Schelpen zoeken in Amsterdam

Het stedelijk detail is een van de belangrijkste componenten van onze 'well-tempered environment', om een term van Reyner Banham te gebruiken. En aandacht voor een negentiende-eeuws detail is een staaltje van anti-canondenken dat momenteel hard nodig is. Die twee gecombineerd leiden in dit artikel tot de bestudering van een motief uit de neorenaissance - een stroming die onze straffe canondenkers steevast negeren -, namelijk de schelp. Meer speciaal de schelpconsole. Want bij de vele balkons, (hoek)erkers en andere uitsteeksels was dat een geliefd motief in de late negentiende eeuw.
Warmoesstraat 169 (Hotel Krasnapolsky)
Dam hoek Nieuwendijk

Meestal wordt de binnenkant van de schelp in gestileerde vorm gebruikt als versieringsmotief in een boogtrommel of een schelpfries, of, meer toepasselijk, boven een fonteintje of watertrap in een binnengang. en schelpen zijn, in combinatie met dolfijnen, grotwerk en vazen, ook nadrukkelijk aanwezig in fonteinen en cascades, zoals het Sarphatimonument in het Sarphatipark en de Neptunusfontein op Frankendael aan de Middenweg en bij tal van nu verdwenen Amsterdamse fonteinen. daar laten ze zowel hun binnenkant als hun buitenkant zien, bijvoorbeeld als schelpvormige schaal van een waterbassin. Schelpengrotten en -galerijen, die in de achttiende en negentiende eeuw populair waren op buitenplaatsen, zijn in de Amsterdamse binnentuinen nauwelijks te vinden, wat misschien vreemd is, want exotische wulken, zwaardschedes, kinkhoorns en dergelijke werden juist in Amsterdam druk verhandeld.

Kokkels

In de neorenaissance wordt de waaiervormige zeeschelp - onder meer de kokkel en de St. Jacobsschelp - veel gebruikt als console onder veelhoekige erkers en kleine halfronde of gebogen balkons. Echt constructief oogt dat meestal niet, maar sierlijk is het wel. Niet onbelangrijk in de renaissance: het geeft optische stabiliteit. Waar het modernisme en ook vaak de gotiek vooral belang hechten aan constructieve helderheid en daarbij optische instabiliteit, zoals ver uitstekende betonplaten of bewust wankel ogende gotische gewelven - zie bijvoorbeeld de koorsluiting van de Bovenkerk in Kampen - op de koop toe nemen, probeert de renaissance dat zoveel mogelijk te vermijden. Verticale lijnen worden altijd 'afgemaakt', pilasters worden gestut tot onder de cordonband of lijst waar ze op rusten, zodat die optisch niet 'doorbuigt'. Optische correcties werden trouwens al in de Oudheid veelvuldig toegepast.

Rokin 32
Leidsekade 105
Leidsekade 77

Zowel de klassieke neorenaissance, de meer eclectische 'moderne' renaissance en de Vlaams-Hollandse neorenaissance gebruikten tussen 1860 en 1910 de schelp als console onder een balkon of hoekerker. een vroeg voorbeeld, nog vrij simpel van vorm, is de schelp onder het halfronde balkon op de afgeronde hoek van de Geldersekade en de Oudezijds Kolk, een witgepleisterd pand (zie ook Binnenstad 248). de meeste consoles met schelpvormen dateren echter uit de jaren 1875-1895, de hoogtijdagen van de 'Oudhollandse renaissance', later Hollandse neorenaissance geheten. Bij halfronde of gebogen balkons en kleinere polygonale erkers gaat het daarbij vaak om zuivere, enkelvoudige schelpen, zoals bij het Hotel Krasnapolsky van G.B. Salm, Schippersgracht 16, Weteringschans 67-68, 91 (Ed. Cuypers) en 225 (A. Jacot), Rokin 32 (hoog in de gevel, architect A. Salm) en - zeer sierlijk - Leidsegracht 77 van G. van Arkel en W. Wilkens. Vaak ontspringen deze schelpen aan een leeuwenmascaron of een mannen- of vrouwenkopje boven een venster op de begane grond of eerste verdieping.

Bijzondere aandacht verdient het schelpje in de kroonlijst van het woonhuis Plantage Muidergracht 151. die is waarschijnlijk van metaal, zoals meerdere onderdelen, balken en ornamenten in deze gevel. Het balkonnetje in de topgevel dat hij ondersteunde is verdwenen, zoals vrijwel alles aan dit afgeta- kelde pand, dat geen schim meer is van zijn oorspronkelijke gedaante. De schelpconsole rijmde aardig met de schelp onder de sierlijke zinken vergaarbak met overstort aan het andere eind van de kroonlijst, maar die is enkele jaren geleden vervangen door een futloos modern exemplaar. Dergelijke vergaarbakken met schelpconsoles zijn nog hier en daar in de stad te bewonderen, onder meer aan het schoolgebouw Plantage Doklaan 8-12, waar een monsterkopje dienst doet als overstort.

Plantage Muidergracht 151
Roetersstraat

Polygonale erkers

Terug naar de erkers. Meer samengesteld, met een schelp die in- en uitzwenkende elementen (kelen) met elkaar verbindt, is de console onder een erker aan het huis Leidsekade 105, het vroegere Lido, nu Holland Casino. Ook Willemsparkweg 117 is daarvan een aardig voorbeeld. Grote hoekerkers van twee of drie verdiepingen rusten bijna altijd op forse samengestelde consoles, waarin de schelp alleen als basis dient of waarin schelpachtige vormen één van de horizontale zones vormen. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn de hoekerkers van de bouwblokken in de Roetersstraat van H.H. Baanders, de nummers 2 en 10. Ook W. Langhout verwerkte graag schelpen in zijn samengestelde consoles, zoals in de hoekerker van het voormalige Van Gend & Loospand aan de Dam (hoek Nieuwendijk) en het woonhuis Weesperzijde 70. Opvallend is dat in de enorme, overladen kraagstenen onder de hoekerkers van C.A. Bombach, zoals die aan het Gulden Hoofd aan het Rembrandtplein, geen enkele schelp voorkomt. Hoekerkers over drie verdiepingen zien we veel in de negentiende-eeuwse ring, maar de meeste daarvan zijn door verwaarlozing of renovatie met goedkope materialen zwaar toegetakeld en meestal van hun oorspronkelijke consoles en kraagstenen beroofd. een uitzondering is de erker op de hoek van de Ceintuurbaan en de Servaes Noutsstraat, die ook zijn schelp nog heeft.

Rechthoekige erkers

Falckstraat 31-33

Het was een uitdaging voor ontwerpers om een schelp onder een rechthoekige erker toe te passen. Dat dat nog niet meeviel laat een totaal mislukt exemplaar aan het Haarlemmerplein tegenover de Willemspoort zien. P.J.H. Cuypers, die het niet zo op schelpen had, ontwierp voor de rechthoekige hoekerker van de directeurswoning in de tuin van het Rijksmuseum een zware kraagsteen met een overdaad aan gebeeldhouwde vegetatie. De invloed daarvan op Berlage was groot. A.L. van Gendt ontwierp op de hoek van de Amstel en het Muntplein een kleine schelp onder de soffiet, maar combineerde die met griffioenconsoles op de hoeken, wat, ondanks het fraaie beeldhouwwerk, als geheel niet bepaald een wonder van eenvoud of dwingende logica is. Dat is wél de dubbele schelpvorm onder de rechthoekige erker van Falckstraat 31-33, een pandje dat behalve deze console verder geen pretenties heeft. Een sferische schelp, die op een voluutvormige sluitsteen rust, zwenkt eerst naar binnen om vervolgens via een contravorm een dunne schelpvormige waaier onder de rechthoekige erkerplaat te vormen. De ontwerper hiervan is niet bekend. Opvallend is dat I. Gosschalk het motief, dat waarschijnlijk uit de Vlaamse of Franse renaissance stamt, een tijdje later gebruikte in zijn fameuze hal van het station van Groningen, waar hij een halfrond gemetseld spiltrapje schraagt. Ook daar die combinatie van geslaagde lijnvoering, proportie en vooral: eenvoud. simpele zaken, maar daar draait het in de architectuur meestal om.

Wilfred van Leeuwen
Foto's: Wim Ruigrok

(Uit: Binnenstad 298, mei/jun. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.