Torenkolder

Nu de zes nieuwe torens op de zogenaamde Strip van het Overhoeksterrein één voor één hun hoogste punt bereiken, wordt pas goed duidelijk welke schade ze aanrichten aan de binnenstad en aan Amsterdam-Noord.

Het Overhoeksterrein aan de overzijde van het IJ, genoemd naar de Overhoekstoren van Arthur Staal (momenteel A'DAM Toren genaamd), vindt zijn oorsprong in het Petroleum Entrepot uit 1868, een markant gebouw van Isaac Gosschalk dat ooit op dezelfde plek stond als de Overhoeks- of Shelltoren. Inmiddels is het Overhoeksgebouw het beginpunt van De Strip geworden, een aaneenrijging van dicht op elkaar staande torens, nu nog in aanbouw, langs het Buiksloterkanaal en de Badhuiskade. Het zijn behoorlijk lompe torens, De hoogste, het overbodige, 114 meter hoge Maritim Hotel, staat nu al, in al zijn grofheid, het fijn belijnde negentiende-eeuwse silhouet van het Centraal Station te bederven. En uit zijn evenwicht te trekken. Het scherm dat Cuypers zorgvuldig voor de ijzeren treinhal heeft opgetrokken wordt ruw verstoord door een willekeurig geplaatste horizonvervuiler die er slordig bovenuit steekt en geen enkele relatie tot het station heeft. Gevolg van onnadenkendheid? Desinteresse voor context? Falende hoogte-effectrapportage (HER)? Waarschijnlijk alle drie.

Hoogbouw is emotie

Sowieso hebben de zes megatorens geen relatie tot hun omgeving, het zijn sombere houten klazen die in hun neo-modernistische stramheid alleen naar zichzelf verwijzen. De kwalificatie ‘middelmaat’ is waarschijnlijk nog te veel eer, al zal er vast wel een het Architectenjaarboek halen. De over twee jaar op te leveren Brink Tower van het bureau Mecanoo belooft kwalitatief misschien nog iets, maar die toren staat helemaal achteraan en lijkt daarnaast ook niet van hetzelfde kaliber als Mecanoo’s elegante Montevideo Toren op de Rotterdamse Kop van Zuid. (Die trouwens, in bescheidener vorm, met zijn gebroken volumes en vrolijke rood-witte kleurstelling beter bij Amsterdam zou hebben gepast dan bij Rotterdam.) Maar alles is hier een beetje tweedehands, erger nog, would be: iets willen zijn dat je niet bent. Je bent nota bene Amsterdam, een stad met een wereldreputatie, maar je wilt opeens Rotterdam zijn, of Vancouver, of New York, ‘Delirious New York’ wel te verstaan, ook al is Koolhaas’ boek inmiddels 45 jaar geleden verschenen. Je wilt een metropool zijn, en daar horen voor de gewenste ‘uitstraling’ op zijn minst een paar clusters hoogbouw bij, als streefbeeld en als wensbeeld.

Want hoogbouw is emotie, verpakt in ratio. Dat je met hoogbouw meer verdichting bereikt, met hogere aantallen woningen, kun je misschien politici wijsmaken, het is in de Nederlandse context inmiddels voldoende weerlegd door een keur aan ervaren Amsterdamse architecten. Amsterdam heeft de ‘verbrusseling’ – ‘bruxellisation’, een internationaal gebruikte term die staat voor de beschadiging van fijnmazige historische binnensteden door hoogbouw en andere grootschalige ingrepen – decennialang buiten de deur weten te houden, zoals het in de negentiende eeuw als een van de weinige Europese hoofdsteden ook tamelijk immuun bleef voor de Parijse ‘Beaux Arts’-architectuur, met haar ook toen al kosmopolitische ‘uitstraling’. De koopmansstad behield haar eigen opvatting over grootstedelijkheid, zoals die in de zeventiende eeuw was ontstaan. Maar inmiddels staat de deur open voor nog wat megatorens van 120 tot 146 meter verderop aan het IJ, op de zogenaamde Hamerkop, eufemistisch ‘hoogteaccenten’ genoemd.

Dat de torens op de Strip voorzien zijn van energie leverende ramen en imposante ondergrondse buizenstelsels voor warmte- en koudeopslag, is natuurlijk mooi, maar mag geen groen alibi voor hoogbouw zijn. Dat zou ook bij bescheidener bouwprojecten kunnen. In hun schaalloze omgang met de gebouwde omgeving zijn de torens alvast niet ‘groen’. De ronkende teksten van sommige opdrachtgevers suggereren een grote betrokkenheid, maar in werkelijkheid gaan de torens als aandelenpakketjes van hand tot hand over.

Rode lijst?

De VVAB heeft van meet af aan, dat wil zeggen vanaf de jaren 80, geageerd tegen de IJ-oeverplannen, of althans tegen de te verwachten uitwassen ervan. Sla de oude jaargangen van Binnenstad er op na. De effecten van superhoogbouw, waartegen de VVAB destijds gewaarschuwd heeft, worden nu pas echt duidelijk. Terwijl er tussen het Overhoeksgebouw van Arthur Staal (1966-1970) en het voormalige Groot Laboratorium van de Bataafsche Petroleum Maatschappij – inmiddels getransformeerd tot Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten – nog een zekere gelijkwaardigheid van liggende en staande volumes bestond, degraderen de twee Y-torens van 114 en 106 meter zelfs het Groot Lab (1929-1939) van architect C.A. Abspoel tot een lucifersdoosje. Het reduceren van zelfs het grootste erfgoed tot koddige relicten uit het verleden, the American way, valt misschien in de smaak bij bestuurders, stedenbouwers en tech-ondernemers – veelal mensen zonder een duidelijke visie op erfgoed – maar niet bij de bewoners van Noord, van de binnenstad en zeker niet bij de UNESCO, die hier vrij strikte regels voor heeft. De binnenstad is op deze manier hard op weg om op de rode lijst van de UNESCO te belanden. Misschien moet de VVAB dat zelfs bevorderen.

Wilfred van Leeuwen

(Uit: Binnenstad 310, jan.-maart 2023)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.