Interview met Sjoerd Soeters

Pleidooi voor een humane stad

Onlangs kondigde architect Sjoerd Soeters (76) in de Volkskrant aan te stoppen met zijn architectenbureau PPHP: Pleasant Places Happy People. Soeters heeft veel gebouwd in Amsterdam en is vooral bekend van zijn stedenbouwkundige plannen zoals voor het Java-eiland, Oostpoort, Holland Park en de Houthavens. De huidige hoogbouwontwikkeling rond de binnenstad ziet hij met lede ogen aan. De ruimtelijke planning wordt vooral gestuurd door rendementsdenken, waar- bij de gemeente zich opstelt als 'kleedjesverkoper'. In de discussie over Sluisbuurt speelde hij een grote rol door aan te tonen dat het mogelijk is ook zonder hoogbouw de beoogde dichtheid te bereiken. (1) Hij pleit voor humane stadswijken gebaseerd op een goede openbare ruimte, zoals we die vinden in de historische stad.
Sjoerd Soeters

Heb je het artikel van Jaap Huisman in Het Parool gelezen, over 'Westerpark West' aan de Haarlemmerweg? Hoe beoordeel jij deze vorm van stedenbouw? (2)

"Ja, ik vond het een heel verstandig artikel van Jaap. Die woontorens voegen niets toe aan de stad. Je ziet ze momenteel overal verschijnen, maar het is een achterhaalde vorm van steden- bouw, opgeleukt door opvallende architectuur, uiterlijk vertoon en egotripperij. De kwaliteit van Amsterdam is juist de menselijke maat, de herkenbaarheid van de bebouwing, de mix van functies etcetera. Dat zijn de uitgangspunten voor een goede stad. Die torens zijn echter het model waarmee de gemeente tegenwoordig als een kleedjesverkoper zijn plots uitvent aan ontwikkelaars. Er zitten appartementen in van circa 30 m2, maar beslist niet groter dan 50 m2. Tot 50 m2 hoef je volgens het Bouwbesluit geen balkon te maken. Het is allemaal gedacht vanuit de exploitatie. Een handig model, slim en intelligent bedacht, maar uiterst cynisch en uit humanitair oogpunt verwerpelijk. Het voegt helemaal niets toe aan de stad."

Frietsnijders

Hebben die blokken dan helemaal geen binnenplaatsen of lichthoven?

Soeters pakt papier en potlood. "Kijk, zo zit zo'n woontoren in elkaar, die torens zijn 24 bij 24 meter of zoiets. Met eenzijdig licht - alleen van de buitenkant - kan je een appartement acht à negen meter diep bouwen. En dan maak je die dingen dus heel smal, nog geen drieënhalve meter breed. Ik noem het friet snijden. In zo'n toren zit dan alleen een kern waarin je rond kan lopen: een trappenhuis met twee liften, daar omheen aan alle kanten woningen."

Wordt er dan nog wel gekeken naar acceptabele woonomstandigheden? Lange tijd toch een belangrijk beoordelingscriterium?
"De Woningwet kwam in een tijd dat woningen slecht waren geventileerd, dat er geen of slechte sanitaire voorzieningen waren. Er was nog geen centrale verwarming, geen douche, geen ijskast. Je had de alkoofwoning. Bouwtechnisch is het nu allemaal beter, maar de condities voor licht- en luchttoetreding zijn tegenwoordig net zo slecht. Er is eigenlijk een nieuwe Woningwet nodig om aan deze ontwikkeling paal en perk te stellen.
Die torens komen zuiver voort uit een economisch model, dat niets te maken heeft met humane wooncondities of het recht op wonen. Mensen kunnen niet eens een gezin stichten. Ze wonen bij hun ouders of op een zolderkamertje. Het is alsof het oorlog is.
De dienst Ruimte en Duurzaamheid - vroeger Ruimtelijke Ordening - heeft die modellen ook in het hoofd. Die nemen ze als uitgangspunt voor de kavelbreedte in het stedenbouwkundig plan. De architecten mogen dan bedenken hoe ze die puzzel nog optimaler kunnen invullen voor een beter rendement en de buitenkant een beetje opvrolijken, maar vooral ook waar ze de auto's laten. Bij de torens die Jaap Huisman beschrijft staan de auto's in de onderste twee lagen. Het zijn gated communities. Je komt er niet gemakkelijk in en deze vorm van wonen biedt ook geen enkele vorm van contact met de directe omgeving. Er is dus nul relatie met de openbare ruimte. Dat is restruimte. Eigenlijk is het de stedenbouw van het villadorp, maar dan voor woontorens. De ruimte die in villawijken overblijft is gedefinieerd als 'bossage'. Dat is zeg maar een bosrand, de buurman heeft hetzelfde: ook een bosrand. Maar bij veel woontorens is zelfs die niet aanwezig: je ziet alleen verharding, auto's en hekken. Binnen dat kavel mag de architect zijn eigen invulling maken, maar dat leidt dan op elk kavel tot die beschreven woontoren. Het is een gedachteloze manier van verkavelen. De gevels verraden dezelfde organisatie. Sommige zien er dan net iets leuker uit, dan springt de gevel een beetje naar voren, maar het blijft een frietsnijder."

Het antwoord van de gemeente daarop is dat je door hoogbouw ruimte overhoudt voor groen.

"Dat zeggen ze, ja, maar dat is onzin. In de stad kan je ook langs de straten bomen aanplanten of mooie parken aanleggen. Die worden bovendien intensief gebruikt. Maar kijk nu eens wat er gebeurt met de groene ruimte rond die flats: helemaal niets. Dat groen draagt niet bij aan een prettige plek om te verblijven. Kortom, kwaliteitsloos groen. In de Bijlmermeer hebben we gezien dat losstaande gebouwen niet het juiste model zijn om een leefbare en veilige stad te maken. Die huidige torens zijn een voortzetting van dat oude denken, maar dan in een nieuw jasje. Het ergste vind ik dat er geen diepere gedachte bij komt kijken dan dat het grondbedrijf het handig vindt om verkavelingsplannen te hebben waarin je die blokjes neer kan zetten. En dat de stedenbouwkundigen van dienst daar ook moeiteloos in meegaan. Maar dat wordt natuurlijk geen stad, jongens."

Goede stedenbouw

Afb. 2. Stedenbouwkundige modellen Saint Die (links) en Parma (rechts)

In jouw stedenbouwkundige plannen heb je laten zien dat het ook anders kan. En in de discussie over Sluisbuurt heb je aangetoond dat je ook op een andere manier kan verdichten, een manier die dichter aansluit bij het historische karakter van Amsterdam, zoals je ook al aangaf in het vorige interview. (3)
"Waar het om gaat is dat je de beoogde dichtheid en aantallen woningen ook kan bereiken zonder hoogbouw. Eerst ontwerp je de openbare ruimte: de straten en pleinen zijn de 'kamers' van de stad. Het is belangrijk dat die ruimtes besloten zijn. Vanuit die ruimte ontwerp je de gebouwen."

Van Eesteren vond dat anders maar niks.
"Iemand vertelde mij laatst, dat wist ik niet, dat hij weigerde om het plan-Zuid van Berlage te continueren. Dat vond hij truttig en vooral niet hip genoeg." Soeters lacht. "Ik zal wel ouderwets zijn, maar dergelijke ruimtes maken gewoon een prettige, humane stad. Je zit toch ook niet fijn in een kamer waarvan alle deuren openstaan? De straten en pleinen moeten zo ontworpen zijn dat je elkaar daar kan ontmoeten. Er is wel doorstroming van voetgangers en fietsers, en misschien ook wel van auto's, maar dat verkeer mag niet verhinderen dat je daar ook kan verblijven. Juist de combinatie van beide maakt dat mensen elkaar zien. Dat is in mijn ogen een goede stad.

Voor de Sluisbuurt had ik niet voor niets bedacht om de auto's allemaal gestapeld aan
de rand te parkeren. Dan wandel je van daaruit door de buurt naar huis. Dan kom je mensen tegen en maak je een praatje. Jonge mensen willen geen auto meer, hooguit een deelauto. Ze zitten liever met elkaar in een café of restaurant. Daar besteden ze hun geld aan. Of ze zitten op hun telefoon. Dat zijn eigenlijk hun prioriteiten, ook qua tijdsbesteding. Op het moment dat jonge mensen kinderen krijgen verandert dat wel, maar voor het naar school brengen heb je tegenwoordig ook de bakfiets of die 45 km-autootjes. Die worden beslist een hit."

"De bestaande stad hoort de plek te zijn voor alle soorten woningen en huishoudens. Het gemeentebeleid zou erop gericht moeten zijn dat ook nieuwe stadswijken zo dicht zijn dat alle soorten mensen elkaar daar kunnen ontmoeten. Daarvoor heb je dichtheid nodig maar ook een gekrompen openbare ruimte: meer mensen per vierkante meter straat of pleintje, waardoor afstand tussen mensen kleiner wordt, je elkaar herkent en contact krijgt (afb. 2). In de wijk Sluseholmen in Kopenhagen heb ik die verdichting heel bewust georganiseerd. De openbare ruimte is maximaal ingekrompen en gereduceerd tot die ene kade van waaruit de woonblokken toegankelijk zijn. Daar loopt iedereen. De blokken aan die kade staan verder aan twee of drie kanten in het water. De toegangen tot de appartementen zijn daarom via de binnenplaatsen, die als gemeenschappelijke ruimten functioneren. Daar worden de kinderfeestjes en borrels gehouden, daar wordt gebarbecued. Dat zijn kleine pleintjes."

Zoals in Venetië? Eilandjes met een campo in het midden, waar alles gebeurt?

"Juist, dat heb ik vervolgens in Holland Park ook gedaan. En het werkt echt. Je moet de openbare ruimte krimpen, zoveel tot die niet kleiner kan. Dat geldt zowel voor straten als voor pleinen. Ik maak winkelstraten nooit breder dan tien meter. Dat heeft te maken met het feit dat je op tien meter afstand nog middels mimiek met elkaar kan communiceren. Op twintig meter afstand kan je een gezicht herkennen, op vier meter met elkaar spreken. Als de ruimte breder is dan 20-25 meter zijn er tussen de beide trottoirs altijd vooral veel auto's en zie je elkaar niet. Diezelfde criteria voor contact kan je ook op bouwhoogten toepassen. Boven de tweede, derde verdieping raak je de relatie met de straat kwijt. Je moet dus proberen in de onderste drie lagen zoveel mogelijk lengte van raakvlak met de openbare ruimte te maken. Ook om die reden dus geen losstaande torens."

In het nieuwe Hoogbouwbeleid staat dat je een diversiteit aan woningtypes nodig hebt. Dus niet alles laag, maar ook hoogbouw. Voor elk wat wils. "Dat is gewoon slechte stedenbouw. Dit gaat niet over prettig wonen en de interactie tussen mensen, maar om effectbejag." De gemeente wil ook de Hoogbouweffectrapportage afschaffen.

"Dat begrijp ik niet: mensen willen toch weten wat het effect van hoogbouw is op hun omgeving en op de mogelijke manier van wonen? Ook als gemeente zou je dat moeten willen weten, lijkt me. Maar het is wel symptomatisch voor het huidige marktgerichte denken waar bewoners geen enkele invloed op hebben. Hoogbouw brengt bovendien allerlei problemen met zich mee. Het is alleen te betalen voor kapitaalkrachtigen, en overigens alleen geschikt voor een heel klein deel van de woningbehoefte. Daardoor levert het per definitie geen bijdrage aan het idee van de stad voor iedereen."

In het debat over Sluisbuurt zei je destijds: de rijken wonen boven in de torens, de armen beneden, in de schaduw daarvan.

"Ja, dat is wat er gaat gebeuren, maar toen ik dat opmerkte, riep de gemeentelijke projectleider: 'Nee hoor, in torens van 120 meter kun je ook sociale woningbouw maken. En wat dat kost maakt niet uit, we gooien er geld tegenaan'. Zo werd er dus op dat niveau met geld gesmeten terwijl Amsterdam armlastig is. Ik denk daarom dat sociaal niet in die torens komt want uiteindelijk bepaalt geld wel degelijk hoe een plan wordt ingevuld."

Gentrificatie

De reden waarom de bewoners uit Venetië wegtrekken blijkt niet eens zozeer het toerisme te zijn, ook wel, maar vooral dat de huizen voor gewone mensen niet meer te betalen zijn. Voor hetzelfde geld koop je op het vaste land een veel grotere woning. Net als in Amsterdam zie je dus veel 'verdringing'.
Diepe zucht. Soeters noemt het boek Rotterdam van Arjan van Veelen, waarin de gentrificatie in Rotterdam wordt beschreven. "Hij vertelt hoe ingewikkeld het is als de rijken in volkswijken gaan wonen. Ik heb ook wel eens een stuk gelezen van een opbouwwerker in de Baarsjes. Die zei: 'Kijk, 'goedkoop' in de Baarsjes ziet elkaar in de moskee. Ze gaan eens per jaar op vakantie naar Marokko of Turkije. Hun kinderen zitten misschien op dezelfde school als die van de nieuwe, meer kapitaalkrachtige bewoners, maar ook daar hebben de ouders eigenlijk geen contact met elkaar, want die andere groep gaat drie keer per jaar op vakantie, op wintersport en naar de Middellandse Zee. En die zitten op sportclubs. Die twee groepen bewoners komen elkaar eigenlijk nauwelijks tegen.' Een andere deskundige schreef onlangs: 'Als je integratie wilt, moet je dat organiseren. Dat gaat niet vanzelf'. Ik geloof dat dat zo is, maar het is moeilijk. De kinderen uit zo'n buurt moeten naar dezelfde school, maar dat gebeurt vaak mondjesmaat. Ze fietsen liever helemaal naar de Montessorischool in Zuid."

Afb. 5 De Elfendansstraat in de Akbarbuurt. Verdichting van buurt op grond van een nieuw stedenbouwkundig plan

Maar wat moet er dan gebeuren?
"In de monocultuur van naoorlogse sociale woningbouw is het belangrijk om andersoortige woningen voor de midden- en vrije sector toe te voegen. Het succes van de Kolenkit- of Akbarbuurt is dat we daar in opdracht van de ongelofelijk bevlogen en gedreven Peter Visser van woningcorporatie Eigen Haard de grootschalige structuur van het AUP verkleind hebben (afb. 5). Door in plaats van twee nu drie stramienen te maken konden we grondgebonden woningen bouwen aan straten waar kinderen voor de deur kunnen spelen. In die woonstraatjes met maximaal contact tussen binnen en buiten gaan de mensen mengen. Ze zien elkaar voor hun eigen deur. De kinderen spelen met elkaar, volgen samen een opleiding en gaan samen aan het werk."

"Nadat liberale regeringen de corporaties hebben afgeknepen zijn beleggers en ontwikkelaars nu aan de beurt. Door verslechtering van de randvoorwaarden, voor een deel door toedoen van het regeringsbeleid, hebben ongeveer alle beleggers zich teruggetrokken. Voor hen kloppen de exploitatiesommen niet meer. In die calculaties speelt ook de grondprijs (gemeente) een belangrijke rol. Zowel in Amsterdam als in Utrecht ben ik vier tot vijf jaar bezig geweest met een groot en ingewikkeld stedenbouwkundig plan. Uiteindelijk waren we het dan eens over de inhoud daarvan, maar toen bleek dat er zo een fundamenteel verschil van mening was tussen de gemeente en de ontwikkelende partij over de grondprijzen, dat die plannen zijn stopgezet. Dus omdat ongeveer alle spelregels met elkaar conflicteren staat alles nu in de halt-modus. Het neoliberale beleid op het gebied van de woningbouw heeft eerst de corporaties gewurgd en is nu bezig de andere woningbouwproducenten en -investeerders dwars te zitten. Als hier beleid achter zou zitten, zouden er nu, voor het wegwerken van het tekort aan betaalbare woningen, vooral middelen voor de corporaties ter beschikking moeten worden gesteld en inderdaad is er vanuit Amsterdam een dergelijk dringend verzoek naar Den Haag gestuurd. Als je als minister beweert dat je voor het eind van dit decennium 900.000 woningen gaat bouwen, maar je hebt er zelf de ballen verstand van en je hebt een collega-minister die aan de knoppen van de belastingen draait, dan zou je toch tegen hem zeggen: 'Wij moeten eens even met alle betrokkenen om de tafel gaan zitten. Dan vragen we hen: wij hebben dit weliswaar beloofd, maar kunt u ons helpen? Wat moeten we doen om dit mogelijk te maken?' In plaats daarvan zijn er allemaal extra regels gekomen, die hooguit leiden tot herverdelen van het tekort terwijl de doelstelling het opheffen daarvan zou moeten zijn. Dat vind ik een kapitale blunder."

Afb. 3. Houthavens: zicht op de gevels van het Wiborgeiland en de Elseneurbrug (foto Roos Aldershoff)

Is dat de reden dat je bent gestopt?
"Dat is één van de redenen. Al mijn projecten werden onder deze omstandigheden stilgelegd. Grote woningbouwprojecten, 800 woningen hier, 500 woningen daar. 'We wachten even een half jaar.' Van mijn collega's hoor ik hetzelfde. Maar kort en goed denk ik dat de belangrijkste mogelijkheid voor het bouwen van 900.000 woningen is om dit (wijst op kaartje met een naoorlogse modernistische woonwijk) structureel te vervangen door dit (wijst op de historische stad). Die wijken moeten we verdichten, bouw wat tussen de bestaande bebouwing in of sloop die, behoud wat archetypische voorbeelden en maak goede stadswijken. Dat biedt de kans om heel veel verschillende woningen toe te voegen voor lage, midden- en hoge inkomens, waardoor je een gemixte stad krijgt. Maak een goed gedefinieerde openbare ruimte, waarin je ook voldoende plek reserveert voor parken en water. Kijk naar wat we in Holland Park hebben gedaan, daar is het watersysteem enorm uitgebreid. Dat heb ik vergroot door de blokken net als in Sluseholmen in het water te leggen. Daar wordt 's winters geschaatst. Ik heb er foto's van. De Houthavens idem dito (afb. 3 en 4). Hartstikke leuk. En dat verwacht je ook in Amsterdam."

Afb. 4. Houthavens: zicht richting Narva- eiland vanaf de Koningsbergenbrug (foto Roos Aldershoff)

Waarom wordt dat dan toch niet gedaan? Waar wijt je dat aan?

"Gebrek aan kennis. Natuurlijk is het belangrijk dat de verschillende delen van de stad eigen kenmerken hebben. Oost is anders dan Zuid, de Baarsjes anders dan Plan-Zuid. Die buurten hebben allemaal een eigen karakter. Maar die karakters worden bepaald door de bouwstijl, de kleur van de baksteen, kleine karakteristieken. De eis van herkenbaarheid geldt voor elke stadswijk, maar het is onzin om te zeggen dat iets totáál anders moet. Want de stad als geheel heeft ook een karakter en het continueren daarvan is belangrijk. Niet alleen omdat je het leuk vindt, maar ook omdat het anders lijkt alsof je zegt: wat geweest is, is waardeloos, wat we nu doen is fantastisch. Dan breng je je eigen geschiedenis om zeep."

Juliet Oldenburger

en Walther Schoonenberg

Voetnoten:
1. Walther Schoonenberg, 'Dichtheid is mogelijk zonder super-hoogbouw. Alternatief plan voor Sluisbuurt van Soeters' in: Binnenstad 280, maart/april 2017, Zie ook: Bernard Hulsman, 'Laagbouw is net zo eigentijds als hoogbouw', NRC 7 september 2017
2. Jaap Huisman, 'Provocerende woontorens bij Westerpark West doen niets voor de stad' in:
 Het Parool, 9 aug. 2023
3. Walther Schoonenberg. 'Interview met Sjoerd Soeters. Alternatief plan voor de Sluisbuurt' in: Binnenstad 281, mei/juni 2017

(Uit: Binnenstad 312, december 2023)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.