Het Lutherhof, een Nederlands woonpalazzo

Aan het Staringplein in Amsterdam realiseerde de architect Dirk van Oort (1862-1933) in 1909
 het Lutherhof. Overduidelijk kende Van Oort zijn klassiekers: het werk van Berlage en Cuypers, maar de free-style van de Amsterdamse School diende zich al aan. De stijl is echter niet waardoor het Lutherhof nog steeds overtuigt. Van Oort etaleerde in het ontwerp van het Lutherhof zijn kennis van de typologie, in dit geval de typologie van het woonpalazzo. Als een beproefd alternatief voor hoogbouw en het bouwen in hoge dichtheid is de stedelijke kwaliteit daarvan actueel.
Afb. 1 Lutherhof aan het Staringplein. (Foto Roos Aldershoff)

Nog steeds brengen sommigen het actuele architectuurdebat terug tot de strijd tussen de modernisten en hun opponenten. Vincent van Rossem schreef in dit tijdschrift dat studenten aan de TU in Delft aangeleerd wordt het modernisme te omarmen. Toch is dat niet meer de dominante scope in de architectuur. Het besef dat het modernisme een beperkte canon biedt is inmiddels ook in Delft en op de andere architectuuropleidingen doorgedrongen. Al is het totaal onhelder wat nu de paradigma's zijn. Maar dat is minder van belang dan het probleem dat hierachter schuilgaat. Door de stijlkundige benadering van de architectuur worden gebouwen gereduceerd tot hun verschijningsvorm. Ook de actuele beeld- en beleveniscultuur versmalt het architectuurdebat weer tot een stijldiscussie, die in de negentiende eeuw begon toen ontwerp, theorie en historie binnen de architectuur steeds meer gescheiden domeinen werden.

De geschiedenis van het palazzotype illustreert deze problematiek. Rond 1909 was het palazzo een bekend Nederlands verschijnsel. Pas gediplomeerde architecten als W.M. Dudok, A. van der Steur jr. en H.P. Berlage voltooiden hun studie door een Grand Tour door Italië te maken. Zij namen het palazzotype mee terug om het te gebruiken in de institutionele architectuur, achtereenvolgens in het gemeentehuis van Hilversum, het Museum Boijmans in Rotterdam en het Haags Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum Den Haag). Net als in het alledaagse spraakgebruik verwijst het palazzo in het architectonische jargon naar imposante onderkomens voor de elite - niet naar massawoningbouw.

Er is weinig bekend over Van Oort. (1) Het ontwerp voor het Lutherhof overziend, moet hij het palazzotype echter goed bestudeerd hebben. Het Lutherhof volgt de eenvoudige opzet van het palazzo met een bouwmassa die een atrium omsluit (afb. 1). In tegenstelling tot de villa is het bepaald een introvert type. En in tegenstelling tot het conventionele rijtjeshuis leent het palazzo zich niet voor serieproductie.

Typologie van het palazzo
Afb. 2 Atrium of cortile van het Lutherhof (Foto Roos Aldershoff)

De typologie, hier begrepen in de letterlijke betekenis van de leer van de typen, laat de stijl en de verschijningsvorm voor wat zij zijn. Het atrium of 'cortile' heeft doorgaans een kubisch volume. Soms contrasteert die geometrie met de vorm van het bouwkavel, maar altijd zijn de plek en het formaat dwingend in de ruimtelijke en functionele organisatie van het palazzo. Vierkantrasters vormen de onderlegger voor de plaatsing van kolommen, die op hun beurt arcades vormen. De 'scala aperta' of de buitentrap, vertrekt vanuit het collectieve atrium. Dat is niet zomaar een trap; hij heeft een meer of minder ceremonieel karakter. In de stedelijke ruimte verschijnt het palazzo als een massa die duidelijk groter is dan het rijhuis. De toegang tot het atrium is de 'portone', de poort. Deze is groter dan de voordeur van een rijtjeshuis en onderstreept de collectieve status van het palazzo. Cruciaal in de ruimtelijke sequentie van de straat naar het woondomein is de 'androne': de ontvangst, die tussen de portone en het atrium ligt. Dit is een zelfstandige ruimte, benadrukt door een gewelf of een bijzonder plafond en door penanten of een boog die de ontvangst en het atrium scheidt. Vaak heeft de androne deuren die naar woningen, een dienstruimte of een beheerdersruimte voeren. Het renaissancepalazzo evolueerde na de renaissance tot het speculatieve woonpalazzo. Zo vormden de woonpalazzi de typologische bouwstenen van de groei van Napels in de achttiende eeuw. De scala aperta evolueerde van een lateraal gelegen statietrap naar de 'piano nobile' van de stadselite tot een weelderig trappenhuis aan de achterzijde van het atrium. De scala aperta verzelfstandigde zich tot een driedimensionaal object. (2) Daarentegen verloor de arcade haar betekenis als wacht- en pronkruimte en is deze in Napels hooguit rudimentair aanwezig. De achttiende-eeuwse palazzi San Felice (ontwerp Sebastiano Felice, 1726), Mastelloni en Costantino (beide naar ontwerp van Nicola Tagliacozzi Canale, midden achttiende eeuw) zijn bekende voorbeelden (afb. 3).

Het Lutherhof

Afb. 4 Opengewerkte projectie Lutherhof. De cijfers verwijzen naar afbeelding 5.

Het Lutherhof ligt aan de kop van een gesloten bouwblok. Van Oort vertaalde het palazzorepertoire (afb. 4 en 5) naar de opgave voor woningen voor alleenstaande vrouwen. De plattegrond is U-vormig. De hoofdentree ligt op de symmetrieas aan het Staringplein. Het ontwerp gaat uit van een atrium, dat Van Oort niet alleen gebruikte voor de ontsluiting van de woningen, maar - belangrijker - zich in zijn handen ook tot het brandpunt van het alledaagse wonen ontwikkelde. Het atrium heeft de restmaat die ontstaat als de woningdiepte van de kavelmaat wordt afgetrokken. Regelmatige kolommenrijen definiëren drie colonnades die het atrium begrenzen en refereren aan de geometrie van het Italiaanse atrium. Achterin het atrium voeren de noodzakelijke vluchttrappen van de colonnades naar een eenlaags paviljoen met badruimten, bergruimte en zelfs een lijkkamer. De voorgevel van het Lutherhof aan het Staringplein kreeg een grote portone, die aan weerszijden geflankeerd wordt door twee loopdeuren (afb. 6).

Afb. 
5 Repertoire palazzotype

Zonder twijfel zijn de androne en de scala aperta het resultaat van delicate ontwerpexperimenten. De poort en de twee loopdeuren leiden een zonering van een brede en twee smalle ruimten in. Twee kolommenrijen scheiden die ruimten (afb. 7). Dwars op de androne liggen de toegangen naar de beheerders- en de bestuurskamer. De aan het eind gelegen scala aperta vormt de drempel naar het atrium. Het is een complex trappenhuis met twee zijdelingse vluchten die op een enkele centrale vlucht op de symmetrieas van het gebouw uitkomt (afb. 8). Vooral in de scala aperta onttrekt het gebouw zich aan stijlkundige verwijzingen. Net als in Napels, maar niet precies zoals daar, is de scala aperta een verzelfstandigd object. De androne en de scala aperta zijn in ruimtelijk opzicht lyrisch, maar blijven in de materialisatie nuchter. Naar de inzichten van 1909 zijn de muren gemetseld met gangbare bakstenen, in steensverband, en vervolgens van betegelde lambriseringen en natuurstenen zitjes voorzien. Het is letterlijk een trappenhuis.

Duurzaamheid

Het Lutherhof blijkt prima aanpasbaar te zijn. De woningen voor de alleenstaande vrouwen waren klein en zijn soms twee aan twee samengevoegd. In de doodlopende delen van de colonnades zijn liften geplaatst en de zolder is verbouwd en geschikt gemaakt voor flats. Het tuinpaviljoen dient nu als fietsenstalling en gezamenlijke wasruimte. Tegenwoordig is het Lutherhof 'gender-neutraal'. De bewoners hebben de colonnades in bezit genomen door er zitjes, bloemen en planten neer te zetten.

Rijksmonument

In de realiteit van de toenmalige bouwcultuur is de typologie van het palazzo in het ontwerp opnieuw opgeladen. Zoals het palazzo in Italië per stad en per periode steeds andere uitingen kreeg, zo nuchter en vanzelfsprekend zette Van Oort het type in. Het is dan ook vooral in typologisch opzicht een ontwerp dat zich kritisch verhoudt tot de woningbouwproductie van 1909 en daarna. In Nederland is het Lutherhof het eerste en het laatste duidelijke voorbeeld van een woonpalazzo.

Na de oplevering schreef architect Jan Gratama een welwillende kritiek op het ontwerp, dat hij overigens typologisch categoriseert als een 'Hollandsche hofje'. (3)

In 2002 is het Lutherhof is in het Rijksmonumentenregister opgenomen. Recent publiceerde Willemijn Wilms Vloet in haar dissertatie twee ontwerptekeningen van het Lutherhof als voorbeeld van een 'voor hun tijd typerende hofjesplattegrond'. (4) Verder is het gebouw in de vakwereld nauwelijks opgemerkt en speelt het in de vakdiscussie geen rol. Helaas, want wat zou
er zijn gebeurd als de woningbouwcanon open had gestaan voor stedelijker woningtypen dan het rijtjeshuis, het galerijgebouw en de torenflat? Hoe zou de architectuurhistorie zijn gelopen als niet de Kiefhoek, de Bergpolderflat en de Victoriepleintoren de typologische maat der dingen in de woningbouw waren geweest, maar de lessen van exotische, complexe woonpalazzi zoals het Lutherhof ter harte waren genomen?

Hans van der Heijden

Hans van der Heijden (1963) is zelfstandig architect, criticus en honorair gasthoogleraar aan Liverpool University

Voetnoten

1. Een aanzet is gegeven in: Vincent van Rossem, 'Amsterdam 1900: Dirk van Oort (1862-1933)' in: Binnenstad 240.

2. Dirk De Meyer, Showpiece and Utility, Eighteenth-century Neapolitan Staircases; Gent 2017 en Dirk De Meyer, Showpiece and Utility, More Eighteenth-century Neapolitan Staircases, Gent 2018.

3. J. Gratama, 'Een diaconiehof te Amsterdam' in: Bouwkunst, 2e jrg., 1910, p. 1-16.

4. W. Wilms Vloet, Het hofje, Bouwsteen van de Hollandse stad 1400-2000, Nijmegen 2016, p. 125.

(Uit: Binnenstad 312, december 2023)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.