnering aan den vroegeren verlevendigde. [...] Uwe vergadering had namelijk ten vorigen jaren besloten ook op het voormalige St. Anthonies kerkhof plantsoen aan te leggen, een deel daarvan in gebruik te geven aan den Hortus Botanicus, en daarentegen een deel van den Hortustuin, met het plantsoen aan te leggen op het te dempen gedeelte der Muidergracht tusschen de Nieuwe Heeren- en Keizersgrachten, open te stellen voor het publiek.'

Van water- naar landstad

Een aantal raadsbesluiten uit 1873 markeerden de overgang van waterstad naar landstad. Als onderdeel van het eerder vermelde uitbreidingsplan Kalff uit 1876 werd de demping van grachten en de verlaging van bruggen voorgesteld. Het tramverkeer van de Amsterdamse Omnibus Maatschappij was in het bijzonder gebaat bij deze maatregelen. Zo werd de Blauwbrug over de Amstel verlaagd voor de lijn Dam-Plantage en herbouwd als de zwierige vaste brug van Parijse allure zoals wij die nu kennen. Ook de aanleg van trottoirs benadrukte het belang van het toenemende straatverkeer, en straatverkoop kreeg een afzonderlijke plaats toegewezen op het Waterlooplein. Dat plein was in 1882 tot stand gekomen na de demping van de Houtgracht en de Leprozengracht; voorbij was de idyllische spiegeling van de Mozes- en Aäronkerk in het water van deze grachten.


De Muidergracht liep oorspronkelijk via de Deventer Houtmarkt naar de Zwanenburgwal, detail uit de Platte Grond der stad Amsterdam, uitgegeven door A. Braakensiek, circa 1857 (coll. SAA)

De Muidergracht verbond de Zwanenburgwal en het Entrepotdok, een verbinding ten behoeve waarvan stadsarchitect Bastiaan de Greef in 1857 nieuwe ijzeren basculebruggen had ontworpen vóór de Plantage Middenlaan en de Roetersstraat. De gedeeltelijke demping van deze gracht maakte onderdeel uit van het voorgestelde pakket maatregelen; als onderdeel van de vermelde besluiten werd de staande-mastroute tussen de Amstel en het IJ verlegd van de Zwanenburgwal naar de Nieuwe Herengracht.

Voorafgaande aan de demping van de Leprozen- en Houtgracht was het gedeelte van de Muidergracht langs de Deventer Houtmarkt en de Portugese Synagoge in 1861 gedempt, het aldus ontstane nieuwe plein kreeg de naam J.D. Meijerplein.

In het verlengde van het in 1873 genomen raadsbesluit was een kruising van het resterende deel van de Muidergracht met de nieuwe hoofdvaarroute ongewenst; tegen de gedeeltelijke demping en omvorming tot siervijvers leek weinig in te brengen. Toch kregen de belangen van het waterverkeer tijdens de behandeling in de gemeenteraad stem in de bezwaren van eigenaren van pakhuizen. Hun bezwaren vonden echter geen gehoor. Verondersteld werd dat deze pakhuizen in de toekomst een woonbestemming zouden krijgen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd en wel zo radicaal dat het beeld van het Hortusplantsoen, dat in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw nog herkenbaar was als een kade met herbestemde pakhuizen - zoals nummer 3 voor het Scapinoballet - nu radicaal van karakter is veranderd. De kennelijk niet beschermde pakhuizen zijn vervangen door woonpercelen, die weliswaar in het nieuwe gevelbeeld herinneren aan het oude beeld, maar vooral getuigenis afleggen van gebrek aan authenticiteit.


Na omvorming van de Muidergracht in plantsoen omet vijvers werd deze opgenomen in de Hortus Botanicus, detail van de kaart van A.J. van der Stok sr, uitgegeven door J.C. Loman, tweede uitgave (1881)

Het aangeplempte gedeelte werd in overleg met de hortulanus van de Hortus Botanicus tot plantsoen aangelegd, de aanleg op het voormalig St.-Anthonieskerkhof, de Overtuin, kreeg een meer wetenschappelijk functie als Arboretum en Fructicetum (vruchtbomenverzameling). 'De heer K.J.W. Ottolander te Boskoop bood de Gemeente daartoe eene verzameling boompjes en heesters ten geschenke, een aanbod dat met erkentelijkheid werd aanvaard, terwijl de overige boomen en zware heesters door de Koninklijke Tuinbouwbouwmaatschappij Linnaeus werden geleverd', aldus het gemeentelijk jaarverslag over 1877.

Nieuwe bruggen

Nieuwe bruggen werden geprojecteerd tussen de Nieuwe Keizersgracht en de verlengde Parklaan, tussen de Hortus en de Overtuin en langs de Nieuwe Herengracht.

De 'oostelijke Hortusbrug' (brugnr. 232), voetgangersburg met ijzeren bovenbouw tussen Hortus Botanicus en Hortusplantsoen (ontwerp: W. Springer, 1877-1878; foto: Jacob Olie, 1892)

Brug 233 of 'westelijke Hortusbrug' - een stenen boogbrug met gietijzeren balusters - verbindt aan deze zijde de oever van de Nieuwe Herengracht, die sinds 1978 de naam draagt van het Dr. David Mozes Sluyspad. Deze brug heeft in baksteen opgemetselde landhoofden, een zandstenen omlijsting onttrekt de boogvormige gietijzeren spanten aan het gezicht. De gietijzeren balusters met triglief met bolvormige bekroning zijn te herkennen als een karakteristiek element van de bruggen van assistent-stadsarchitect Willem Springer (1815-1907). De sierlijke gietijzeren boogbrug 232, de 'oostelijke Hortusbrug', verbindt de Hortus met de Overtuin. Deze brug rust op gemetselde landhoofden met natuurstenen afdekkingen, bekroond door gietijzeren, zuilachtige ornamenten waarop een vaas is aangebracht. Brug 234 tussen de Parklaan en de Nieuwe Keizersgracht is een duiker ter vervanging van het pontveer dat op verzoek van omwonenden in 1876 was ingelegd. Aannemer J.P. Cornelissen voerde het werk uit voor een bedrag van fl. 20.000. In 1878 was de aanleg voltooid. Interessant is de reactie van raadslid en architect Isaäc Gosschalk (1838-1907) tijdens de behandeling in de gemeenteraad van de voordracht van B&W: 'Het plan zelf heeft sprekers ondersteuning, behoudens de bedenking dat snijding van den Hortus niet wenschelijk is, en het gehele voormalige kerkhof tot wandelplaats zou moeten worden ingericht. Ook meent hij, dat het beter ware den rijweg, zoo mogelijk met voetpad, te maken op andere wijze, dan in de voordracht bedoeld'. Zijn woorden zijn een goede inspiratiebron voor een toekomstige aanpak van het plantsoen.

De 'westelijke Hortusbrug' (brugnr. 233), stenen boogbrug met gietijzeren balusters tussen Hortusplantsoen en Dr. D.M. Sluyspad (foto: Wim Ruigrok)

Over het in 1895 aan de gemeenteraad voorgestelde plan tot de bouw van twee schoolgebouwen op de hoek van de Weesperstraat was veel te doen. Hoogleraar Hugo de Vries was als belanghebbende van de Hortus een tegenstander, de ruimte van de Overtuin zou aanzienlijk worden verkleind. Het plan werd echter aangenomen. De voorgestelde compensatie aan de Hortus werpt licht op de oorspronkelijke aanleg van de vijvers; het gedeelte van de Hortus aan de waterkant dat als openbaar wandelgebied diende, werd nu bij de Hortus gevoegd. Brug 232 zou voortaan bestemd zijn voor intern gebruik van de Hortus tot de Overtuin. Van deze twee scholen (Dienst Publieke Werken, H. Leguyt, 1898) was Hortusplantsoen no. 1, de E.J. van Detschool, sinds 1933 in gebruik als joodse nijverheidsschool voor meisjes. No. 2, de openbare J.C. Ammanschool, was van 1928 tot 1976 in gebruik voor dove en slechthorende kinderen.

Herinneringsfunctie Hortusplantsoen?

Hortusplantsoen kende vele joodse bewoners, zoals Rabbijn I. Maarssen van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge (op no. 7), sigarenfabrikant A.I. Cardozo v/h Raap & Cardozo (op no. 9 en 10) en de dichter en journalist Daniël Klein jr. (op no. 14). De namen van twee bruggen vormen een eerbetoon aan degenen die een belangrijke rol speelden bij de redding van zeshonderd Joodse baby's en jonge kinderen uit de Hollandsche Schouwburg. Eberhard van der Laan en Ed van Thijn vernoemden, in hun functie als respectievelijk burgemeester en oud-burgemeester, in 2013 brug no. 234, de duiker die de Plantage Parklaan verbindt met de Nieuwe Keizersgracht, naar de theaterondernemer Piet Meerburg (1919-2010). In 2018 is brug no. 233 vernoemd naar Johan Willem van Hulst (1911-2018), de directeur van de Hervormde kweekschool aan de Plantage Middenlaan. In het plantsoen tegenover de twee scholen staat sinds 2010 het monument van Truus Menger ter nagedachtenis van de vermoorde joodse leerlingen van de bovengenoemde school voor dove en slechthorende kinderen.

Guido Hoogewoud

Bron en literatuur

- www.joodsamsterdam.nl/hortusplantsoen

- J.G. van Niftrik, 'Mijne levensgeschiedenis' (typoscript), z.p., z.j., § 287, p. 131 (bibl. saa).
- Belangrijke besluiten genomen in de Gemeenteraadsvergaderingen van 22 en 28 januari, 4 februari en 15 april 1874.
- Verslag van de vergadering van de gemeenteraad, 27 december 1876, Gemeenteblad 1876, II, 686-693, Rapport B&W, 16 december 1876 naar aanleiding van de adressen van L.D. Lioni c.s. inzake een kortere gemeenschap tussen de Nieuwe Keizersgracht en de Plantaadje, idem, Gemeenteblad 1876, I, p. 1263.
- Stichting eener Openbare Lager School 1e klasse voor 600 kinderen en eene der 2de klasse voor 520 kinderen op aan een aan te wijzen terrein aan de Nieuwe Herengracht, Gemeenteblad 1896, I, 91, II, p. 113.
- Verslag van den Toestand der gemeente Amsterdam gedurende het jaar 1877, V, Eigendommen, Werken en Inrichtingen, 34, 106, Staat der aanbestedingen lopende of gehouden in 1877, 15, Idem, 82: wegen en voetpaden, 86, idem, Gemeenteblad 1878.
- De Groote Werken te Amsterdam, Algemeen Handelsblad, Amsterdam, 09-10-1877, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 8-07-2022 (www.delpher.nl).

-  M. Kuipers-Verbuijs, 'Van welgeordende planterijen, architectuur en natuur langs tramlijn 9', Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg, Amsterdam 1999.
-  I. Vermaas, In het J.W. van Overloopplantsoen, Amsterdam 2012.

-  M. Hameleers, Kaarten van Amsterdam 1866-2000, Amsterdam/Bussum 2002.

(Uit: Binnenstad 308, mei-aug. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.